vrijdag 24 december 2010

Waar blijven de voorstanders van een basisinkomen?

Eerder gepubliceerd op   <http://basisinkomen.nl/wp/opinie/waar-blijven-de-voorstanders-van-een-basisinkomen/> en in het tijdschrift Buiten de Orde.

De afgelopen weken stond de Bijstandsbond in de discussie over het sneeuwruimen in de ideologische vuurlinie waar het gaat om de koppeling van arbeid en inkomen en de verdediging van het traditionele arbeidsethos. Onze kritiek op die koppeling en op het arbeidsethos hebben wij nooit onder stoelen of banken gestoken. Wij zijn vanwege onze standpunten in de sijk genomen door rechts-radikale media, hebben bij andere media wel ons standpunt naar voren kunnen brengen, en worden op internet bestookt met reacties van vooral anonieme zogenaamde reaguurders die ons proberen neer te zetten als waardeloze losers, die egoisitisch en a-sociaal zijn en een gebrek aan solidariteit vertonen. Aan de andere kant hebben we ook veel positieve reacties gehad en proberen sommige individuen en websites het voor ons op te nemen. Wij proberen ons zo goed mogelijk te verdedigen en worden daarbij geconfronteerd met de wetten van de moderne media: het gaat om slogans, ze zeggen tegen ons: gaat u het nu in drie minuten vertellen, of: het item op televisie is precies twee minuten. In die twee minuten moeten zowel voor als tegenstanders aan het woord komen. Wat er aan beeld, geluid en tekst wordt geproduceerd heb je maar beperkt invloed op. Je praat een kwartier als Brugman en er wordt 1 minuut uitgezonden. (Of minder). Het gaat over beeldvorming, snelle indrukken, vaak oppervlakkig, waar onze tegenstanders heel getraind in zijn. En veel kijkers zijn zich er niet of nauwelijks van bewust dat de weergave in de media een systematische vertekening is van andere werkelijkheden.
Bovendien heeft een gedeelte van hen (het bestuur) de macht. Bij de discussie over het sneeuwruimen, die twee weken geleden al begon en die afgelopen dinsdag uitgebreid in de media kwam waarbij het ging om een discussie tussen burgers die wel of niet werklozen gedwongen wilden inzetten intervenieerden de bestuurders en het DWI in Amsterdam woensdag in de discussie door een persbericht uit te brengen waarin stond dat 30 jongeren met een uitkering bij bejaardentehuizen aan het werk werden gezet, en dat dit in januari 300 worden. Onder het motto: het is oud nieuws hoor, dat deden we vorig jaar ook al. Dit leidde tot goedkeurend gemompel van rechtsradikale sites als De Standaard en Elsevier. Zeker om de polarisatie in de samenleving te bestrijden, door toe te geven aan de rechts-radikale standpunten, zullen we maar zeggen. Tenslotte zit de VVD ook in de coalitie in Amsterdam. Tot hoever gaan ze daarmee door? Nu kun je zeggen, wij wenden ons van dit toneelspel af, gaan alleen inhoudelijke zelf gepubliceerde stukjes schrijven, bemoeien ons verder niet met die media-hypes, maar dat schiet ook niet op als het gaat om de verdediging van de belangen van uitkeringsgerechtigden. Bovendien, niet alle media zijn zo oppervlakkig of vijandig, je wordt juist door het feit, dat je in de publiciteit komt benaderd door meer serieuze massamedia, die wel een inhoudelijke discussie voeren. Dus het kan wel degelijk deel uitmaken van het opbouwen van invloed.
Maar ik heb de indruk, dat de rechtstreekse voorstanders van een basisinkomen maar mondjesmaat deelnemen aan de actuele discussies en niet met ons in de vuurlinie gaan staan. Op de website van de Vereniging Basisinkomen bijvoorbeeld worden veel behartenswaardige dingen gezegd waar ik het wel mee eens kan zijn (hoewel ik wel mijn bedenkingen heb bij de basisinkomen-modellen die naar voren worden gebracht) maar de denkrichting is goed. Maar ja, hoe zal ik het zeggen, het zijn tamelijk abstracte verhalen, vaak wel waar, maar niet voor iedereen begrijpelijk denk ik. Een beetje intellectualistisch wereldvreemd, zal ik maar zeggen. Neem bijvoorbeeld het volgende artikel van de website van de vereniging Basisinkomen. Het draagt als titel: Zinloos werk: ook een argument voor een basisinkomen. Je zou zeggen: een mooie probleemstelling, je hebt kritiek op zinloos werk en je hebt een oplossing. Dus een mooie gelegenheid om die meneer Aznani van de VVD eens flink de oren te wassen.
