vrijdag 25 november 1994

Terreur van het energiebedrijf

Dit artikel verscheen eerder in het Maandblad Uitkeringsgerechtigden (MUG) van december 1994.

Mevrouw Stuger was in de zomer van 1992 op studiereis. Twee mensen pasten op haar huis, toen medewerkers van het Gemeente Energie Bedrijf (GEB) daar op bezoek kwamen. Door het slot van de kelderdeur te forceren kwamen ze bij de gasmeter. Samen met de elektriciteitsmeter werd deze in beslag genomen. Toen mevrouw Stuger thuiskwam, ging ze natuurlijk meteen informeren naar het waarom van deze inbreuk. Ze kreeg te horen dat ze een schuld bij het GEB had. Drie keer werd echter een ander bedrag genoemd, variërend van zes- tot achthonderd gulden. Aangezien ze al geruime tijd automatisch het maandelijkse bedrag overmaakte, begreep ze niet wanneer de schuld gemaakt was. Ze ontdekte dat ongeveer drie jaar daarvoor enkele malen geen overschrijving had plaats gevonden. Omdat ze in die tijd het minimumloon verdiende, bood ze aan om in termijnen de schuld af te lossen. Op een onbeschofte wijze werd door steeds dezelfde baliemedewerker duidelijk gemaakt, dat er geen betalingsregeling getroffen zou worden. Na de jaarlijkse afrekening bleek ze zelfs in totaal 1650 gulden te moeten betalen. Nadat een bemiddelingspoging door het Buro voor Rechtshulp mislukt was, nam mevrouw Stuger een advocaat van het advocatencollectief van de Staatsliedenbuurt in de arm. Een kort geding werd aangespannen en verloren. Volgens Zijlstra, GEB-medewerker, was er met de elektriciteitsmeter geknoeid. Mevrouw Stuger wist van niets. In november 1992 kreeg ze daarvoor een aparte nota van 1300 gulden voor ‘ongeregistreerd verbruik’.
In december betaalde ze ten einde raad de eerdere nota van 1650 gulden ineens. Dit was alleen mogelijk door de huur niet te betalen. In december ’92 werd haar huis opnieuw aangesloten, maar wel voor zeer korte duur. Toen ze op 7 april niet thuis was, sloot het GEB, door via de buren binnen te komen, de elektriciteit af. De reden: ze had zich niet gehouden aan de betalingsregeling. Terwijl mevrouw Stuger juist geen betalingsregeling mocht treffen. Bovendien werd er in een brief gedreigd met inbeslagneming van huisraad, als ze niet snel met die 1300 gulden op proppen zou komen.
Nadat ze drie maanden zonder licht had gezeten, besloot ze om officieel de elektriciteit af te zeggen. Het GEB bleef echter nota’s voor elektriciteit sturen. Volgens mevrouw Stuger heeft het GEB toen weer de elektriciteitsmeter in beslag genomen, de meterstand verkeerd afgelezen en een te hoge rekening gestuurd. Zij vroeg daarna aan gemeenteraadslid Leo Balai om in haar zaak te bemiddelen. Balai heeft toen contact opgenomen met Zijlstra van het GEB. De bemiddeling had geen effect. Al die tijd, dus sinds 1992, zegt mevrouw Stuger geregeld lastig te zijn gevallen door Zijlstra, die, samen met een ander, voor haar raam schreeuwde dat haar meters weggenomen zouden worden en dat er politie voor haar deur stond. Vervolgens spande het GEB een kort geding aan om in haar huis te kunnen komen. Volgens mevrouw Stuger was dit een proefproces om zo overal bij cliënten hun huizen te kunnen binnendringen. Ze verloor, en moest nog eens een bedrag van 1064,- betalen en het GEB binnenlaten. Uit betrouwbare bron had zij vernomen dat haar totale schuldbedrag inmiddels opgelopen zou zijn tot 5101 gulden, inclusief voorrijkosten, weghaalkosten van meters en boetes. Een volstrekt onmogelijk bedrag. Zij kreeg echter een rekening van 2650 gulden. Ze is nu bang dat ze straks nog een rekening krijgt van enkele duizenden guldens. Zelfs toen ze geen afnemer meer was van het GEB, bleef de terreur bestaan. Zo kreeg de buurvrouw bezoek van de ‘politie’ die de elektriciteitsmeter wilde bekijken, omdat ze elektriciteit aan mevrouw Stuger zou doorgeven. De buurvrouw kon daar een boete voor krijgen, aldus de ‘politie’.
Mevrouw Stuger vindt dat deze asociale praktijken publiekelijk moeten worden gemaakt. Ze roept de talloze mensen die door het GEB worden afgesloten op om zich niet te schamen, en naar buiten te treden. Geen bedrijf en zeker niet een NUTS heeft het recht om mensen zo te behandelen.
Dit bericht is geplaatst in Energiebedrijven. Bookmark de permalink. Be

donderdag 10 november 1994

Komitee Vrouwen en de Bijstand bestaat vijftien jaar


Op donderdag 10 november 1994 vierde het Komitee Vrouwen en de Bijstand haar vijftienjarig bestaan in het Vrouwenhuis. Van drie uur tot zeven uur waren alle kennissen en vriendinnen van het komitee welkom voor een hapje en een drankje. Er was een tentoonstelling ingericht over de vele aktiviteiten die het komitee in de afgelopen vijftien jaar heeft ontplooid, met foto's, affiches en pamfletten. Verder werden er toespraken gehouden door leden van het komitee. Anke van der Vliet gaf in haar toespraak een opsomming van de vele aktiviteiten in de afgelopen jaren. De meest recente aktiviteiten zijn naast deelname in allerlei overlegverbanden, zoals de clientenraad en het Komitee Amsterdam Tegen Verarming, de cursussen voor bijstandsvrouwen in samenwerking met DISK. Op deze cursussen leren bijstandsvrouwen oa de beginselen van de sociale zeker-heid in het algemeen en de bijstand in het bijzonder, terwijl wordt ingegaan op mogelijkheden om aan werk te komen. Voor vele vrouwen is deze cursus een belangrijke steun in de rug. Daarnaast was er een diskussiemiddag over fraude op donderdag 17 maart in het Vrouwenhuis. Op deze dag diskussieerden oa Hans Hofman, hoofd van de sociale recherche en Anke van der Vliet van het Komitee met bijstandsvrouwen over het gegraaf van sociale rechercheurs in het prive-leven van bijstandsvrou-wen. Voorzitster van het forum was Saar Boerlage. Naar aanlei-ding van deze dag werd op 10 november een brochure gepresenteerd: titel van de brochure: Verslag Fraude en de Bijstand.Wat is fraude en "oneigenlijk gebruik?". Wat mag juridisch welen niet?' Over tips, klachten en intimidatie. De brochure kan worden besteld bij het Komitee Vrouwen en de Bijstand, telefoon 020-6246666 of het Vrouwenhuis, telefoon 020-6252066._

PvdL

zaterdag 29 oktober 1994

Diskussiebijeenkomst zaterdag 29 oktober 1994 In de Blauwe Kapel in Utrecht georganiseerd door een interkerkelijke club voor ontwikkelingssamenwerking en DISK

Oude Engberink sprak over de divided cities, die overal in de wereld ontstaan, waar de scheidingsprocessen dezelfde kenmerken hebben en alleen kwantitatief een verschil is ten aanzien van de armoede. Deze divided cities concurreren met elkaar en hebben dezelfde antwoorden op de problematiek: grootschalige infra-structuur-projekten, om de investeerders en de gegoede meerderheid van de bevolking te lokken middels koopflats e.d, dus de mensen die het geld hebben. Ook de derde wereld steden doen dat.
Er zijn twee boeken verschenen met de titel 'divided cities'.

