Zie ook Mark Schonewille- Voor en nadelen van het minimumloon.
In Buitenhof van 9 mei 2010 was er een discussie tussen Emile Roemer, lijsttrekker van de SP bij de komende verkiezingen en Barbara Baarsma, directeur SEO Economisch Onderzoek en hoogleraar 'marktwerking'. Het debat ging over het verkiezingsprogramma van de SP. Hierbij had Barbara de volgende kritiek, waarbij zij duidelijk uitging van het in termen van marktwerking modelmatig beschouwen van de werkelijkheid. Er zou een tegenstrijdigheid in het SP programma zitten. Enerzijds is er de doelstelling van de SP de 'sociaal zwakkeren" te willen beschermen en hen nieuwe kansen te bieden. Anderzijds is er de bescherming van de zittende werknemers, de grote groep die werk heeft, en die een vast inkomen en enige bestaanszekerheid wil. Dat is tegenstrijdig. Want als je die sociaal zwakkeren kansen wilt geven, moet je de arbeidsmarkt flexibiliseren, het ontslagrecht versoepelen en de bruto loonkosten van de werkgevers tegelijkertijd verlagen. Mensen op het minimum kunnen dan hun koopkracht behouden door extra belastingvoordelen. En niet het minimumloon verhogen, zoals de SP wil. Die verlaging van loonkosten op het minimumniveau levert nieuw werk op, dus bevordert de werkgelegenheid, en bovendien hebben mensen die nu geen kans hebben dan wel een kans om 'ertussen' te komen, ook een baantje te vinden, want als het ontslagrecht wordt versoepeld en de loonkosten voor de werkgever naar beneden gaan zal hij ook bij mensen met een lagere arbeidsproductiviteit zeggen: nou, met jouw wil ik het ook wel eens proberen. En in de huidige situatie zegt de werkgever dat niet en neemt hij alleen de sterksten met een hoge arbeidsproductiviteit. Dus de SP komt op voor die sterke groep door hun positie te beschermen en niet voor de 'sociaal zwakkeren' zoals ze in het TV programma werden genoemd. Op twitter ontwikkelde zich een felle discussie tussen voor en tegenstanders van deze redenering, waarbij in mijn ogen voorstanders er weinig van begrepen hebben. Dat zal ik in dit artikel uitleggen.
In Buitenhof van 9 mei 2010 was er een discussie tussen Emile Roemer, lijsttrekker van de SP bij de komende verkiezingen en Barbara Baarsma, directeur SEO Economisch Onderzoek en hoogleraar 'marktwerking'. Het debat ging over het verkiezingsprogramma van de SP. Hierbij had Barbara de volgende kritiek, waarbij zij duidelijk uitging van het in termen van marktwerking modelmatig beschouwen van de werkelijkheid. Er zou een tegenstrijdigheid in het SP programma zitten. Enerzijds is er de doelstelling van de SP de 'sociaal zwakkeren" te willen beschermen en hen nieuwe kansen te bieden. Anderzijds is er de bescherming van de zittende werknemers, de grote groep die werk heeft, en die een vast inkomen en enige bestaanszekerheid wil. Dat is tegenstrijdig. Want als je die sociaal zwakkeren kansen wilt geven, moet je de arbeidsmarkt flexibiliseren, het ontslagrecht versoepelen en de bruto loonkosten van de werkgevers tegelijkertijd verlagen. Mensen op het minimum kunnen dan hun koopkracht behouden door extra belastingvoordelen. En niet het minimumloon verhogen, zoals de SP wil. Die verlaging van loonkosten op het minimumniveau levert nieuw werk op, dus bevordert de werkgelegenheid, en bovendien hebben mensen die nu geen kans hebben dan wel een kans om 'ertussen' te komen, ook een baantje te vinden, want als het ontslagrecht wordt versoepeld en de loonkosten voor de werkgever naar beneden gaan zal hij ook bij mensen met een lagere arbeidsproductiviteit zeggen: nou, met jouw wil ik het ook wel eens proberen. En in de huidige situatie zegt de werkgever dat niet en neemt hij alleen de sterksten met een hoge arbeidsproductiviteit. Dus de SP komt op voor die sterke groep door hun positie te beschermen en niet voor de 'sociaal zwakkeren' zoals ze in het TV programma werden genoemd. Op twitter ontwikkelde zich een felle discussie tussen voor en tegenstanders van deze redenering, waarbij in mijn ogen voorstanders er weinig van begrepen hebben. Dat zal ik in dit artikel uitleggen.