Maar nee hoor, het begint zo: ‘Het grootste gevaar voor de toplaag van een hiërarchisch ingerichte maatschappij is overvloed. Overvloed brengt, in tegenstelling tot schaarste, vrijheid. In een situatie van overvloed, kunnen mensen namelijk doen wat ze zelf willen, zonder dat hun bestaan in gevaar komt. Mensen worden onafhankelijk. En onafhankelijkheid is vrijheid. En dat is precies tegenovergesteld aan de belangen van de machthebbers, omdat hun macht nou juist bestaat uit onze onvrijheid. ‘
Dit is wel een erg simpele verklaring voor het streven van ‘machthebbers’ om de lonen te verlagen en de werklozen onder druk te zetten. Er is toch overvloed? Het gaat erom, hoe het verdeeld is. Er worden ook argumenten van stal gehaald, die aanvechtbaar zijn. Bijvoorbeeld:
‘In deze tijd wordt de productie van steeds meer zinvolle zaken geautomatiseerd. Dat wil dus zeggen dat daarvoor steeds minder arbeid nodig is. Er zijn daarmee steeds minder mensen nodig om de benodigde hoeveelheid aan zinvolle dingen te produceren. Het gevolg daarvan zou dus ook overvloed zijn, namelijk een overvloed aan tijd. Het wordt overbodig om steeds te blijven werken als er voldoende zinvolle zaken beschikbaar zijn. En die overgebleven tijd kan dan aan andere dingen besteed worden. Aan andere zinvolle dingen bijvoorbeeld. ‘
Het is gewoon niet waar dat er steeds minder zinvol werk komt. Er is weliswaar geen toename die voldoende is -zeker in deze tijd van crisis- om iedereen aan het werk te helpen, maar het is gewoon statistisch gezien niet waar dat er steeds minder arbeid nodig is. Dat hangt van veel factoren af. Het is kortom in mijn ogen een warrig verhaal, waar ik geen touw aan vast kan knopen.
Met zulke artikelen haal je de publiciteit niet. Ik blijf dus zitten met een paar vragen. Ik wil geen vooroordeel ventileren tegen de voorstanders van een basisinkomen (misschien is mijn indruk te impressionistisch) maar ik vraag me af: heeft het te maken met een coalitiepolitiek? Proberen zowel van links en rechts voorstanders van een (gedeeltelijk) basisinkomen te vinden, dus de VVD en D’66 niet teveel voor het hoofd stoten, proberen medestanders te vinden in kringen van voorstanders van bestaansonzekerheid, loonsverlagingen, afschaffing ontslagbescherming e.d. Of zijn er andere redenen? Een beetje een ivoren toren politiek, zo van: ach ik kijk neer op wat er in de massamedia gebeurt, daar doe ik niet aan mee, ik discussieer alleen met goede inhoudelijke argumenten over en weer. En probeer intern in overleggen te lobbyen voor het basisinkomen. Of is mijn waarneming gewoon onjuist? Ik weet het niet.
Zeker is, dat de huidige discussie over het verplichte sneeuwschuiven van werklozen slechts het topje van de ijsberg is. Het gaat om de rigoreuze herinrichting van de sociale zekerheid die eraan zit te komen naar aanleiding van de voorstellen van het nieuwe kabinet en de basisprincipes die daarbij gelden. (De voorwaarden waaronder een uitkering verstrekt wordt) Maar het gaat over veel meer dan dat. Het gaat ook over de positie van mensen die betaald werk hebben, bijvoorbeeld in de gezondheidszorg. Kunnen in de toekomst werklozen worden ingezet om werk te doen in bejaardentehuizen waar de huishoudelijke dienst is wegbezuinigd en de mensen met betaald werk volgens zeer strakke productie en tijdschema’s alleen het hoogst noodzakelijke doen in een moordend tempo? En dan ook nog slecht betaald? Als het om deze discussies gaat verwacht ik niets van de liberale partijen, van D’66 tot VVD en PVV. Hoe denken de voorstanders van een basisinkomen hierover?