Het probleem is, dat we de gevangene zijn van ons eigen systeem. De steden moeten met elkaar concurreren, en kunnen niet een andere weg opgaan, door bijvoorbeeld een extra belasting op de grootschalige, kapitaal intensieve, hoogtechnologische industriën, omdat die dan naar een andere stad gaan.

Daarom benadrukt Pronk ook, dat er internationale samenwerking moet komen, waarbij als het ware een soort mondiale overheid gaat ontstaan middels netwerken, belastingen en overheidssteun, waarbij die ervoor zorgt, dat dit dilemma wordt doorbroken. Pronk heeft hier een analyse over.

Bij de nationale ekonomiën was het zo, dat een Keynesiaans beleid kon worden gevoerd, waarbij als het ware er een grens was aan de uitbuiting; deze grens werd bepaald door de noodzaak, een deel van het reserve leger in te zetten voor het produktieproces en op nationaal niveau te zorgen voor afzetmarkten.

Er hebben zich nu twee processen voltrokken: de mondialisering van de ekonomie en de ontwikkeling van de technologie. Dit heeft tot gevolg, dat arbeid relatief minder belangrijk is geworden ten opzichte van kapitaal en technologie. De ondernemers hebben minder belang of geen belang bij het in de perken houden van het ontstaan van een armoedig deel van de bevolking; zij zijn niet meer nodig, noch voor het produktieproces, noch voor de afzet van produkten, want de technologie en de mondialisering van de ekonomie heeft ervoor gezorgd, dat de produkten behalve in het eigen land net zo goed in Azie of Afrika afgezet kunnen worden. (Dus de teorien van het reserveleger en de afzetproblemen door overproduktie gelden niet meer). Dit betekent, dat de grenzen van de nationale ekonomiën zijn verlegd. Onze strategie moet zijn, om die grenzen weer dichterbij te brengen. Er is een wereldwijde markt, die expansief is.

 PvdL

maandag 25 juli 1994

Sollicitatieplicht voor ouderen

Dit artikel verscheen eerder in het Maandblad Uitkeringsgerechtigden (MUG) van juli/augustus 1994

Op het spreekuur van de WBVA kwamen ook deze maand weer mensen met verschillende problemen. Zo was er een cliënt van 59 jaar die een oproep van de Sociale Dienst kreeg om te praten over herintreding in het arbeidsproces. Of hij ook maar alle sollicitatiebewijzen, diploma’s en dergelijke wilde meenemen. Blijkbaar krijgen alle cliënten die bij dit rayonkantoor worden opgeroepen voor een Doelmatigheidsonderzoek een standaardbrief toegestuurd waarin de desbetreffende standaardinformatie wordt gevraagd, ook de cliënten ouder dan 57  jaar, of cliënten die ziek zijn. De man raakte behoorlijk in paniek, want hij solliciteerde allang niet meer, omdat hij in de veronderstelling was dat dit niet meer hoefde. Hij had toen hij 57 jaar werd ook een brief van het arbeidsbureau gekregen, waarin stond dat hij zou worden uitgeschreven omdat iemand die 57  jaar of ouder is geen sollicitatieplicht meer heeft. Voorzover wij weten geldt die regel nog steeds. Iemand van 57 jaar of ouder hoeft niet meer te solliciteren en dus ook geen sollicitatiebewijzen te tonen.
Bijverdiensten
In mei wordt weer het vakantiegeld uitbetaald. Vooral cliënten, die in 1993 bijverdiensten hebben gehad moeten goed uitrekenen of de berekening van het vakantiegeld van de Sociale Dienst wel klopt. Wanneer bijvoorbeeld bij free lancers over de bijverdiensten geen vakantiegeld is berekend, dient het totale bedrag aan vakantiegeld minimaal gelijk te zijn aan wat iemand in dezelfde situatie krijgt, die alleen een uitkering heeft gehad. Dus je hebt recht op een minimumbedrag aan vakantiegeld. Bij de berekening van het vakantiegeld worden nog wel eens fouten gemaakt, hetzij omdat de cliënt het werkbriefje verkeerd heeft ingevuld, hetzij omdat de Sociale Dienst het bedrag aan vakantiegeld verkeerd heeft berekend.
Piet van der Lende

vrijdag 1 juli 1994

IOAW voor een werkloze scheepsbouwer

Dit artikel verscheen als reactie op de rubriek 'De Gang van Zaken' in de MUG van juli/aug. 1994. Geschreven door een ex-scheepsbouwer.

