donderdag 15 juni 1995

Naturalisatie ingewikkeld geworden. Moeizame prcedures bij verkrijgen Nederlanderschap

Ook verschenen in het juli/augustus nummer van MUG, Maandblad voor uitkeringsgerechtigden in Amsterdam in de rubriek 'De gang van zaken'. 

Naturalisatie ingewikkeld geworden

Deze maand een stukje over de recente moeilijkheden die migranten ondervinden, wanneer ze Nederlander willen worden. Vroeger schreef je een brief aan de koningin, per adres ministerie van Justitie, waarin je motiveerde waarom je Nederlander wilde worden. Kopieën van verblijfsvergunning en een bewijs van het bevolkingsregister werden meegestuurd en enige tijd later was de zaak geregeld. Je moest voldoen aan de volgende voorwaarden: 18 jaar of ouder zijn, een vergunning voor verblijf voor onbepaalde tijd in Nederland, men moest tenminste 5 jaar in het koninkrijk woonachtig zijn en men moest ingeburgerd zijn in de Nederlandse samenleving.
Over de invulling van het begrip 'ingeburgerd zijn' werd niet moeilijk gedaan. Meestal was een schriftelijke afhandeling van een en ander voldoende. Niet wetende wat voor moeilijkheden wij zouden ondervinden, stuurde ik samen met de heer T. ook zo'n brief, gedateerd 28 januari 1994. Eind maart kregen wij een brief van het ministerie, dat de regels veranderd waren en nu de gemeenten waren belast met de uitvoering van naturalisatieverzoeken. Op 1 april 1994 kreeg de heer T. een brief van de gemeente, waarin werd meegedeeld, dat hij over twee maanden een brief zou krijgen met een uitnodiging voor de verdere afhandeling van het verzoek. Tevens werd het dossiernummer vermeld. Op 10 mei werd vervolgens een brief gestuurd, waarin werd gevraagd om zeer vele bescheiden, die vroeger niet hoefden te worden overlegd. Het zou een halve bladzijde vergen om alle bescheiden op te noemen. Er mochten alleen originele stukken mee worden genomen. De heer T. moest een afspraak maken en zijn vrouw en kinderen meenemen. Er diende een originele huwelijksakte en een originele geboorteakte te worden meegenomen. Indien deze niet in het Frans, Duits, Engels of Nederlands gesteld waren moesten ze vertaald worden door een beëdigd tolk-vertaler. Dat kost al een hoop geld.
Deze akten moesten vervolgens worden gelegaliseerd, dat wil zeggen het ministerie van Justitie moest verklaren dat de documenten en de handtekeningen daarop echt waren. Alvorens deze legalisatie kon plaatsvinden, moesten de documenten eerst worden gelegaliseerd door de autoriteiten van het land van herkomst. Alleen voor akten uit Marokko gold, dat zij ook mochten worden gelegaliseerd door de Marokkaanse autoriteiten in Nederland. Wij haalden opgelucht adem, want de heer T. is Marokkaan.
Bovendien kost naturalisatie plotseling 500,- aan leges. Mensen die dit niet kunnen betalen moeten een verklaring omtrent inkomen en (on)vermogen ophalen bij de sociale dienst. Daarvoor moeten alle financiële gegevens op een formulier worden ingevuld en bewijzen worden ingeleverd. Als de verklaring wordt afgegeven, kost naturalisatie de persoon in kwestie 125,-.
Wij lieten ons niet uit het veld slaan door de plotselinge bureaucratische moeilijkheden die opdoemden. Opgewekt ging de heer T, die al 25 jaar in Nederland woont, naar de Marokkaanse ambassade, waar hij een 'extrait d'acte de naissance' (geboortebewijs) liet maken. Dit werd ondertekend door de vice-consul. Vervolgens stuurden wij de stukken aangetekend naar het ministerie van Justitie. Wij kregen een maand later bericht dat de stukken niet konden worden gelegaliseerd, omdat zij ondertekend waren door de vice-consul. Het ministerie kan alleen van de consul zelf controleren of de handtekening echt is, en niet van anderen. Daarom kon legalisatie niet plaatsvinden. Zuchtend ging de heer T. terug naar het consulaat om terug te komen met de handtekening van de consul. Wij stuurden de papieren weer op (opnieuw aangetekend). Toen gebeurde er niets. Na twee maanden belden wij maar eens. Zouden wij mogen weten wat er met de papieren is gebeurd? 'Meneer, dat weten wij niet, wij sturen papieren die gelegaliseerd moeten worden meteen terug.' Maar hebt u dan geen registratiesysteem? 'Meneer, doet u nou niet zo moeilijk, u kunt het beste de papieren nogmaals insturen, dan krijgt u ze zo snel mogelijk terug.' Dat hebben wij gedaan, maar we zijn nu medio juni 1995 en we hebben nog geen antwoord ontvangen. Als het al lukt de gelegaliseerde papieren terug te krijgen, moeten we vervolgens met alle eventueel vertaalde stukken naar de gemeente. Daar volgt dan een gesprek. Waarover? Dat is ons nog niet duidelijk. Wel constateren we, dat door alle bureaucratische rompslomp het zeer moeilijk is geworden genaturaliseerd te worden tot Nederlander, ook al zijn in principe de voorwaarden die in het begin werden genoemd nog steeds van kracht.
Ook Nederlanders die in het buitenland geboren zijn ondervinden dergelijke moeilijkheden. Wanneer ze bijvoorbeeld weer in Nederland wonen en willen trouwen, alles goed gepland hebben, de trouwdag vastgesteld is, krijgt menigeen het bericht dat het huwelijk helaas voorlopig niet kan doorgaan, omdat de originele geboorteakte uit het land van herkomst moet worden overlegd. Vooral bij landen, waar geen geordende bevolkingsadministratie bestaat, is dit onmogelijk. En het duurt altijd erg lang voor alles in kannen en kruiken is. Bestanden worden gekoppeld, ze weten alles van je, maar toch wordt het steeds moeilijker om te bewijzen dat je bent wie je bent. Hoe kan dat?