dinsdag 21 december 2010

Onderhandelingen met derden over de eerste hoofdlijnen notities

Op 17 december 2010 verschijnt een set van drie memo’s op het ministerie die met de staatssecretaris besproken zullen worden op 20 december 2010 ‘s middags. Onderwerpen zijn prikkels voor de gemeenten bij decentrale uitvoering, procedures om te komen tot een beschrijving van de verschillende groepen die onder verschillende regelingen vallen, claimbeoordeling, indicatiestelling, toegangstoets, loonwaarde mbt de Wajong en de loondispensatie. Inmiddels is zoveel materiaal verzameld en zijn zoveel beslissingen genomen, dat op 20 december ’s middags ook de eerste concept hoofdlijnen notitie kan verschijnen. Na het overleg met de staatssecretaris wordt de conceptnotitie alweer gewijzigd, want aan het eind van de middag verschijnt de tweede versie van de hoofdlijnen notitie.

20 december is sowieso een belangrijke dag, want er verschijnen op die datum nieuwe memo’s. Een over reikwijdte nieuwe regeling werken naar vermogen en een over het tijdpad Invoeringswet en lagere regelgeving werken naar vermogen. Verder is er een memo dat de volgende tekst bevat: reintegratieinstrumenten en werkvoorzieningen, sociaal akkoord, werkgeversbenadering en –centra en reintegratiemarkt. Merkwaardig is, dat er met de hand bijgeschreven staat dat het memo 13 is, terwijl memo 12 5 januari verschijnt even als memo 14. Heeft men op dit moment nog de illussie gehad, dat er een sociaal akkoord zou komen met werkgevers en werknemers organisaties?. 20 december zijn er ook twee niet openbaar gemaakte nota’s en  twee geheime memo’s.

De volgende dag, 21 december heeft een overleg plaatsgevonden waarvan het gespreksverslag geheim is. Wellicht met de VNG en missschien is er met vakbonden en werkgevers ook wel gepraat aan de hand van een van de eerste versies van de hoofdlijnen notitie, die na het overleg diverse malen gewijzigd is. Want dezelfde dag verschijnen de derde en vierde en vijfde versie van de hoofdlijnennoitie om 16:07, 17:01 en 18:02. De volgende conceptversie zou pas 3 januari 2012 verschijnen. De VNG schakelt bij de onderhandelingen afzonderlijke gemeenten in, om druk uit te oefenen. 21 december staat er een bericht in Binnenlands Bestuur dat steeds meer gemeenten in opstand komen  tegen de manier waarop ze het moeten doen. Ze willen wel, maar niet zonder ´bijbehorend budget en bijbehorende beleidsruimte´. Etten-Leur, Helmond en Nijmegen zijn drie van de zeker 11 gemeenten waar een motie is ingediend én aangenomen waarin de zorgen kenbaar worden gemaakt. Zonder extra geld en middelen kunnen de taken die het kabinet naar de gemeenten wil overhevelen ´niet worden uitgevoerd´, aldus de motie. Hun woordvoerder in Binnenlands bestuur is de al eerder genoemde Hans Wierema. ´We willen met deze motie vooral een tegengeluid afgeven´, zegt hij. 'Ze denken misschien dat ze alles naar beneden door kunnen drammen, maar zo werkt het niet´. [1] 

22 december 2010 vindt dan het officiele overleg plaats van de staatssecretaris en ambtenaren met UWV, Cedris, VNG en Divosa dat in de eerste memo’s al is aangekondigd. Dit overleg wordt waarschijnlijk genoemd in de niet openbare verslagen van overleggen waarvan er 2 op 22 december zijn. Wellicht hebben de vergaderingen met Cedris, Divosa, UWV en VNG niet in een vergadering plaatsgevonden, maar afzonderlijk. Of is er daarnaast nog overleg geweest met anderen. In de ons toegestuurde stukken en genoemde data van verschenen stukken wordt niets genoemd tussen 22 december en 28 december. Op 28 december ziet een niet openbare nota het licht. En op 1 januari verschijnt een geheim memo. Wellicht zijn de onderhandelingen in de kerstvakantie op een laag pitje gezet. 


[1] Lees het volledige bericht bij Binnenlands Bestuur.

dinsdag 14 december 2010

De eerste beslispunten op het ministerie

Op 9 december is er een set van 6 memo’s. De set bevat een groot aantal beslispunten. Het blijkt dat de memo’s besproken zijn op donderdag 14 december 2010. De dag ervoor op woensdag moet al een overleg hebben plaatsgevonden met derden, want op die datum is er een niet openbaar gemaakt gespreksverslag.

Hans Wierema,  fractievoorzitter van de PvdA in de gemeente Etten-Leur, is er vroeg bij om vanuit de gemeenten een signaal af te geven dat men niet zomaar alles pikt dat van bovenaf wordt verordonneert. [1]. Etten-Leur gaat de nieuwe door de regering opgelegde taken als de Wajong, Jeugdzorg en de AWBZ niet uitvoeren als er geen extra middelen beschikbaar komen. Dat heeft de gemeenteraad van Etten-Leur woensdagavond unaniem besloten, nadat de PvdA in Etten-Leur hierover een motie had ingediend. Lees het complete bericht op www.bndestem.nl

De onderwerpen en beslispunten in de memo’s die op donderdag 14 december zijn besproken moeten verdere richting geven om de regeling Werken naar Vermogen nader uit te werken. Het zou als input moeten dienen voor de dan geplande startnotitie van januari 2011 en het in maart 2011 voorziene wetsvoorstel.

Men bespreekt die donderdag in de eerste plaats het tijdpad wetgevingstraject regeling werken naar vermogen. Het tijdpad wordt blijkbaar ten opzichte van de bestaande plannen niet gewijzigd. Er is een bespreekpunt maar geen beslispunt.