Geachte redactie,

Naar aanleiding van uw oproep voor de rubriek 'Gang van zaken', wil ik het volgende kwijt.
Na een werkzaam leven in de scheepsbouw, stond ik in 1984 op straat wegens sluiting van de werf. Hierna trad de gewone regeling in werking, te weten: 26 weken WW en twee jaar WWV. Toen begon de lol pas goed. Ik moest een uitkering ingeval de IAOW aanvragen bij het toenmalige kantoor aan het Osdorpplein.
Aangezien mijn vrouw op dat moment 66 jaar was en een AOW-uitkering kreeg, met toeslag voor een jongere partner, was dat een probleem voor de GSD. Een half jaar en ettelijke brieven later was men eindelijk tot de slotsom gekomen dat de inkomens bruto berekend moesten worden.
Als je het netto berekent, is het AOW-bedrag namelijk net zo hoog als de IAOW uitkering. En aangezien de inkomsten van de partner gekort worden op de uitkering, zou ik geen uitkering mogen ontvangen. Bij een bruto-berekening zit er een verschil in de bedragen: nu krijg ik netto 257,- erbij.
Dit liep allemaal goed totdat deelraad De Baarsjes opgericht werd. Daar stopten ze meteen m'n uitkering met als reden dat de eindbedragen netto berekend moesten worden.
Ik heb toen de hulp van de rechtswinkel ingeroepen en ben een aantal procedures gestart, wat uiteindelijk resulteerde in mijn gelijk: de uitkering werd weer hersteld. Daarna bleek ik plotseling niet meer verzekerd te zijn bij het ziekenfonds. Dit bleek ook weer een vergissing en werd vervolgens hersteld. Alleen loop je wel weer voor niets naar het kantoor van het ziekenfonds en de GSD.
Verleden jaar is m'n inkomstenverklaring over April '92 bij de GSD zoek geraakt en werd de uitkering voor de zoveelste keer stopgezet. Ik had niet gezien dat ik me moest melden, dus moest ik opnieuw een uitkering aanvragen. Dat verzoek werd prompt afgewezen vanwege de inkomsten van mijn partner. Wéér naar rechtshulp en wéér moest de GSD het hoofd buigen. Men is daar erg hardleers na twee uitspraken van B&W inzake bruto/netto berekeningen.
Dus de uitkering werd weer hervat met dien verstande dat het vakantiegeld over 91/92 niet uitbetaald werd. Ze wilden eerst kijken of ik niet ten onrechte geld had ontvangen. Dat bleek dus niet het geval te zijn geweest. Anders had men dat namelijk al van m'n uitkering ingehouden.
Ik heb hierover gebeld, maar werd van hot naar haar gestuurd en niemand kon of wou iets zeggen. De directie van de GSD aangeschreven en die stuurde me door naar stadsdeel De Baarsjes. Die zonden mij drie maanden geleden een vragenformulier waarop ik de hen allang bekende gegevens moest invullen. Sindsdien hoor ik niets meer. Ik schreef vervolgens dat ik binnen veertien dagen een antwoord wilde hebben. Daarna zal ik zeker contact opnemen met de ombudsman en de cliëntenraad. Men denkt daar in De Baarsjes zeker dat ze alles kunnen doen wat ze willen.
Dit zijn mijn ervaringen met de GSD in De Baarsjes. Wat er nog in het vat zit weet ik niet, maar vanaf juli '94 ben ik AOW-er en gaat de vlag uit dat ik niets meer met hen te maken heb.

A. M. Sluyter

woensdag 25 mei 1994

Bijzondere bijstand voor duurzame gebruiksgoederen afgewezen. Vergoeding tandartskosten afgeschaft

Dit artikel verscheen eerder in het maandblad uitkeringsgerechtigden (MUG) van juni 1994.

Op het spreekuur van de Bijstandsbond kwam een bejaarde mevrouw, die bijzondere bijstand had aangevraagd voor een seniorenbed. Een andere bejaarde had bijzondere bijstand aangevraagd voor enkele eenmalige uitgaven, zoals de aanschaf van een nieuwe wasmachine, die ze van haar AOW niet kon betalen. In beide gevallen werd de aanvraag afgewezen.
Het blijkt in de praktijk nogal moeilijk bij de Sociale Dienst in Amsterdam bijzondere bijstand te verkrijgen voor dit soort uitgaven. Bij het aanvragen van bijzondere bijstand voor duurzame gebruiksgoederen gaat de Sociale Dienst er behoudens bijzondere situaties van uit, dat je dit uit je reguliere uitkering kunt betalen. Je wordt geacht circa 10 procent van je uitkering voor de vervanging van duurzame gebruiksgoederen te kunnen reserveren. In andere (rijkere) gemeenten is men vaak wat soepeler. Ongeveer een jaar geleden is er een verdere verslechtering van de regels voor bijzondere bijstand tot stand gekomen: tandartskosten, zoals de sanering van je gebit, die niet door het ziekenfonds werden betaald, werden eerst vergoed door de bijzondere bijstand. Dit is nu bijzonder moeilijk geworden en wordt in de meeste gevallen afgewezen. Ondanks de voorlichtingscampagne die de Sociale Dienst van Amsterdam enige tijd geleden organiseerde en ondanks het specifieke voorlichtingsproject waarbij bejaarden worden bezocht door banenpoolers, die hen wijzen op hun rechten, is de dienst dus niet bepaald soepel bij het verstrekken van bijzondere bijstand.
Een van de spreekuurmedewerksters van de Bijstandsbond kreeg bij telefonisch contact met de afdeling W.B.O. zelfs te horen: ,,Aanvragen voor bijzondere bijstand van bejaarden voor de aanschaf van duurzame gebruiksgoederen wijzen wij altijd af.” Dit wordt bevestigd door cijfers uit het jaarverslag van het voorlichtingsproject voor bejaarden (het zogenaamde BOB-project). In verreweg de meeste gevallen heeft de verstrekking van bijzondere bijstand aan bejaarden betrekking op de kosten van maatschappelijke zorg en medische dienstverlening, dus niet op de aanschaf van duurzame gebruiksgoederen.
Cliënten krijgen ook nogal eens te horen: ,,Gaat u maar naar de Gemeentelijke Kredietbank om een lening aan te vragen.” Ook komt het voor dat cliënten die om een formulier voor bijzondere bijstand vragen direct al te horen krijgen: ,,Daar komt u niet voor in aanmerking.” Toch altijd proberen want nee heb je en ja kun je krijgen! Bovendien is de ambtenaar verplicht je een formulier te verstrekken, zodat je een officiële aanvraag kunt indienen, en waarbij je tegen een beschikking waar een afwijzing in staat, in beroep kunt gaan. Tijdens een beroepsprocedure kun je de bijzondere omstandigheden die in jouw situatie van toepassing zijn nogmaals toelichten. Roep daarvoor de hulp in van bijvoorbeeld het Buro voor Rechtshulp.
In beroep gaan duurt lang maar het heeft zeker zin. In de top tien van de onderwerpen waarop de bezwaarschriften betrekking hebben heeft de afhandeling van aanvragen voor bijzondere bijstand de hoogste score. Het komt nogal eens voor, dat een cliënt bij een beroepsprocedure alsnog gelijk krijgt. Uit het verslag over 1992 van de afdeling bezwaar en beroep blijkt, dat cliënten over het algemeen (dus niet alleen bij het afwijzen van bijzondere bijstand) in 44 procent van de beroepsprocedures alsnog gelijk krijgen.
Tot slot: wanneer je voor een bepaalde uitgave bijzondere bijstand wilt aanvragen, betaal dan niet eerst, maar vraag een pro forma-nota waar op staat hoeveel het gaat kosten en ga daarmee naar de Sociale Dienst.
Piet van der Lende

zondag 24 april 1994

Stage in het buitenland en onderbreking uitkering leidt tot sanctie

Dit artikel verscheen eerder in de rubriek ‘de gang van zaken’ in het maandblad uitkeringsgerechtigden (MUG). mei 1994.

