Zie ook voorwaarden voor verzet van uitkeringsgerechtigden
De eerste stelling die ik poneer is dat collectieve acties qua opkomst succesvol zijn wanneer er haalbare eisen en doelen gesteld worden. Haalbaarheid heeft dan geen betrekking op meer of minder radikaal maar op de kans, dat de gestelde doelen ook gerealiseerd kunnen worden. Dat kunnen ook radikale doelen zijn. Bijvoorbeeld revoluties. Mensen komen in beweging, als ze denken, het zou kunnen helpen als ik ook laat zien dat ik het niet pik of dat ik wat anders wil samen met anderen. Wanneer de organisatoren van een collectieve actie doelen en eisen stellen, waarvan van te voren duidelijk is dat niets ervan gerealiseerd zal worden, bijvoorbeeld omdat de tegenstander die de eisen moet inwilligen een gesloten blok vormt waarin ogenschijnlijk of werkelijk geen beweging zit, dan zullen mensen voor die actie niet de straat op gaan.
De eerste stelling die ik poneer is dat collectieve acties qua opkomst succesvol zijn wanneer er haalbare eisen en doelen gesteld worden. Haalbaarheid heeft dan geen betrekking op meer of minder radikaal maar op de kans, dat de gestelde doelen ook gerealiseerd kunnen worden. Dat kunnen ook radikale doelen zijn. Bijvoorbeeld revoluties. Mensen komen in beweging, als ze denken, het zou kunnen helpen als ik ook laat zien dat ik het niet pik of dat ik wat anders wil samen met anderen. Wanneer de organisatoren van een collectieve actie doelen en eisen stellen, waarvan van te voren duidelijk is dat niets ervan gerealiseerd zal worden, bijvoorbeeld omdat de tegenstander die de eisen moet inwilligen een gesloten blok vormt waarin ogenschijnlijk of werkelijk geen beweging zit, dan zullen mensen voor die actie niet de straat op gaan.
Dit is de reden voor het
onderscheid tussen werkenden, die wel georganiseerd zijn in de vakbonden en
uitkeringsgerechtigden waarvan bepaalde groepen dat niet zijn. De werkenden
hebben de mogelijkheid middels stakingen een individuele werkgever of bedrijf
onder druk te zetten en de kans dat de werkgever op zijn minst een deel van de
eisen moet inwilligen is vrij groot. Wel is dit weer van verschillende factoren
afhankelijk, bijvoorbeeld of we in een opgaande conjunctuur zitten of in een
economische crisis, en of de werkgever cq het bedrijf ruime winstmarges heeft
of juist niet, en of er een moordende concurrentie is met smalle winstmarges,
met andere woorden wat de bewegingsruimte van de werkgever is. De stelling zou
dan moeten luiden dat in een opgaande conjunctuur meer stakingen voorkomen dan
in een neergaande.
Werknemers die zich op een bepaalde werkgever richten hebben
ook het voordeel, dat de werkgever tamelijk autonoom is in zijn beslissingen. Zodra hij voor zijn beslissingen afhankelijk is van een veelheid van
personen of instanties, zal hij zich onbeweeglijker tonen. De werknemers hebben
ook het voordeel dat ze maar in beperkte mate rekening hoeven te houden met
verdeeldheden cq opdelingen van de arbeidersklasse. Ze kunnen zich met
hun collectieve actie richten op een specifieke doelgroep, die meer eenduidige belangen
heeft en meningen. Ze hoeven zich niets aan te trekken van de meningen van
werknemers in andere bedrijven. Voor de mobilisatie kunnen de vakbonden de werknemers
gemakkelijk benaderen, bijvoorbeeld door bij een vestiging van het bedrijf bij
de poort te gaan staan en een oproep te doen voor een bijeenkomst. De
werknemers komen collectief bij elkaar in een gebouw (De fabriek) Het is voor
de werkgever moeilijker een verdeel en heers politiek te voeren door groepen
met verschillende meningen tegen elkaar uit te spelen. Daardoor kunnen ze in
hun collectieve actie ook specifiek op de doelgroiep betrekking hebbende eisen
stellen.