Uit het tweede memo blijkt, dat men begint met het beoordelingscriterium volledig, duurzaam arbeidsongeschikt in de Wajong. Men vraagt zich af wie daarvoor in aanmerking komen. Er een beslispunt. Memo 2 heeft het karakter van een nota. Aanleiding  is de Wajong Vanaf 2012 alleen nog toegankelijk te maken voor jongeren die volledig en duurzaam arbeidsongeschikt zijn. ‘We bedoelen hiermee de groep die nooit enig inkomen, zelfs niet met loondispensatie of in de WSW, heeft kunnen verdienen. De uitkering is gunstiger dan voor jongeren die in de nieuwe regeling ‘werken naar vermogen’ komen’.

Men wil nieuwe beoordelingscriteria en begrippen introduceren voor de definitie van ‘duurzaam arbeidsongeschikt’. Er zijn andere andere begrippen nodig dan nu in de Wajong gebruikt worden. Men werkt samen met het UWV om de nieuwe begrippen te ontwikkelen. Op de volgende bladzijde wordt het oude systeem uitgelegd. Met de nieuwe begrippen, die weggelakt zijn, kunnen vervolgens de deelbegrippen “helemaal geen loon kunnen verwerven”en “duurzaam arbeidsongeschikt”verder uitgewerkt worden. Een en ander zal nader uitgewerkt worden ten behoeve van een brief aan de Kamer en het wetsvoorstel.

Verder spreekt men op deze dag blijkens memo 3 over de instrumenten die ingezet kunnen worden voor Wajong doelgroep voor de gemeenten. Er is een beslispunt. Vervolgens bespreekt men de aanpassingen van de WSW. Ten aanzien van de uitvoering van de nieuwe wet bespreekt men ook een groot aantal beslispunten.

En tenslotte spreekt men blijkens memo 6 deze dag over de financiering. In dit memo wordt ingegaan op de financiele gevolgen van het toevoegen van gedeeltelijk arbeidsongeschikte Wajongers aan de verantwoordelijkheid van de gemeenten. Een nota over de financiering  in relatie tot de WSW volgt op een later moment. De financiele gevolgen zullen nog vaak terugkomen. Het is het hete hangijzer van de onderhandelingen die met de VNG op gang worden gebracht.


[1] Bericht in Binnenlands Bestuur van 14 december 2010

woensdag 8 december 2010

De opstart van de onderhandelingen

Op 8 en 9 december 2010 zou het Kamerdebat over de begroting van het ministerie van SOZAWE worden gehouden. In november en begin december benaderen diverse partijen de Tweede Kamer met de bedoeling, een gesprek cq onderhandelingen met het Ministerie op gang te kunnen brengen. 3 december 2010 stuurt Divosa een brief naar de vaste Kamercommissie waarin de zorgen worden geuit die bij managers van sociale diensten leven. Men is het eens met het uitgangspunt van het wetsvoorstel- samenvoeging van bijstand, Wajong en WSW, maar men protesteert tegen de dan al bekend zijnde kortingen op de reintegratiebudgetten, en men wijst de kamerleden op de negatieve gevolgen van de kabinetsplannen op de vrijwillige inburgering, armoedebestrijding, schuldhulpverlening en de WSW. De plannen van de regering waren op dat moment in 2011 100 miljoen te korten op de reintegratiebudgetten en in 2012 400 miljoen.

De boodschap is duidelijk: we pikken dit niet zomaar, er moet overleg plaatsvinden. Staatssecretaris De Krom gaf tijdens het Kamerdebat dan ook aan, de nieuwe wet te willen ontwerpen in nauwe samenwerking met gemeenten. Begin december wordt duidelijk dat er in ieder geval een groots opgezet overleg zou plaatsvinden op 22 december 2010. Met name met UWV, Cedris, VNG en Divosa. 
Uit een memo van 9 december 2010 blijkt, dat het ministerie er nog naar streeft in januari 2011 een startnotitie over de nieuwe wet openbaar te kunnen maken en een concept wetsvoorstel klaar te hebben in maart 2011. Het tijdpad om concrete voorstellen in te dienen tijdens de begrotingsbehandeling van het ministerie op 12 december wordt verlaten, waarvan sprake is in het bericht van het Financieel Dagblad op 8 november.  Wel blijkt tijdens de kamerbehandeling van de begroting van het ministerie, dat de regering ernaar streeft de WWNV 1 januari 2012 te laten ingaan.