Op het spreekuur van de Bijstandsbond kwam iemand met het volgende probleem. De desbetreffende persoon had in het kader van een toegestane studie een stage gelopen in Afrika; daarvoor had ze de bijstandsuitkering opgezegd en van spaargeld geleefd. Ze had officieel aan de Sociale Dienst gemeld, dat ze naar Afrika ging. De Dienst had haar daarop een beschikking gestuurd, waarin stond dat de uitkering beëindigd was omdat ze zich in het buitenland vestigde. Noch mondeling noch schriftelijk werd haar gewezen op de eventuele akelige, hierna te noemen, gevolgen. Na de stage ging ze terug naar de Sociale Dienst. Ze kreeg daarop een beschikking, waarin een strafkorting werd gegeven gedurende twee maanden van 20 procent. ‘De reden voor de verlaging is, dat u in de periode voorafgaand aan de bijstandsaanvraag onvoldoende besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan hebt betoond’, aldus de beschikking. Het gedrag van de vrouw werd door de Sociale Dienst als verwijtbaar beschouwd. Daarna werd het formele wetsartikel genoemd waarop de beslissing was gebaseerd.
Naar aanleiding hiervan een opmerking: de vrouw heeft er blijk van gegeven dat ze met haar door de Dienst toegestane studie en de daarbij behorende stage, serieuze pogingen doet om uit de uitkering en aan betaald werk te komen. Het is dan ook de vraag of haar gedrag als verwijtbaar moet worden beschouwd.
Hierbij dient wel een kanttekening te worden geplaatst: je moet er te allen tijde blijk van geven beschikbaar te zijn voor de arbeidsmarkt, naar betaald werk blijven zoeken en ingeschreven blijven bij het arbeidsbureau. Krijg je bijvoorbeeld een erfenisje en leef je zo een tijdje van eigen geld, denk dan niet: ik heb nu geen uitkering, dus ik hoef ook niet aan de verplichtingen te voldoen. Dat is niet waar. De Sociale Dienst kan bij haar beoordeling van een nieuwe aanvraag meewegen wat de betrokken persoon in de periode voorafgaand aan de aanvraag heeft gedaan om aan werk te komen. Dat kan je een strafkorting opleveren omdat je bij het ontbreken van pogingen aan het werk te komen, blijk geeft van ‘onvoldoende besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan’. Win in dit soort gevallen advies in bij bijvoorbeeld het Buro voor Rechtshulp en ga in beroep.
Tweede opmerking: de beschikkingen van de Sociale Dienst zitten nogal eens krakkemikkig in elkaar. Zo wordt wel het formele wetsartikel vermeld waarop de beschikking is gebaseerd, maar er wordt vrijwel nooit ingegaan op de persoonlijke omstandigheden van een cliënt, die tot een bepaalde beschikking hebben geleid. Terwijl de beoordeling van die omstandigheden nu juist van het grootste belang is, bijvoorbeeld wanneer je in beroep wil gaan (dat geldt ook voor de hierboven genoemde situatie).
De directeur van de Sociale Dienst heeft tijdens een vergadering van de cliëntenraad toegezegd dat bij de invoering van het Nieuwe Uitkeringen Systeem (NUS) zal worden bekeken, of het mogelijk is om in beschikkingen wel in te gaan op de persoonlijke omstandigheden van de cliënt.
Piet van de Lende

zaterdag 23 april 1994

Discussie over de welvaartsstaat op de bijeenkomst van de Derde Kamer

In de fraktie van de "welvaartsstaat" diskussieerden de on­geveer 75 aanwezigen in de zaal met een forum, dat vooral bestond uit kritische vak­bondsleden en vertegenwoordi­gers van belangenorganisaties van uitkeringsgerechtigden. Bij de dis­kussie over de vijf stellingen onder voorzitterschap van Diny van Velthoven laaiden de emoties soms hoog op. Dit gebeurde vooral bij de tweede stel­ling: "de strijd voor een leef­baar milieu is niet te scheiden van de strijd voor sociale be­staanszekerheid en heeft daarom de hoogste priori­teit".

De eerste kategorie meningen valt te omschrijven als: een drastische versobering voor iedereen is noodzakelijk. Een van de aanwezigen liep tijdens de diskussie over deze stelling naar voren waarbij hij riep, dat ook de minima moeten inleve­ren voor het milieu omdat de mensen in de bij­stand in ons land tot de 2% rijksten van de wereld behoren. Als zij niet bereid zijn in te leveren, komt er van een recht­vaardige wereld en een schoon milieu nooit iets terecht.
Ook uit de enqueteformulieren blijkt, dat sommige aanwezigen de prioriteit bij het milieu legden. "Grondstoffen of schone lucht is op betekent uiteindelijk dat iedereen het loodje legt. Wij kunnen niet zonder milieu en belasting op kapitaal in plaats van op arbeid. Het milieu moet de randvoorwaarden bepalen want bereiken duurzaamheid is punt een". De aanwezigen die deze mening deelden vonden ook, dat er veel meer deeltijd­banen moesten komen, dus in feite arbeidstijdverkorting met evenredige inlevering van loon. Wel waren alle aanwezigen het erover eens, dat er geen geestdodend, vervuilend werk moest worden gecreeerd. Enkelen verbonden de prioriteit voor het milieu met persoon­lijke verantwoordelijkheid: ook de laagste inko­mensgroepen moeten inleveren, fundamentele veranderingen beginnen uitslui­tend bij je eigen consumptiegedrag. Uit­gaan­de van de persoonlijke verantwoordelijk­heid zeiden som­migen, dat we niet steeds kritiek moeten hebben op anderen, met name de vakbeweging, maar dat we onze eigen verantwoor­delijkheid moeten nemen. Niet de vakbeweging maar de consumen­ten spelen de belangrijkste rol door kritisch te consumeren.
Een van de voorstanders van drastische versobering bracht naar voren, dat hij een basisinkomen, voldoende om zelfstandig van te kunnen leven, a-sociaal vond. Ieder zelfstandig is niet alleen a-sociaal maar ook milieu-onvriendelijk (ieder een eigen auto, TV, vodeo, verwarming, huizen e.d.) Er moet in­tegendeel worden gestimuleerd, meer samen te wonen.

armoede is onrecht.