Lobby voor verlaging minimumloon
Ook de VVD wordt niet moe naar voren te
brengen dat zij een sociale partij is, omdat zij door arbeid aan de onderkant
van de arbeidsmarkt goedkoper te maken de kansen voor mensen die daarop aangewezen
zijn wil vergroten. Tevens pleit de partij voor afschaffing van de huidige
bijstand en vervanging door een ‘participatiewet’ om de prikkels voor
werkzoekenden aan de onderkant van de arbeidsmarkt te vergroten. Dan komen de
mensen aan het betaalde werk en dan hoor je erbij, je voelt je deel van de
samenleving en je voelt je beter. Dit soort vaak in korte snelle bewoordingen
geformuleerde uitgangspunten doen het goed in de media en politieke debatten. Daar
is alleen tijd voor korte oneliners, waarbij op de argumenten niet wordt
ingegaan. Op het eerste gezicht voor de hand liggende vanzelfsprekendheden van
het dagelijks leven worden als absolute waarheden verkondigd zonder dat er in
de televisiediscussie of bij een TV interview tijd is om het te weerleggen. Tegenstanders
zijn dan gedwongen ook in dergelijke oneliners te vervallen, zodat de
'discussie' verzandt in een welles-nietes spel zonder argumenten. Emiel Roemer
kwam er in die zin niet goed uit, dat hij de kaart van de belangengroepen
speelde die hem wellicht electoraal gewin kunnen opleveren: de overgrote
meerderheid van de werkende mensen wil enige bestaanszekerheid en bescherming
en er zijn steeds meer werkende armen, die de eindjes niet aan elkaar kunnen
knopen, dat is geen goede zaak. Mensen moeten wel van hun werk kunnen leven.
Dus de bescherming van die groep is terecht. Wat betreft de kansen van mensen
aan de onderkant van de arbeidsmarkt benadrukte hij dat de SP
werkmaatschappijen op gemeentelijk niveau wil, waar mensen aangepaste arbeid
kunnen verrichten onder redelijke voorwaarden en omstandigheden, en dat ze
begeleid moeten worden naar de arbeidsmarkt. Maar de werkelijke betekenis van
Barbara' s modeldenken bracht hij niet over het voetlicht. En Barbara staat
niet alleen: ook de fameuze ambtelijke werkgroepen die de komende draconische
bezuinigingen hebben voorbereid pleiten voor verlaging van het minimumloon (en
dus van het sociale minimum).
Tweede argument
Baarsma had nog een tweede argument, waarbij
ze kritiek uitte op een tweede uitgangspunt van de SP. Namelijk het
uitgangspunt dat de SP de hogere inkomens een beetje meer wil belasten, om met
de opbrengsten meer te doen voor mensen die van een uitkering moeten leven of
voor de financiering van die werkmaatschappijen. En voor andere mooie doelen,
natuurlijk. Daar zei Barbara van dat een dergelijke hogere inkomstenbelasting
van de rijkeren leidde tot 'weglek' effecten: onderzoek zou hebben uitgewezen,
dat per saldo de opbrengst van die hogere belasting gering of afwezig is. Nu
voert het te ver om dit helemaal uit te werken, maar het argument komt er
volgens mij op neer dat bij een sterke inkomensnivellering, dus overhevelen van
inkomen van hogere inkomens naar lagere inkomens, de sociale welvaart in zijn
totaliteit niet hoeft toe te nemen, omdat tegenover de inkomensverbetering van
de minima een inkomensverslechtering van de rijken staat. Sterker nog, als je
teveel nivelleert, kan dat een negatief effect hebben: de sociale welvaart
neemt af en de economische groei wordt minder. Het wordt allemaal nog erger als
de minima van dat meerdere inkomen gaan sparen, terwijl de hoge inkomens het
geld over de balk smeten, want ze hadden toch geld genoeg. Dat spaargeld komt
niet in de economie, er wordt geen koopkrachtige vraag mee uitgeoefend. Dus de
sociale welvaart wordt in zijn totaliteit wat minder. So what, Barbara Baarsma?