donderdag 2 december 2010

Het rapport van de commissie van drie over het UWV

2 december 2010 is de verschijningsdatum van het rapport van de commissie van drie over het UWV. Dit rapport is belangrijk met name ten aanzien van de toekomst van het UWV en welke taken deze instelling zou moeten hebben in verband met de invoering van de wet werken naar vermogen. Deze wet beoogt immers, dat een aanzienlijk deel van de reintegratiegelden die tot dan toe door het UWV gebruikt werden, overgaan naar de gemeenten aangezien de gedeeltelijk arbeidsongeschikte Wajongers onder de nieuwe wet werken naar vermogen zouden moeten vallen die decentraal uitgevoerd moet worden door de gemeenten. Het lijkt erop dat memo 3 en memo 5 op deze materie betrekking hebben. Eigenlijk gaat het sowieso om de vraag, of er nog wel een apart uitvoeringsorgaan moet bestaan voor de uitvoering van werknemersverzekeringen zoals de WW, de Wajong, de Ziektewet en de WIA of WAO. Daarin spelen figuren uit de wereld van de pensioenfondsen als adviseur een rol. (Oa bij de advisering over het tot standkomen van de WIA). En de gemeenten spelen natuurlijk een rol in het naar zich toe trekken van bevoegdheden. Minister Kamp heeft tijdens de verkiezingen gezegd, dat hij voorstander was van afschaffing van het UWV. Globaal blijken er drie standpunten te zijn over de toekomst van het UWV, waarbij het vooral ook gaat om de organisatie van de arbeidsbemiddeling van werklozen en waar die gelden naartoe gaan. (Afgezien van de bezuinigingen) De gemeenten willen zichzelf een grotere rol toebedelen en dat willen de politieke partijen in de Tweede Kamer VVD, CDA en PvdA ook. Het tweede standpunt wordt ingenomen door de werkgevers, die een grotere rol zien weggelegd voor uitzendbureau’s in de bemiddeling en niet bij de gemeenten of het UWV. En het derde standpunt wordt ingenomen door de vakbonden, die alles bij het oude willen laten. In feite is er een ontwikkeling op gang gekomen, waarbij in de toekomst het UWV, waarop sterk zal worden bezuinigd, alleen nog zijn expertise op het gebied van keuringen zal inzetten en de arbeidsbemiddeling geheel verdwijnt bij dat instituuut. Bij het UWV werkten in 2011 20.000 mensen, ruim 10.000 minder dan bij de oprichting in 2002. De bedoeling is dat er nog duizenden banen gaan verdwijnen. Nu al werken de UWV en de gemeenten samen op de werkpleinen, hoewel van een algehele integratie nog lang geen sprake is en de gemeenten en het UWV nog veel langs elkaar heen werken. Het driemanschap publiceerde begin december 2010 haar bevindingen, vlak voor de datum van de eerste memoset die ons werd toegestuurd. De resultaten van het rapport van de commissie van drie zal in deze memoset verwerkt zijn. Je zou dus kunnen zeggen dat de hoofdlijnen van de ontwikkeling en van het beleid eind december 2010 al vaststonden. 

maandag 22 november 2010

Nieuwe rapporten en cijfers over uitstroom van bijstandsgerechtigden

Een ander rapport dat ik in de voorbereidingsfase noem is van de Inspectie Werk en Inkomen van 22 november 2010. De Inspectie concludeert dat er meer aandacht nodig is voor WWB’ers en WW’ers die op meerdere gebieden problemen hebben. Het gaat om een grote groep mensen: zo heeft naar schatting ruim de helft van de 300.000 mensen in de WWB ernstige problemen op meerdere gebieden. Goede hulp aan mensen met meerdere problemen vereist maatwerk. Een goede samenwerking met organisaties op andere terreinen - zoals zorg, onderwijs en huisvesting - is daarbij essentieel. Vaak is het van belang om de cliënt door te sturen naar meer specialistische ondersteuning.


Om de juiste dienstverlening te geven, moet zo vroeg mogelijk duidelijk worden dat er meerdere problemen zijn. Zonodig moet de cliënt worden doorverwezen naar meer intensieve dienstverlening. In de praktijk is dat vaak lastig: veel cliënten zijn huiverig om meteen al hun problemen op tafel te leggen. En voor de contactpersonen van gemeente en UWV is het doorvragen naar problemen niet altijd een vast onderdeel van het eerste gesprek. Naast een snelle en juiste diagnose is een grote mate van betrokkenheid van de klantmanager onmisbaar om mensen met meerdere problemen goed te kunnen helpen. Hij of zij moet een vertrouwensband kunnen opbouwen en flexibel kunnen zijn. De intensieve dienstverlening aan deze mensen vraagt natuurlijk meer tijd en aandacht dan begeleiding van mensen die zelf min of meer in staat zijn werk te vinden. Er is sprake van een spanning tussen de dienstverlening die nodig is en het aantal cliënten van een klantmanager die zich toelegt op deze probleemgevallen.