Tegenover de visie van versobering werd benadrukt, dat over­heid en werkgevers de milieuproblematiek trachten op te lossen door hoge milieuheffingen in te voeren in de vorm van indirek­te belastingen, die inkomensonafhankelijk zijn en dus oneven­redig zwaar drukken op de mensen met de laagste inkomens. De minima moeten zware miliueheffingen gaan betalen, waar ze in feite geen geld voor hebben. Ondertussen verandert er niets aan de produktiestructuur, dwz veel milieuvervuilende groot­schalige produktie blijft gewoon gehandhaafd, wordt alleen duurder. De afbraak van de verzor­gingsstaat en de bezuinigin­gen leiden tot een grotere armoede, zonder dat de problemen worden opgelost. De uitkeringsgerechtigden wordt helemaal niet gevraagd, wat voor ekonomie ze willen. De voorzitster conclu­deerde: het huidige milieubeleid gaat ten koste van de armen. De armoede in ons land neemt toe. De grenzen zijn al gepas­seerd. De minima kunnen niet meer inleveren. Zij worden be­schouwd als klaplopers op de maatschappij, die geen positieve bijdrage leveren, bijvoorbeeld door vrijwilligerswerk of huishoudelijke arbeid. Het is schanddalig, dat uit­keringsgerechtig­den steeds in het verdachtenbankje worden geplaatst en hun hele hebben en houden op tafel moeten leggen en vernederende controles moeten ondergaan om een minimale uitkering te krij­gen. De uitkeringsgerechtigden worden als minder-waardig beschouwd. In dit verband werd ook geprotes­teerd tegen de term "onderkant van de samenleving". We moeten benadrukken, dat uitkeringsgerechtigden volledige burgers zijn, het woord "onderkant" moeten we schrappen.

gezamenlijke standpunten

Er waren tijdens de diskussie verschillende pogingen, de bovengenoemde standpunten met elkaar te verenigen. De stelling zou in feite verkeerd zijn, omdat de strijd voor een schoon miliue en de bestrijding van armoede geen tegenstelling is. Een van de aanwezigen verwoordde het zo: "een leefbaar, sober inkomen moet genoeg zijn als het natuurlijke en sociale leef­milieu een hoge kwaliteit van leven daartegenover stelt. Bijstanders moeten worden ingezet voor zorg- en milieutaken maar daar moet geen slavenarbeid van gemaakt worden en het mag niet gebruikt worden om de lonen te drukken". Oook Raf janssen bracht naar voren, dat uitkeringsgerechtigden en milieuacti­visten zich niet tegen elkaar moeten laten uitspelen; onze huidige welvaartsstaat is niet te handhaven. In de concurren­tieslag om de wereldmarkt wordt steeds verder bezui­nigd, waarbij ervan wordt uitgegaan, dat de doelmatigheid van de samenleving gegarandeerd wordt door een zo onbelemmeerd moge­lijke werking van de vrije markt. Dit zou leiden tot her­stel/uitbreiding van ekonomische bedrijvigheid dat mensen bestaanszekerheid ver­schaft. Maar de huidige ekono­mie kan alleen gehandhaafd worden door wanorde in het arme zuiden, in de natuur en in toenemende mate ook in het rijke noorden. De vrije werking van het markt­mechanisme staat aller­minst garant voor een doelmatige verde­ling van schaarse midde­len.
De milieuproblematiek en de armoede dwingen ons, de fundamen­ten van het ekonomisch systeem en de verzorgignsstaat grondig te herzien. Er moeten nieuwe denkkaders komen om de maatschap­pelijke solidariteit zo vorm te geven, dat mensen perspectief voor de toekomst houden en leefmilieu en natuur in stand blij­ven. Bij deze herziening moet echter worden voorkomen, dat grote groepen mensen steeds verder in de armoede terechtkomen. Uitkeringsgerechtigden moeten niet worden gezien als achter­blijvers, maar als voorlopers, omdat zij experimenteren met andere opvattingen van arbeid dan de gangbare en omdat ze bijvoorbeeld veel erva­ring hebben met hergebruik van goederen.

andere punten

Tijdens de diskussie waren er verschillende punten, waar de aanwezigen het over eens waren. Wat betreft de positie van de vakbeweging: Een van de aanwezigen verwoordde het zo: "de vakbeweging is een onmisbare faktor in de strijd voor een betere samenleving, maar zij is niet de enige of de be­langrij­kste. De vakbewe­ging zal bovendien een diep­gaande metamorfose moeten ondergaan in de richting van een brede, politieke vakbeweging die maat­schappe­lijke verande­ringen ook daadwerke­lijk op de agenda zet".
Tijdens de diskussie werd daarbij gewezen op de noodzaak van een drastische herverdeling van betaalde en onbetaalde arbeid. Daarbij moet het bergip arbeid worden geherwaardeerd en op­nieuw ingevuld. Ook huishoudelijke arbeid van bijstandsvrouwen en vrijwilligerswerk moet worden erkend. Deze herwaardering van arbeid moet worden verbonden met een herinrichting van de sociale zekerheid. Dus afschaffing van sollicitatieplicht onder bepaalde voorwaarden of invoering van een basisinkomen. Over een basisinkomen was niet iedereen het echter eens.
Mijn conclusie luidt, dat de meeste aanwezigen het wel eens waren over de noodzaak van drastische veranderingen in de produktie en verdelingsstruktuur. Er werden verschillende creatieve voorstellen gedaan om de problemen tegemoet te tred­en, varierende van een ander belastingstelsel tot LETS-sys­temen. Er bestaan echter versc­hil­len van mening over de weg, waar­langs de doelstellin­gen moeten worden bereikt. 


Piet van der Lende.

Enkele indrukken van de diskussies op 23 april in De Derde Kamer.

In de vijfde sessie heeft Eise kalk het voorstel gedaan, in
Amsterdam een Derde Kamer te organiseren. Hierbij zouden ook
politici moeten worden uitgenodigd, en zou het onderwerp
"vrijwilligerswerk" moeten zijn. Hij deed een oproep om zo'n
Derde Kamer te organiseren. Verder verbond Ger Ramaekers
namens het PSUL de Derde Kamer met de buiten-parlementaire
enquete, die reeds in Limburg was georganiseerd. Jan Bosman
had geen duidelijke indruk van wie nu precies de bijeenkomst
had georganiseerd, wie erachter zaten, wie de initiatiefgroep
was, en dat het er toch om ging, het verzet te organiseren.
Het was geen interessante bijeenkomst om een artikel over te
schrijven. Verder zijn er geen voorstellen gekomen voor lokale
Derde Kamergroepen. Aan de ene kant zijn er veel mensen geko­men,
die de nota niet ontvangen hadden, en die zich niet
hadden opgegeven en die toch kwamen. (er waren zo'n 250 mensen)
De groep die zich wel had opgegeven en die de nota had gelezen
was kleiner dan verwacht qua opkomst. Saskia Poldervaart was
eerst enthousiast over het initiatief, maar later heel wat
minder, omdat er niet gepraat werd over de demokratie in het
huishouden. De pers heeft het geheel laten afweten. Er was
geen enkele krant aanwezig!!. Alleen KRO-radio en Eva Verstoep
van de NCRV waren aanwezig. De KRO-radio maakte er "een dag
met Hans Visser" van. (De bekende Nederlander). Het Parool
heeft mijn artikel niet geplaatst omdat men de informatie van
dergelijke "para-politieke organisaties" niet belangrijk
vindt.
Radiaal-linkse bladen hebben veel aandacht besteed aan het
initaitef. MUG, Konfrontatie, natuur en miliue, kleintje
muurkrant, NN, etc. Voor de bijeenkomst van 1 mei wil Assata
de vijfde nota van de initiatiefgroep integraal publiceren.