Wanneer uitkeringsgerechtigden daarentegen collectief actie willen voeren
hebben ze die voordelen niet. Wanneer zij voor hun belangen willen opkomen,
moeten ze zich op de politiek richten want hun regelingen waaraan zij
onderhevig zijn worden door de politiek bepaald. Regering en parlement en
gemeenteraad en het college van B en W zijn echter veel moeilijker te
beinvloeden. Er is een veelheid van partijen (gemeenteraad, college, de
bureaucratie, andere lobbygroepen) die invloed uitoefent op het resultaat, dus
op bepaalde beslissingen. Dit gebeurt via ingewikkelde officiele procedures,
maar ook in de wandelgangen, via informele wegen, waar je niet zo snel zicht op
hebt. Bovendien zijn de besluitvormingsprocedures langdurig en slepend en
omslachtig. Bureaucratische wetmatigheden spelen een grotere rol, omdat de
bestuurders afhankelijk zijn zowel voor hun informatievoorziening als voor de
analyse van de situatie en voor beleidsnota’ s met voorstellen van de
bureaucratische instellingen die een niet zo sterke bestuurder anders dan bij een
werkgever die eigenaar is van een bedrijf kan ‘overrulen’. De bureacratien hebben bij de staat meer indirecte
beslissingsmacht.
Bovendien moet je voor bepaalde eisen een algemene mobilisatie uitvoeren, waarbij
je rekening moet houden met een veelheid aan posities en belangen en de mensen
die je wilt benaderen komen niet samen op een bepaalde plaats. Dit alles maakt
de haalbaarheid van gestelde eisen en doelen geringer en dus de
mobilisatiekracht.
Je moet denk ik wel een
onderscheid maken tussen mobilisatiekracht, en de kans dat mensen voor een
collectieve actie de straat op gaan en meedoen en anderzijds de redenen dat
mensen lid worden van een belangenorganisatie. Dat zijn twee verschillende
dingen. Bij wel of niet lid worden speelt bijvoorbeeld traditie (ik ben altijd
lid gweest,m en mijn vader ook) en persoonlijke belangen, of het lidmaatschap als
een soort individuele verzekering. Dit speelt bij een specifieke collectieve
actie en bijvoorbeeld een demonstratie geen rol of minder. Anders kan ik niet
verklaren, waarom bijvoorbeeld de werklozen en bijstandsgerechtigden niet in de
vakbonden georganiseerd zijn en de WAO-ers wel. De laatste groep heeft
gedurende een lange periode als werkende de kracht van de vakbonden persoonlijk
ervaren, en leeft bv in de VUT van de resultaten die bij de onderhandelingen
zijn binnengehaald. Bij werklozen en bijstandsgerechtigden is dat niet.
Bondgenoten had enige jaren geleden in de regio West Nederland hooguit 1500
leden die als werkloos geregistreerd stonden en dan was het ook nog een vervuild bestand met veel VUTers.
Hoe valt de anders
globaliseringsbeweging cq de eerste demonstratie van de Euromarsen in dit geheel in te
passen? Deze bewegingen hadden verregaande eisen, over de hervorming van de
maatschappij, waarvan je zou kunnen veronderstellen dat ze absoluut niet
haalbaar zouden zijn tegenover de grootmachten van de wereld, de G8 etc, en
toch gingen honderdduizenden de straat op. Waarbij allerlei verdeeldheden op
het vlak van indeling in groepen en inhoudelijke verdeeldheden werden
doorbroken. Als ik dit wil verklaren denk ik dat ik mijn analyse van wanneer
mensen de straat opgaan of bijeenkomsten bezoeken moet aanvullen met:
collectieve actie voeren kan ook een individuele manier van leven zijn. Het
samenkomen met anderen, je idealen beleven met anderen, bier drinken in een
kroeg en tegelijkertijd politieke discussies voeren, naar analogie van wat
gebeurt op verjaardagsfeestjes, waar veel mensen vaak uitgebreid over politiek
praten, richtlijnen voor een goed leven volgen, en daar je zelfgekozen
identiteit in beleven, etc.
Collectieve acties alleen op deze basis zijn echter
tijdelijk en hebben een beperkte invloed. Beperkter dan collectieve acties
waarbij men meedoet op basis van haalbaarheid. Ze hebben in de samenleving een beperkte impact omdat mensen die niet voor deze collectieve manier van leven
kiezen of beroepsmatig ermee bezig zijn (over schrijven of andere media en kunst uitingen) gescheiden worden van degenen, die weliswaar tijdelijk massaal de straat opgaan maar toch geisoleerd zijn/worden van de rest van de samenleving die er
niet zo mee bezig is. De discussie over het gebrek aan lokale worteling van de globaliseringsbeweging geeft dit aan. Voor veel mensen is dit ook slechts een fase in hun
leven, of een opmaat voor een carriere. Waarna de beweging uiteen valt.
Bewegingen die eenzijdig op de tweede reden steunen hebben een tijdelijke
betekenis met weinig duurzame invloed.
In de globaliseringsbeweging ontstond echter ook verdeeldheid tussen meer radicale stromingen en deelnemers/actievoerders die via NGO's de weg van het overleg met de machthebbers opgingen. De globaliseringsbeweging was succesvol in die zin, dat de machtigen der aarde een politiek gingen ontwikkelen om de eisen gedeeltelijk in te passen in de kapitalistische orde.