Het is moeilijk om het resultaat van de dienstverlening aan mensen met een opeenstapeling van problemen precies te meten en aan te tonen. Het is meestal niet uit te drukken in aantallen plaatsingen naar werk. Het resultaat bestaat vaak uit persoonlijke effecten, zoals meer welzijn en een verkleining van de afstand tot werk. Ook zijn er maatschappelijke effecten, zoals minder beroep op gezondheidszorg, verbeterde veiligheid, minder criminaliteit. Die persoonlijke en maatschappelijke effecten van dienstverlening zijn vaak onvoldoende zichtbaar. [1]

Op dezelfde dag waarop het rapport van de Inspectie verschijnt ziet de reintegratie monitor van de Raad voor Werk en Inkomen het licht. Er wordt verder bekend, dat juist nu gemeenten er beter in slagen mensen uit de bijstand aan werk te helpen, het mes rigoureus in het re-integratiebudget gaat. Door deze bezuinigingen vanuit Den Haag – zeker 100 miljoen minder in 2011 luidt de prognose – raken gemeenten in de klem doordat het aantal bijstandsklanten weer groeit, zoals de re-integratiemonitor van de Raad voor Werk en Inkomen (RWI) liet zien. Van de mensen die via de sociale dienst in 2007 met re-integratie zijn begonnen, is bijna de helft (47 procent) binnen twee jaar betaald aan het werk gegaan, blijkt uit de jongste cijfers. [2]


[2] Lees het complete artikel op de website van De Volkskrant.

maandag 15 november 2010

Waarom komen uitkeringsgerechtigden niet in verzet. Deel III

Voortbordurend op de uitgangspunten die bij een sociale beweging op het gebied van uitkeringsgerechtigden en werkenden met een minimuminkomen zouden kunnen gelden het volgende. We moeten streven naar internationale samenwerkingsverbanden. In de Euromarsen hebben wij gediscussieerd over de Europese en soms zelfs verder wegliggende internationale dimensie. Daarbij kwam naar voren, dat je terugtrekken in het bastion van de natie-staat geen optie is. Het is- met de groeiende internationale economische verstrengeling en politieke samenwerking op verschillende niveau’s niet goed meer mogelijk als afzonderlijk land bijvoorbeeld een Keynesiaans beleid te voeren en tolmuren langs je grenzen op te richten. De eis van een sociaal minimum bijvoorbeeld zal op zijn minst ook op Europees niveau gesteld moeten worden, om te voorkomen dat (nationale) politieke tegenstanders de verlaging ervan doordrukken met een beroep op de internationale (beleids) concurrentie. Er zou een werkelijk Europese sociale beweging moeten komen, die op dat niveau eisen stelde op het gebied van (sociale grondrechten) waarbij wel toch ook uitgegaan kan worden van het subsidiariteitsbeginsel. Alleen zo zouden ook de grote machtige wereldwijd opererende ondernemingen door politieke bovenstatelijke samenwerkingsverbanden effectief tegemoet kunnen worden getreden.

Op de talloze discussiebijeenkomsten van de Euromarsen in Nederland en in de andere landen kwamen de sterke en zwakke punten van de mondialiseringsbeweging en het politieke vraagstuk van de (sociale) grondrechten al snel na 1997 aan de orde. Hoofdlijn in de discussies was, dat wij in de eerste plaats ernaar moesten streven een verband te leggen tussen onze belangenbehartiging, het nastreven van sociale grondrechten op Europees niveau, en andere (deel) onderwerpen. Op die wijze zou een samenhangende kritiek op het neo-liberale Europa kunnen worden geformuleerd en zouden de sociale bewegingen elkaar kunnen versterken. In dat kader werd besloten veel energie te steken in de organisatie van de Europese Sociale Fora die in het kielzog van het Wereld Sociaal Forum werden gehouden en waar verschillende sociale bewegingen uit verschillende hoeken zoals de milieubeweging, de vredesbeweging en anderen samenkwamen om alternatieven te formuleren. Met die sociale fora gaat het- samen met het ineenstorten van de mondialiseringsbeweging- overigens niet zo goed, maar dit betekent niet dat uitwerking van inhoudelijke alternatieven en kritiek in hun onderlinge samenhang niet op andere wijze voor het voetlicht kunnen worden gebracht.

PvdL

zondag 14 november 2010

Waarom komen uitkeringsgerechtigden niet in verzet. Deel II

Het verzet van de Franse werklozen en In Duitsland een jaar of 8 a 10 geleden laat zien, dat verzet op wat grotere schaal toch wel mogelijk is. Ondanks het gebrek aan bronnen, etc. De geschiedenis van de Nederlandse werklozenbeweging met het ontstaan van werklozen belangen verenigingen laat zien, dat aan verschillende voorwaarden moet worden voldaan wil er verzet komen.

1. Het moet gaan om grote groepen, die in dezelfde positie zitten en die maar in beperkte mate over verschillende sociaal-juridische posities worden verdeeld, waardoor ze verschillende belangenposities hebben en de groep die langdurig op een uitkering is aangewezen moet groot zijn. Dus niet bv een jaartje in de uitkering, en dan weer werk. Deze laatste groep definieert zich nauwelijks als uitkeringsgerechtigde. Dit systeem van verdeling was nergens zo verfijnd als in Nederland. Dit sluit aan bij de homogeniseringsthese en de fragmentatiethese. Het nieuwe beleid van de regering Rutte kan het ontstaan van meer homogene grote groepen bevorderen.