Aan het eind van de vijfde sessie heerste onduidelijkheid over
wat er nu verder moest gebeuren. Gerard zei, dat je eerst iets
moet neerzetten, voor je met een aktieorganisatie begint. Hij
is het dus eens met de bewuste vaagheid van het initiatief. De
RIA Dijkstra riep op tot bijeenkosmten over de invoering van
een basisinkomen in september en november. En vroeg iedereen,
daaraan mee te doen. Maar legde geen link naar de uitgangspun­ten
van de derde kamer. Brockhus van de sociale omroep neder­land
was er ook. Hij maakte reclame voor zijn initiatief, de
kritiek op de media. Verder de man in het rode jasje die
reclame maakte voor Solidair 93.

In de diskussie van de welvaartsstaat fractie werd er de
nadruk op gelegd, dat de armen geen geld hebben om
milieu­vriendelijk te leven, ze kunnen de duurdere produkten niet
kopen. Dit is ook de kritiek op de eco-tax, het is een indi­recte belasting,
die voor iedereen gelijk uitwerkt en dus
minder zwaar drukt op de hogere inkomens,
Er was een man die zei, dat de mensen in de bijstand tot de 2% rijksten van de
aardbol behoren en dat als zij niet bereid zijn in te leveren,
er nooit een milieuvriendelijke economie zal komen. Hij liep
kwaad weg, ondanks het pleidooi van Raf dat we ons niet tegen
elkaar moeten laten uitspelen, en dat het gaat om een ander
begrip van welvaart, waarmee de noodzaak om sober te leven
wordt verbonden met een fundamentele maatschappij kritiek.
Daarbij sluit je ook aan bij de initiatieven die er tegelij­kertijd bij armen zijn,
om anders te leven. We leven echter in een geldekonomie,
waarin je alleen kunt meekomen als je
veel geld hebt. In de mirgatiefractie werd gediskussieerd
over de quota, die in de TK alleen groen links wil, voordelen
zijn:

©je kunt er niet onder gaan zitten zoals nu

© je hebt geen paniekreacties als in een bepaalde maand toe­vallig
veel mensen naar Nederland komen.
Maar het gaat om mensen, niet om quota. Daarom een pleidooi
voor open grenzen. Hans Visser verbond de positie van de
minima in de oude wijken met de migratie.
Die uitkeringsge­rechtigden hebben de gevolgen van de migratie op hun bord
gekregen, dat is een feit waar je niet omheen kunt.

Zowel in de welvaartsstaatfractie als in de milieufractie werd
gediskussieerd over het begrip onafhankelijkheid.
In de mi­lieufractie werd gezegd, dat we politiek op wereldniveau
moeten denken en ekonomisch op regionaal niveau. Bij de eerste
stelling in de welvaartsstaatfractie werd bij het woordje
"onafhankelijkheid" gezegd, dat het ging om ekonomische onaf­hankelijkheid.
Er was een vrij zware delegatie van kerkelijke opbouwwerkers
aanwezig, die zich zowel met migratievraagstukken als met de
arme kant van nederland bezig houden.
Dit zijn twee speerpun­ten in progressief-kerkelijke kring.
Uit de vakbonden was bijna niemand aanwezig, uitgezonderd enkele mensen van het
blad solidariteit, die weinig aanhang hebben. Andere kritische
vakbondsgroepen waren er niet. (Of bestaan die niet?) Van
lokale werklozenorganisaties en andere uitkeringsgerechtigden­groepen
was ook niemand aanwezig, behalve uit Nijmegen en het
PSUL en Nanne de Jong van het Fries WAO-beraad.
Van de lande­lijke uitkeringsgerechtigdengroepen waren
verschillende verte­genwoordigers aanwezig, omdat ze voor de fractiediskussie
waren uitgenodighd. Van Groen Links waren weinig mensen aanwe­zig.
Wel Saar Boerlage, maar omdat ze van de
vereniging vrien­den van een basisinkomen is. Van de milieugroepen waren enkele
grote leiders (Juffermans) aanwezig, verder alleen kleine
kritische groepen, of mensen die in grotere milieuorganisaties
aan de rand staan. (Ook aktie Strohalm en van een boek over
alternatieve ekonomie).
Er bestaat bij de pers onbegrip voor het feit, dat we ons niet
tot de politici richten, en dat we onderling willen diskussie­ren over
hoe het verder moet. Dit onbegrip bestaat echter ook
bij enkele aanwezigen in de vijfde sessie. Ook werd gezegd,
dat het gaat om het verzet en konrete akties, en niet alleen
om studiedagen.
Jeroen Zonneveld zei, dat we beter bijeenkomsten met kleine
groepsdiskussies kunnen organiseren, en dan een bepaald onder­werp
helemaal uitmelken, in plaats van grote plenaire debatten
van grote groepen die dan een opppervlakkige diskussie voeren.
Mijn conclusie is, dat we misschien wel niet vaag genoeg zijn
geweest. de Notaas waren te voorbarig?.
Migrantengroepen waren niet aanwezig.  

Samenhang, samenwerking en stappen te behappen. Hadden we niet
moeten doen?

We hebben teveel hooi op onze vork genomen.
Vanuit de samen­hang nastreven hebben we teveel onderwerpen tegelijk aan de
orde gesteld voor 1 dag, zodat er oppervlakkig gediskussieerd
werd over een veelheid van onderwerpen. Waar al veel betere
analyses van gemaakt zijn. Bovendien kun je vanuit
afzonder­lijke bewegingen heel goed ook de samenhang in het oog houden.
De vaagheid die is ontstaan ontstond uit deze drie doelstel­lingen.
Wat wij eigenlijk wilden, was aan de orde stellen:
Waarom is er geen sterke oppositie tegen het falend regerings­beleid?
Waarom zit de politiek potdicht? Waarom leiden de
alternatieve analyses niet tot een andere politiek? hoe kunnen
we daadwerkelijk invloed uitoefenen? Wat is het organisatie­vraagstuk
van de sociale bewegingen? Hoe verhoudt zich de
onafhankelijkheid van sociale aktiegroepen zich tot het ge­heel?
Daarop werden in de verschillende diskussies
heel primi­tieve antwoorden gegeven. Daar ben ik wel van geschrokken. Nog
steeds is het demokratievraagstuk niet goed doordacht en
worden alleen klassieke antwoorden gegeven.
In de welvaarts­staatdiskussie kwam het woordje onafhankelijkheid naar voren.
Daarvan werd gezegd, dat het natuurlijk ging om ekonomische
zelfstandigheid. En in de milieudiskussie kwam het begrip
onafhankelijkeheid ook naar voren, waarbij werd gezegd, dat we
op mondiaal niveau in politiek opzicht naar een wereldregering
moeten streven, maar in ekonomisch opzicht naar regionalise­ring
van de ekonomie. Nou, dat is onzin, want wanneer lokale
gemeenschappen beslissen over bepaalde investeringen, dan is
dat een politieke beslissing. Ik moet er niet aandenken, dat
een wereldregering gaat bepalen, waar een bepaalde weg wordt
aangelegd.