Piet van der Lende

zaterdag 10 juni 1995

Uitkeringsgerechtigden - wie niet werkt, zal niet eten. Melkert en de 'derde sektor'

Solidariteit nr. 67, juni 1995, Melkert en de 'derde sektor' 1/2
http://www.solidariteit.nl/nummers/67/inhoud.html

De winsten stijgen, de ekonomie groeit, maar de werkloosheid blijft toenemen.
Minister Melkert wil als oplossing voor de werkloosheid een soort 'derde sektor' kreëren - naast de markt- enpublieke sektor - waarin langdurig kansen meer hebben op de reguliere arbeidsmarkt. De manier waarop deze derde sektor wordt gefinancierd, betekent een verdere afbraak van de sociale zekerheid en heeft verdringing van bestaande, betaalde arbeid tot gevolg.

ER ZIJN IN NEDERLAND ongeveer 1,2 miljoen mensen die betaald werk zoeken. Daarvan hebben ongeveer 800.000 een werkloosheidsuitkering (RWW, WW of een wachtgeldregeling). Onder die
werklozen doet zich een ontwikkeling voor die kan worden geï llustreerd aan de situatie in Amsterdam. Het aantal bi jstandsgerechtigden is in Amsterdam de afgelopen vijf jaar gelijk gebleven. Het zijn er ongeveer
70.000, onder wie 40.000 RWW-ers. Het aantal RWW-ers is gedaald, terwijl het aantal ABW-ers zonder sollicitatieplicht is toegenomen. Overigens staat tegenover de daling van het aantal RWW-ers een stijging
van het aantal WW-ers. Welke konklusie kan uit deze gegevens worden getrokken?

Wegzakken in de armoede

De bijstand is steeds meer een laatste toevlucht voor uitkeringsgerechtigden die ook bij toenemende werkgelegenheid aangewezen zullen blijven op de bijstand. Te denken valt aan oudere migranten met
onvolledige AOW-rechten, oudere kleine zelfstandigen die het niet volhouden tegen Dirk van den Broek, arbeidsongeschikte alleenstaanden die hun WAO zijn kwijtgeraakt, langdurig werklozen die door leeftijd
en andere oorzaken niet kunnen voldoen aan de eisen van de werkgevers. Een recent rapport van het Komitee Amsterdam Tegen Verarming toont aan dat uitkeringsgerechtigden en werkenden met een minimuminkomenlangzaam maar zeker verder wegzakken in de armoede. Niet alleen zijn de uitkeringen
te laag, ook allerlei voorzieningen en hulpverleningsinstellingen verdwi jnen of zitten tot over hun oren in het werk, zodat er lange wachtli jsten bestaan. Het aantal mensen met schulden neemt toe en zij kunnen niet meer worden geholpen.
Hulpverleningskanalen slibben dicht. Een apart vraagstuk is daarbij de toegankelijkheid van de Sociale Dienst. Deze instelling is telefonies moeili jk bereikbaar, er heerst een organisatoriese chaos, er worden veel
fouten gemaakt, en alleen mensen met mediese problemen of grote schulden komen nog in aanmerking voor 'bijzondere bijstand'.