2. Een sterke vakbond of politieke partij moet zich aansluiten bij de werklozenbeweging of zich daarvoor openstellen. In de zeventiger jaren was dat in Nederland de CPN, met de oprichting van eerst de werklozenkomitees en later de Werklozen Belangen Verenigingen, en in Frankrijk was dat de CGT. Ook in Duitsland leken vakbondsgroepen, met name bouwbonden uit Oost Duitsland, zich bij de werklozen aan te sluiten. Het hoeft overigens niet perse een politieke partij of grote vakbond te zijn, het kunnen ook sociale bewegingen zijn zoals de tweede feministische golf- beweging van bijstandsvrouwen begin tachtiger jaren vorige eeuw of de kraakbeweging – baanlozenbeweging. In de jaren negentig van de vorige eeuw was er een kortstondige vrijage tussen uitkeringsgerechtigdengroepen en de kerken, die tot een opleving van acties en discussies over verarming hebben geleid. Dergelijke coalities kunnen zich weer voordoen.

3. De politieke openheid moet groter worden, zodat de werklozenorganisaties worden erkend en meer gehoor vinden, waarbij de trucs om ze eronder te houden minder worden. Nederland bestond in de zeventiger jaren het kabinet den Uyl en een algemeen opstandig klimaat. Dit zelfde was in de jaren negentig ook in Frankrijk aan de gang. De politieke onwrikbaarheid van rechtse regeringen verlamt de beweging, waardoor ze eerder zal verlopen. “Het helpt toch niet”. Wat dit betreft lijken de ontwikkelingen door de regering Rutte met gedoogsteun van de PVV niet gunstig.

4. Van belang bij de mogelijkheden voor het ontstaan van een sociale beweging is, dat aansluiting wordt gevonden bij (delen van) middengroepen, zodat er -naast politieke openheid en coalities met sterke bondgenoten- een breed gedragen begrip ontstaat voor de positie van de werklozen en hun leefomstandigheden. Daarbij is het gunstig, als de (langdurige) werkloosheid over verschillende sociale lagen van de bevolking is verdeeld, dwz mensen met verschillende sociale netwerken, opleidingsniveaus en leeftijden betreffen. Dit was in de zeventiger jaren het geval met de studentenbeweging en de bouwvakkers, die de eerste werklozenkomitees oprichtten.
Ditzelfde is ook in Frankrijk, waar het gezegde is, dat iedere Fransman wel een werkloze in zijn naaste familie heeft, en dus begrip heeft voor de standpunten van de werklozen. Hoe dit zich momenteel in Nederland ontwikkelt weet ik niet. Aan de ene kant zorgt het overheidsbeleid voor een sterke tweedeling van een soort onderklasse van kanslozen met weinig contacten in andere groepen versus een gegoede middenklasse die neerkijkt op de werklozen. Aan de andere kant zijn de ontwikkelingen naar massa-werkloosheid op de arbeidsmarkt dat ook veel hoger opgeleiden massaal werkloos worden en geen nieuw werk kunnen vinden. Dit is in mijn ogen echter nog een vrij recente ontwikkeling, als gevolg van de economische crisis.

5. Ik ben het niet eens met de stelling van sommigen, dat symbolische acties geen zin hebben. Werklozen bouwen een beweging niet op door te pogen, massale demonstraties te organiseren, maar door ontregelingsakties van relatief kleine groepen, die veel publiciteit halen. Ook dit gebeurde in het begin in Nederland in de zeventiger jaren en halverwege de tachtiger jaren en in Frankrijk. Argentinie is ook een voorbeeld.
In Nederland waren de voorwaarden vooralsnog niet zo gunstig. We hadden een sociaal-democratie die samenwerkte met de liberalen, en er was naast een ver doorgevoerde flexibilisering van de arbeid een veelheid aan belangenposities van werklozen, waardoor er een sterker dan elders ver doorgevoerde individualisering van de werkloosheid was. Het is je persoonlijke probleem, en geen maatschappelijk probleem. Hierboven heb ik echter al aangegeven, dat met de nieuwe regering dit niet zo hoeft te blijven. Er zijn zowel ontwikkelingen die het ontstaan van een verzetsbeweging begunstigen, als ontwikkelingen die dat juist verder bemoeilijken. Welke kant het op zal gaan lijkt me onvoorspelbaar.

vrijdag 5 november 2010

De posities worden ingenomen

Op 8 november 2010 verschijnt een bericht in het Financieel Dagblad, waarin staat dat op het ministerie SOZAWE volgens de schrijver van het artikel ‘koortsachtig’ gewerkt wordt aan wat de grote hervorming van het kabinet Rutte moet worden: de invoering van de WWNV met haar samenvoeging van WWB, Wajong en WSW. Een woordvoerder van de staatssecretaris laat weten dat de concrete invulling van het plan een maand later komt, bij de behandeling van de begroting van Sociale Zaken in de Tweede Kamer.
De woordvoerder laat verder weten dat de ruim 100.000 mensen met de indicatie 'sociale werkplaats', de dans ontspringen. Zij behouden hun beschutte werkplek.