Het is wel een veel rechtvaardiger samenleving waarin iedereen een redelijk
inkomen heeft. Wat de overheidsfinanciën betreft zal er dan wel bezuinigd
moeten worden, om de rente op de schulden aan de kapitaalverschaffers te kunnen
betalen (?) Maar daar valt genoeg op te bedenken. Heeft de SP ook gedaan.
Baarsma gaat dus uit van een model, waarbij
wordt ingezet op zo maximaal mogelijke economische groei, een zo groot mogelijk
nationaal inkomen in zijn totaliteit en zo laag mogelijke loonkosten voor
werkgevers. Als daar grote inkomensverschillen voor nodig zijn dan moet dat
maar.
Twee argumenten
Het was niet voor niets dat de econoom juist
de twee bovengenoemde argumenten naar voren bracht, want ze hangen in mijn ogen
in het modeldenken van Barbara Baarsma samen.
Verlaging van de loonkosten voor de werkgevers
op het minimumniveau leidt tot meer banen, is de stelling. Daarbij moet je
denken aan ongeschoolde arbeid in het huishouden of de bediening in de horeca,
zoals café 's, restaurants en hotels. Of conciërges in grote flats en andere
functies in de bewaking of in de schoonmaak. Nu is het minimumloon in Nederland
te hoog om dat soort banen op grote schaal te scheppen. Een voorwaarde voor het
ontstaan van dat soort banen is echter wel, dat er een relatief grote
koopkrachtige groep uit de hogere inkomens is, die dit soort werkzaamheden kan
uitbesteden. Ook bij een laag minimumloon blijft dat uitbesteden relatief duur.
Vaak buiten de deur eten kost geld. Dus wil verlaging van de minimumloonkosten
voor werkgevers effect hebben op de werkgelegenheid, dan moet er zo'n
koopkrachtige groep zijn. Vandaar dat meer belasten van de hogere inkomens niet
verstandig is. Dat vermindert de kansen van de mensen aan de onderkant van de
arbeidsmarkt.
Er ontstaat dus een relatief kleine groep
rijken, die bediend worden door een grote groep armen. Dat er nog heel andere
modellen denkbaar zijn, waarin heel andere, socialere oplossingen worden
bedacht voor het scheppen van een koopkrachtige vraag naar klusjesmannen en
bedieningspersoneel, bewijst het door Barbara Baarsma bekritiseerde
'Nederlandse' model. In Nederland liggen de minimum marktlonen en CAO lonen
voor een groot deel boven het absolute minimum. Ik kom daar nog op terug.
Een andere econoom, Heleen Mees, benadrukt in
bijna iedere column in NRC Handelsblad dat in New York voor de werkgevers relatief lage loonkosten
bestaan aan de onderkant van de arbeidsmarkt en dat die lage loonkosten daar
werken: er ontstaan banen in de dienstverlenende
sector die in Nederland niet bestaan en die vooral de vele nieuwe migranten
naar de stad kansen en mogelijkheden bieden. Maar ook de andere mensen die op
deze sector op de arbeidsmarkt aangewezen zijn. Dus als het hier werkt, waarom
in Nederland dan niet? New York zou het ideale model zijn.
New York
New York is de metropool van de wereld. Niet
alleen is de stad het financiële centrum van de wereld, er zijn ook op het
gebied van kunst, theater, nieuwe technologieën, creatieve industrie en nog
andere bedrijfstakken vele activiteiten. De mensen met talent en specifieke
schaarse vaardigheden trekken op grote schaal naar New York, het centrum waar
alles gebeurt. Daardoor is er in New York een relatief grote groep rijken die
al die mensen aan de onderkant van de arbeidsmarkt kan betalen. De
inkomenstegenstellingen zijn groot. Extreme rijkdom naast bittere armoede van
mensen die twee baantjes moeten nemen en 60 uur per week werken om financieel
het hoofd boven water te houden. Maar ze hebben werk! Dat geldt niet voor de
duizenden, die ook bij de lage loonkosten voor de werkgevers nog niet voldoende
arbeidsproductiviteit kunnen opbrengen om in overeenstemming met de
marktsituatie meer dan hun loon terug te
verdienen. In New York is de bijstand afgeschaft, en het betekent voor deze
mensen met een lage arbeidsproductiviteit dat ze in ellende gestort worden.