Tussensektor

Ekonomies gezien gaat het op dit moment goed. De winsten stijgen, de hele ekonomie groeit, ook de export. Maar de werkloosheid blijft onveranderlijk hoog. De kranten staan vol met verhalen over wat we aanmoeten
met deze 'baanloze groei' en met de uitkeringsgerechtigden die hoe dan ook nooit meer zullen werken. Minister Melkert wil het volgende.
In de eerste plaats meer additionele arbeid, dus 'Melkert-banen', banenpools, Jeugdwerkgarantieplan,
WSW, dienstencheques enzovoort. Van die Melkert-banen worden er voor lopig 40.000 gemaakt. Daarnaast krijgen gemeenten de gelegenheid verder met de inzet van uitkeringsgelden te experimenteren. En tenslotte wil Melkert het werken met behoud van uitkering, het zogenaamde verplichte vrijwilligerswerk. De
Minister heeft grootse plannen met deze drie speerpunten van zijn beleid. Hij gaat ervan uit dat er in de toekomst drie arbeidsmarkten zullen zijn. Eén voor de publieke sektor, één in de marktsektor en een soor t
tussensektor, waar langdurig werklozen en andere kanslozen in te werk worden gesteld.
Hij ziet deze derde arbeidsmarkt als een aanvulling op de andere twee. De derde sektor zal volgens hem in de toekomst fors worden uitgebreid en zal ook op langere termijn blijven bestaan. Melkert zegt: 'We
hebben de lonen gematigd, de overheidsuitgaven verminderd en de loonkosten voor de werkgevers verlaagd, maar we moeten erkennen dat de markt toch onvoldoende in staat is voldoende werk te kreëren.' Daarom die derde arbeidsmarkt. Er kan arbeid in worden verricht die gedeeltelijk wel geld opbrengt, maar op deze arbeidsmarkt is de prijs van de arbeid te hoog om zichzelf geheel terug te verdienen. Daarom is ook op de langere termijn subsidiëring van banen in deze sektor, onder andere door de inzet van uitkeringsgelden, noodzakeli jk.

Bezuinigingen

Hoe wordt deze derde sektor gefinancierd? Er staan, na de afbraak van de WAO, nieuwe forse bezuinigingen op stapel. Op de bijstand: 580 mi ljoen, op de arbeidsbemiddeling 200 miljoen. Wat de arbeidsbemiddeling betreft, wordt dus geld weggehaald bij bemiddeling naar de reguliere arbeidsmarkt.
Dat wordt ingezet voor de derde sektor. Verder wordt geld weggehaald bij mensen die nooit meer zullen werken. Wat de bijstand betreft, is een ontwikkeling te zien van verruiming van de beleidsvrijheid van de
gemeenten. Zij mogen toeslagen gaan geven op een basisuitkering van 50 procent. Alleen samenwonenden en 'echte' alleenstaanden krijgen een toeslag. Dit betekent dat om de bezuinigingen te halen, 40 procent van de bijstandsgerechtigden met een verlaging van de uitkering te maken krijgt die varieert van 10 tot 20 procent. In Amsterdam bijvoorbeeld zullen alle bewoners van gelegaliseerde kraakpanden die juridiese konstrukties hebben bedacht om aangemerkt te worden als alleenstaande met 70 procent van het
minimumloon, teruggezet worden naar 50 procent van het minimumloon.
Het is duidelijk wat de gevolgen zullen zijn van dit beleid. Nu is het aantal banen in de derde sektor nog beperkt, maar in de toekomst, wanneer volgens de plannen deze sektor zal worden uitgebreid, zal op de één
of andere manier steeds meer arbeid uit de publieke en marktsektor worden weggezogen. In deze derde sektor worden migranten, oudere bijstandsvrouwen, gedeeltelijk arbeidsongeschikten en anderen te werk gesteld. Dit in ruil voor de bijstandsuitkering of een minimaal loon, zonder goede sekundaire arbeidsvoorwaarden en zonder dat er voor hen hoop is op doorstroming naar de reguliere arbeidsmarkt. En het Rijk kan niet meer op dit beleid worden aangesproken, want het zijn de gemeenten die een grote beleidsvrijheid krijgen om wel of geen toeslagen te geven in het kader van de bijstandswet, regels te stellen voor werken met behoud van uitkering enzovoort.
De VNG, de Vereniging van Nederlandse Gemeenten, heeft altijd op deze beleidsvrijheid aangedrongen. Vele gemeentelijke bestuurders staan al te trappelen om de wegbezuinigde buurtwerkers, buurtkonciërges,
kondukteurs en andere overheidsfunktionarissen weer terug te halen, maar nu op basis van de uitgangspunten van de derde sektor.