We hadden ons misschien moeten beperken in de probleemstel­ling,
voor zo'n eerste bijeenkomst, en alleen over het organi­satievraagstuk
van sociale bewegingen en het vraagstuk van de
demokratische staat moeten diskussieren. Dan was er ook minder
onduidelijkheid ontstaan over plaats en functie van de Derde
Kamer. Wel of niet een alternatief regeerakkoord? Wel of geen
overkoepeling? Etc. Ik denk, dat we in de eerste drie nota's
weinig essentieels hebben toegevoegd aan de diskussie. Al is
het een goede samenvatting van de monialisering van de wereld­ekonomie
en haar gevolgen. Ook: Wat is er mis met de demokra­tie?
We hadden daarbij natuurlijk wel, zoals in de vijfde
nota, een algemene analyse kunnen opvoeren, maar beperkt.
We hadden toch over de stellingen van de vijfde nota moeten
diskussieren!. Wat waren die stellingen ook al weer?
Ik denk, dat de ineenstorting van de communistische staten met
meer te maken heeft dan alleen het einde van de ideologien,
maar dat hieruit een diep ingekankerd wantrouwen is ontstaan
voor sociale bewegingen die een radikaal alternatief aan de
orde willen stellen, hun demokratische gezindheid wordt in
twijfel getrokken. Dit blijkt ook uit de wantrouwende vragen
van Jan Bosman. Het is niet zozeer zo, dat de mensen onze
analyse niet delen, maar ze sluiten zich niet aan, omdat er
dat diep ingekankerde wantrouwen bestaat.

Van hieruit kun je ook het klassebegrip van het marxisme
bekritiseren. Het gaat er niet zozeer om, dat er nu twee
verschillende klassen zouden bestaan, maar dat daaruit de conclusie
wordt getrokken, dat de mensen die tot die klasse behoren een
historische opdracht hebben, om de gehele wereld te bevrijden,
en dat er een soort vindbaar algemeen klassebelang is, van
waaruit de wereld kan worden geregeerd.
En dat alle nationali­smen, of verzet van lokale gemeenschappen
moet worden be­schouwd als van voorbijgaande aard van mensen uit een vorige
maatschappijformatie, die hun klassebelang niet zien. Zo
simpel is het niet.

PvdL

dinsdag 15 maart 1994

De As 106- De pincode van Kropotkin. Rudolf de Jong. Samenvatting.


De ekonomische concurrentie tussen staten

Wat in Nederland aan ekonomie debatten wordt georganiseerd, is
eigenlijk geen debat. Omdat er geen voor- en tegenstanders
zijn. Het is eerder brainstormen van managers zonder brains
die voorwendsels zoeken om de concurrentiestormen die zij op
hun bedrijven zien afkomen af te wentelen, op hun arbeiders en
op de Nederlandse samenleving.

In het nummer van NRC-Handelsblad (15-3-1994) waarin ook het
platform globalisering van de ekonomie werd behandeld (Het
Koos Clinton debat) stond ook een interview met de amerikaan-
se ekonoom Paul Krupman. "Landen concurreren niet
met elkaar zoals bedrijven doen" luidde de kop. Krupman ver-
telde dat maar een gering percentage van de Amerikaanse markt
(10,6% van het bruto nationaal produkt werd geexporteerd 11,1%
werd geimporteerd) als wereldmarkt aangeduid kan worden. Voor
de Europese markt als geheel gold ongeveer hetzelfde. Toch
wordt er nog steeds druk gesproken over de goedkope arbeids-
krachten in Azie. Die maken de concurrentiepositie van de
Europese multinationals kapot. Daarom moeten wij geld geven
aan mensenrechtenorganisaties en strijdbare vakbewegingen
vanuit onze winsten hier om daar de lonen even hoog te krijgen
als hier.
Volgt betoog over het niet meenemen van de maatschappelijke
kosten bij Betuwelijn, HST en Schiphol. Fundamentele kritiek.
Sommige dingen zijn niet in geld uit te drukken, maar spelen
wel een rol bij de beslissingen. Niet de ekonomische markt
beslist over de investeringen, maar de politieke markt. Ontei-
gening bestaat, omdat sommige grondbezitters een monopoliepo-
sitie innemen. Het is dus niet waar, dat alle beslissingen in
de ekonomie op basis van kapitalistische principes worden
genomen. Zie ook Paul Juffermans beleidsmedewerker van de
Kleine Aarde: Volkskrant 22-11-1993. "De Betuwelijn is totaal
overbodig". Juffermans zegt, dat de markt juist wordt
ingeperkt. De beslissingen zijn genomen voor jaren, de consu-
ment heeft niets te vertellen. Hij wil uitbreiding van de
markt in plaats van beperking. Betoog, dat bij de auto er een
combinatie is van markt, distributie en monopolie. De Jong pleit
voor meer distributie van schaarse goederen als oplossing.

vrijdag 11 februari 1994

Diskussie over de toeslagen in de nieuwe bijstandswet

Krant voor Aktieve Baanlozen in Amsterdam februari 1994

Er heerst nog steeds verwarring over het bijstandsakkoord
tussen staatssecretaris Wallage en de gemeenten. Krijgen
alleenstaanden nu 70%?. Het DIVOSA-Bulletin het blad voor
directeuren van sociale diensten interpreteert het zo: "In het
debat stonden de politieke tegenstellingen over de 50 plus
variant (CDA) en de 70 min variant (PvdA) centraal. De PvdA
wilde in de wet vastgelegd zien dat mensen die genoegzaam
kunnen aantonen dat ze alleen wonen en de kosten niet met
anderen delen recht hebben op een toeslag van 20% bovenop de
basisnorm van 50%. Slechts in individuele gevallen zou van
deze richtlijn naar beneden kunnen worden afgeweken, vandaar de
70 min variant. De andere regeringspartij, het CDA, vertrok
vanuit de basisnorm van 50% en wilde meer vrijheid voor de
gemeenten om de toeslag tot 20% zelf aan te vullen. Tijdens
het debat ontstond een zekere consensus: voor de 'echt' al-
leenwonende alleenstaanden komt er een toeslag van 20%, maar
voor de andere alleenwonende kategorien met lagere kosten
krijgt de gemeente wel de vrijheid af te wijken. Dit betreft
bijvoorbeeld krakers en schoolverlaters.