Vandaar dat in New York de situatie bestaat van enerzijds de superrijken, die
zich in dure restaurants laten bedienen door de werkende armen en anderzijds de
ellende van de daklozen, die aangewezen zijn op de tientallen gaarkeukens om in
leven te blijven. Alles voor een zo maximaal mogelijke economische groei en
verhoging van het nationaal inkomen!.
Zodat er zoveel mogelijk banen worden
geschapen. Maar wel te laag betaald en met als gevolg veel mensen in ellende
zeg ik erbij. Maar New York bruist!
periferie
In gebieden die minder een centrumfunctie
hebben wonen relatief minder rijken met een koopkrachtige vraag. Maar ook hier
is in het model denken van Barbara Baarsma van toepassing. Juist in perifere
armere gebieden waar relatief veel mensen dicht tegen het sociale minimum
aanzitten zal verlaging van de loonkosten op het minimumniveau grote
werkgelegenheidseffecten hebben. En zal de verlaging van de loonkosten veel
mensen die nu aan de kant staan meer kansen bieden. Juist dan komen er meer
laagbetaalde banen bij. In situaties, waar weinig mensen tegen het minimumloon
zitten zijn de werkgelegenheidseffecten veel geringer. Hier stuiten we dus op
een tweede randvoorwaarde van het model: er moeten relatief veel mensen zijn
die tegen het minimum loon niveau aanzitten, wil men bij een (beperkte)
verlaging van de loonkosten voor de werkgevers werkgelegenheidseffecten bewerkstelligen,
een zo maximaal mogelijke economische groei nastreven en het nationaal inkomen
in zijn totaliteit zo maximaal mogelijk laten zijn.
Nederland
In Nederland is aan deze twee randvoorwaarden
onvoldoende voldaan, in de ogen van de modeldenkers. In Nederland zijn er
relatief minder grote inkomensverschillen, hoewel de belastingdruk, als je de
indirecte belastingen meerekent, aan de onderkant van het inkomensgebouw even
groot is als aan de bovenkant. En er zijn in Nederland maar weinig mensen die
het minimumloon verdienen. De minimum CAO lonen liggen over het algemeen ruim
boven het minimumloon.
Uiteindelijk verdient maar 4% van de
werknemers hier het minimum(jeugd)loon. Werkgevers zitten dus helemaal niet te
springen om een verlaging, anders zouden ze dit minimum wel vaker opzoeken.
Modeldenkers als Baarsma en Mees zijn niet van deze tijd.
Het zou goed zijn als zij nog eens de
Consumentengids van maart 2010 ter hand nemen. Daar is te vinden wat de klusjesman
in Nederland kost. Voor een uurtje tuinieren bent u 14 euro zwart en 30 euro
wit kwijt. De werkster doet het voor een tientje zwart en 14 euro wit en zit
dus nog ruim boven het minimumloon. Alleen de kinderoppas, meestal een scholier
die zijn of haar huiswerk komt maken bij de jonge buren, is bereid met 5 zwarte
euro’s genoegen te nemen. Het hoogste in rang is de administratieve klusjesman
en de bijlesleraar die met 25 euro zwart of 33 euro wit, op bezoek komen. (1)
In Nederland blijkt dus een heel andere
oplossing te bestaan voor het scheppen van een koopkrachtige vraag naar
(ongeschoolde) laagbetaalde arbeid: juist door minder grote
inkomensverschillen, waardoor relatief veel mensen zich een tuinman kunnen
veroorloven, en situaties als hypotheekrente aftrek en op de huizenmarkt de
scheefwoners kunnen ook de flexibele klussers in de dienstverlening een
redelijk uurloon verdienen- boven het minimumloon. De hoogte daarvan speelt in
Nederland qua werkgelegenheidseffecten nauwelijks meer een rol; het kan best
omhoog, zoals de SP wil. Maar in het denken van Barbara Baarsma moeten we een
nieuwe weg inslaan, een ander model aan de werkelijkheid in Nederland opleggen.