Afschaffing sollicitatieplicht

Wat moet er gebeuren? Het li jkt me dat de vakbonden, sterker dan tot nu toe, op landeli jk nivo moeten eisen dat er grenzen worden gesteld aan de grootte van deze derde sektor. Daarnaast moet er worden geëist dat de 'additionele arbeid' niet leidt tot verdringing van bestaande, betaalde arbeid. En ten slotte kunnen de
vakbonden zich ervoor inzetten dat de banen in de derde sektor omgezet worden in echte banen. Dit zal echter vooral moeten gebeuren door het organiseren van mensen die in de deze sektor werkzaam zijn. De tram kondukteurs in Amsterdam hebben al laten zien wat op dit punt de mogeli jkheden zijn.
Dit blijven echter defensieve eisen. Naast arbeidstijdverkorting met behoud van loon zijn de direkte belangen van de (langdurige) werklozen minstens even belangrijk. Zij mogen niet gedwongen worden baantjes te aksepteren in de derde sektor die ze niet willen. Daarom en dat is overigens ook het officiële standpunt van de FNV, zal er moeten worden uitgegaan van wat de werkloze zelf wil. Hij/zij moet een bepaalde keuzevrijheid hebben bij het kiezen van het werk dat hij/zi j wil doen. Daar hoort geen dwang bij op basis van sankties.
De Werklozen Belangen Vereniging Amsterdam (WBVA) gaat nog een stap verder. Wij willen voorzieningen en afschaffing van de sollicitatieplicht voor deze groep, zoals in het verleden de 'projekten mensen zonder werk'.
Wanneer de vakbonden hun doelstelling willen waarmaken, namelijk dat ze zowel voor de werkenden als de uitkeringsgerechtigden willen opkomen, zullen ze zich feller moeten verzetten tegen de steeds strakkere
koppeling van inkomen aan werk.

Werken voor uitkering

Door deze koppeling doet zich bij de kreatie van de derde sektor een ontwikkeling voor die een nieuwe stap is op weg naar afbraak van de sociale zekerheid. Oorspronkelijk was de bijstand bedoeld voor diegenen die niet via betaalde arbeid in hun inkomen konden voorzien. Nu is er een eis bij gekomen, namelijk datje in ruil voor je uitkering arbeid in de derde sektor moet verrichten. Dan pas heb je recht op een inkomen. De mensen die nog kunnen werken, krijgen een toeslag, zodat ze uitkomen op een ui tkering die geli jk is aan het huidige minimum. Een gedeelte van degenen die niet kunnen werken, krijgt niets, dat wil zeggen uitsluitend de uitgeklede bijstandsuitkering. Hoe de rijksoverheid additionele arbeid financiert, heb ik hiervoor al genoemd. Ook in Amsterdam zie je dat de bijzondere bijstand en andere gemeentelijke middelen, die ook bedoeld zijn voor groepen die niet kunnen werken, in toenemende mate worden ingezet om werk in de derde sektor te
scheppen. De gemeente trekt voor dit beleid 100 miljoen ui t in de komende vier jaar.
Voor het 'minimabeleid' dat ook ten goede komt aan groepen die niet meer hoeven of kunnen werken, wordt geen geld uitgetrokken. Sterker nog, potjes die ook voor deze groepen bestemd zijn, worden steeds meer gebruikt voor het werkgelegenheidsbeleid. De gedachte dat je pas een uitkering krijgt als je er arbeid voor verricht, doet in het kader van het bezuinigingsbeleid het aloude adagium weer een stukje dichterbij komen: wie niet werkt, en dus niet nuttig is voor het kapitalisme, zal ook niet eten.

Piet van der Lende
(WBVA)