PvdL

donderdag 20 januari 1994

Arbeidstijdverkorting geen wondermiddel

Gepubliceerd in Manifest, 27 januari 1994 en in Kabam december 1993. 

Het lijkt zo simpel: er is een grote werkloosheid. Als nu de werkenden hun werkweek verkorten tot 25 uur door het invoeren van deeltijdwerk of collectieve arbeidstijdverkorting (ATV), dan is er voor iedereen die kan werken ook betaald werk. In de praktijk is het niet zo simpel. Bij het aan­treden van het kabinet Lub­bers/Kok bestond er weer optimisme over de oplos­sing van de werkloosheid. De Banenpools en het Jeugd Werk Garantie Plan werden ingevoerd en de FNV kondigde tijdens een demonstratie op 8 oktober 1989 een offensief aan voor ATV. Maar in 1993 bereikte de werkloosheid een na-oorlogs record.

Aan het begin van de jaren tachtig werd de werkweek met enkele uren ingekort. Bovendien nam het aantal mensen dat in deeltijd werkte fors toe; in 1980 bestond de beroepsbevolking uit 5 miljoen personen, aan het einde van de jaren tachtig was dit aantal gestegen tot 6 miljoen, terwijl de hoeveelheid betaalde arbeid, uitgedrukt in arbeidsjaren, gelijk bleef. Er vond dus al een gigantische herverdeling van betaalde arbeid plaats. Deson­danks bleef de werkloosheid groot. In het voorjaar van 1989 kondigde Steke­len­burg van de FNV daarom een hernieuwd offensief aan voor verdere atv. Dit werd nog eens benadrukt tijdens een massa-demonstratie op 8 oktober. Stekelenburg zei, dat er een nieuw soort plan van de arbeid moest komen, met atv in grote stappen. Verder moest worden nagedacht over het financierings­vraagstuk, en allerlei randvoor­waarden, zoals kinderopvang, scholingsaanbod en winkelopeningstij­den. Ook zou een onderzoek moeten worden ingesteld naar de doorwwerking van atv op het belastingstelsel en de sociale zeker­heid. De FNV kondig­de aan, een breed draagvlak in de samenleving te zullen ontwikkelen voor verdere atv, waarbij ook zou worden samenge­werkt mnet groepen buiten de vakbeweging. Van al die plannen is weinig terecht gekomen. De inzet van de FNV bleek toch weer een atv in kleine stappen te zijn. Bij de cao-onderhandelingen voor 1990 vragen om een atv van een werkweek 38 naar 35 uur.

verdeeldheid

De verdeeldheid in de vakbeweging zelf was groot. De animo voor atv bleek bij de achterban van de FNV fors te zijn ge­daald. Men erkende, dat de atv in kleine stappen aan het begin van de jaren tachtig een remmende invloed had op de ontwikke­ling van de werkloosheid. Maar deze invloed was toch gering. Bij de bondsle­den werd atv bepaald door inleveren van loon, geen nieuwe kolle­ga's erbij en taakver­zwaring.  Door een te geringen herbezetting was de werkdruk toegenomen en werden soms onaangename werktijden ingevoerd. De atv bleek vooral een functie te hebben gehad voor het opvangen van reorganisaties en saneringen. Bovendien werd in veel gevallen gebruik gemaakt van uitzend- en oproepkrachten. Greetje Lubbi verwoordde in een reactie op de voorstellen van Stekelenburg deze kritiek, toen ze zei: de keuze voor atv in kleine stappen is een ver­keerde ge­weest. Werkgevers vulden de gaten in de produktie op door de band een tikje sneller te laten lopen en ze legden een lijst met oproepkrachten aan. Lubbi vond atv een onmisbaar element in een eerlijke herverdeling van betaalde en onbetaal­de arbeid. Maar volgens haar diende deze te worden gekoppeld aan de invoering van een basisinkomen. Pas dan zou de werk­loosheid sterk verminderen. Zij pleitte voor een 25 urige werkweek en het in grote stappen invoe­ren van een basisin­komen.
Ook Van der Weg van de Industriebond bleek tegen het atv-offen­sief van de centrale te zijn. Volgens hem wilde de ach­terban geen collectieve atv. Ook de ABVA-KABO zag niets in het atv-offensief. Van der Weg wilde een palet van maatregelen om de werkloosheid te bestrijden: VUT, scholingsverlof en eventu­eel in bepaalde bedrijven atv. De atv moest worden ingebed in de moge­lijkheden van de bedrijven. De Industriebond koos voor een beleid, dat werd toegepspitst op de wensen van de leden. Als de leden atv willen, prima, maar als ze iets anders willen moet het ook kunnen. Enerzijds sloot dit uitgangspunt aan bij de wensen van de achterban: atv als verbetering van de ar­beidsvoorwaarden werd zeer gewaardeerd. Bijvoorbeeld atv per dag in de vorm van roostervrije dagen. Daarnaast sloot het aan bij het standpunt van bijvoorbeeld leden met een laag inkomen, die bij atv met in ruil geringe looneisen of zelfs gedeelte­lijke inleve­ring van loon hun inkomen teveel zouden zien dalen. Anderzijds sloot het aan bij de wensen van de werkge­vers: zij willen alleen een flexibele atv, verschillend per bedrijf of zelfs afdeling, om zo atv te kunnen inpassen in een verdere flexibilisering van de arbeidsvoorwaar­den en de verde­re doorvoe­ring van reorganisa­ties in de produktie en opvoering van de werkdruk.

dilemma


Uit de reakties van de Industriebond blijkt, dat de vakbewe­ging bij de eisen voor atv in feite voor een probleem wordt geplaatst: ATV zonder invloed op het beleid van de werkgevers tav de herbe­zetting en dus het personeelsbeleid leidt slechts in beperkte mate tot een grotere verdeling van betaalde arbeid en daardoor vermindering van de werkloosheid. Daarnaast leidt het voor grote groepen werknemers tot verslechtering van de arbeidsvoorwaarden, juist in bedrijfstakken, waar de organisa­tiegraad laag is. Aan de andere kant is strijden voor meer zeggenschap over het investerings- en personeelsbeleid van werkgevers een moeilijk na te streven doel, waarbij dan ook weer het vraag­stuk van het corporatisme om de hoek komt kij­ken: in hoeverre willen de vakbonden- samen met werkgevers verantwoor­delijk zijn voor het bedrijfsbeleid?

PvdL