Wil je in dat model ook In Nederland
werkgelegenheidseffecten scheppen door verlaging van de loonkosten voor
werkgevers op het minimumniveau, dan zul je iets aan die twee randvoorwaarden
moeten doen. Bevorderen dat er een relatief grote groep rijken komt, en
anderzijds juist bevorderen, dat er een relatief grote groep is die tegen het
sociale minimum aanzit. Je kunt dan veronderstellen, dat verlaging van de
minimumloonkosten voor de werkgevers betekent, dat het voor de vakbonden
moeilijker wordt in de CAO onderhandelingen: de werkgever kan veel relatief
goedkope arbeidskrachten krijgen, die alleen het minimumloon verdienen. Dus de
minimum cao lonen zullen dan ook omlaag gaan. En je kunt natuurlijk ook hardere
maatregelen nemen: CAO's niet algemeen verbindend verklaren, of een
loonmaatregel nemen, etc. Je zult dus in de perifere gebieden over de gehele
linie een zekere verarming van de bevolking moeten nastreven. Maar de mensen
hebben werk! En ach, die groep uitvallers kun je wel in toom houden met
voedselbonnen, strenge controles en gaarkeukens. Als superrijke geef je af en
toe wat, dat leidt ook maar weer tot een sociaal gezicht, en voor bedrijven is
het goed voor de PR om de gaarkeukens en voedselbanken te sponseren. Ook in
Nederland wil men geheel in overeenstemming met het model- aan de bijstand
sleutelen: hervormen heet dat. En de toegang zoveel mogelijk beperken.
Eindresultaat
Het bovenstaande maakt duidelijk waar het
pleidooi van Baarsma op uitloopt: een bruisend mondiaal economisch centrum,
waar van alles gebeurt, waar het booming bussiness is voor miljoenen mensen,
die worden bediend door ook weer miljoenen werkende armen, waar de cultuur
bruist en leeft, en waar de duizenden daklozen op straat rondzwerven. Een
bruisende metropool, en wel te midden van een verarmde en langzaam verder
ontvolkte periferie, waar een scherpe tegenstelling tussen arm en rijk groeit. En
zal dat model de massawerkloosheid in Nederland oplossen? Economen zijn het er
wel over eens, dat ook bij extreme toerpassing van het model de
werkgelegenheidseffecten beperkt zijn: hooguit enkele procenten meer.
Onvoldoende om de 2,5 miljoen mensen tussen de 18 en de 65 die in Nederland
geen betaald werk hebben aan werk te helpen. Maar, zeggen de mensen die 'een
beetje' voorstander zijn van dit model: nee, er moet natuurlijk wel een
bijstand zijn voor mensen die het echt nodig hebben, nee, er moeten ook weer
niet te extreme tegenstellingen tussen arm en rijk groeien, nee, wij willen de
CAO's wel algemeen verbindend blijven verklaren, etc. Maar dan zijn de
werkgelegenheidseffecten nog geringer. Want aan de randvoorwaarden wordt niet voldaan.
Wel zal het model de economische groei bevorderen: er komt meer economische
activiteit, meer welvaart, maar dan wel volgens een zeer bepaald
organisatorisch, infrastructureel en sociaal model waarin voor miljoenen geen
plaats is. Dat is de werkelijke uitkomst van het modeldenken van Barbara Baarsma,
die wil opkomen voor de sociaal zwakkeren. Decennia van loonmatiging, invoering
van minimumjeugdlonen (die geen snars extra betaald werk heeft opgeleverd) en
jaren van economische groei hebben de werkelijke massawerkloosheid, het feit
dat miljoenen tussen de 18 en 65 jaar geen betaald werk hebben, niet kunnen
oplossen, hoezeer in statistieken ook met cijfers wordt gegoocheld om naar voren te kunnen brengen dat Nederland
in West-Europa de laagste werkloosheid kent. Laten we met zijn allen iets
anders verzinnen en de positieve elementen van het 'Nederlandse' model
koesteren en uitbreiden. Want dat is waar: ook het Nederlandse model is tot nu
toe geen oplossing voor massawerkloosheid en verarming van grote groepen. We
moeten echter meer in het verlengde van dat model denken in mijn ogen, zoals
arbeidstijdverkorting en beperking van marktwerking in publieke diensten, en
niet een geheel nieuw marktmodel van New York opleggen aan Nederland. Dat leidt
tot alleen maar meer ellende.
Piet van der Lende