Cedris, de branchevereniging voor de sociale werkvoorziening (WSW) stelt alvast nuchter vast dat dit weinig ruimte creëert voor de 19.000 mensen op haar wachtlijsten. 'In 1998 zijn de WSW-eisen verscherpt. Er zitten bij ons nog mensen van voor die tijd die naar de huidige maatstaven geen sociale werkplek zouden krijgen', zegt voorzitter Joan Leemhuis-Stout. Lees het volledige bericht op de website van het Financieele Dagblad.

De vraag is, in hoeverre het artikel in het Financieel Dagblad van 8 november 2010 juist is. Uit een toespraak van de staatssecretaris in december 2010 blijkt, dat er pas op 15 november een ambtelijk ‘programmateam’ werken naar vermogen was geformeerd, in eerste instantie onder leiding van de functionaris Petra Lugtenburg. [1] De staatssecretaris deelde mee, dat dit team sinds 15 november hard aan het werk was. Op 15 november verschijnt blijkens de ons toegestuurde stukken ook een geheim gebleven nota. Vanaf 15 november moet de staatssecretaris behoudens enkele afwijkingen iedere donderdag met het programmateam hebben overlegd. Uit verschillende memo’s blijkt dat op die dag overleg met de staatssecretaris plaatsvond. De memo’s en nota’s die ons werden toegestuurd werden meestal enkele dagen voor dat overleg samengesteld. Op 5 november blijkt, dat de onderhandelingen van het Ministerie met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) en wellicht met andere maatschappelijke organisaties nog niet zijn begonnen. Op die dag wordt het congres van de VNG gehouden. Marco Florijn, toen wethouder in Leeuwarden en voorzitter van de commissie werk en inkomen van de VNG, deelde blijkens een bericht op de website van DIVOSA het volgende mee. Gemeenten kunnen en willen verantwoordelijkheid nemen voor mensen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt. Maar ze hebben daarbij ook andere instanties nodig. De VNG wil daarom snel in gesprek met kabinet, sociale partners en onderwijsinstellingen om afspraken te maken. "We moeten geen tijd verspillen aan discussies over wie de baas is, maar stappen maken en over onze eigen schaduw heen springen", aldus Marco Florijn tijdens het congres van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) en Divosa. Florijn was toen voorzitter van de commissie Werk en Inkomen van de VNG en wethouder in de gemeente Leeuwarden. Hij wil met het kabinet, sociale partners en vertegenwoordigers van het onderwijs afspraken maken over hoe we verder moeten met één regeling voor de onderkant van de arbeidsmarkt. Wat moet er in de regeling en hoe gaan we hem uitvoeren? Florijn gaf aan dat deze afspraken niet gemaakt kunnen worden zonder daarbij de kennis en ervaring van gemeenten te gebruiken. Ook benadrukte hij de noodzaak tot samenwerking tussen gemeenten, UWV, Cedris en het ministerie van SZW.
Het kabinet heeft plannen om te komen tot één regeling voor mensen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt (Wajong, WSW, WWB), die wordt uitgevoerd door gemeenten. Om van de regeling een succes te maken zijn volgens de VNG de volgende punten noodzakelijk:
  • investeren in samenwerking met werkgevers en onderwijs: zij hebben de banen en de opleidingen om mensen te plaatsen
  • landelijke inzet op samenwerking met belangrijke sectoren: de VNG wil graag met overkoepelende sectoren landelijke afspraken maken die vervolgens in de regio worden opgepakt
  • duidelijkheid van het kabinet over budgetten, verantwoordelijkheden, middelen en mogelijkheden
Een aantal sectoren zit te springen om arbeidskrachten. Gemeenten willen graag in de regio met die sectoren samenwerken en banen vervullen. De VNG wil afspraken maken waar gemeenten mee verder kunnen.
Marco Florijn is nu wethouder in Rotterdam. 


[1]  Toespraak staatssecretaris De Krom van Sociale Zaken en Werkgelegenheid tijdens het RUA Symposium op 29 november 2010 in Amsterdam. De staatssecretaris benadrukt de noodzaak van regionale samenwerking tussen lagere overheden, instanties en werkgevers. Wat dit laatste betreft noemt hij als een mooi voorbeeld CAP100, het initiatief van de Lucille Werner Stichting om honderd mensen met een beperking aan de slag te helpen bij grote bedrijven.

maandag 25 oktober 2010

Een zondagmiddag in Wijk bij Duurstede


Jeugdherinnering


Op mijn tenen kijkend door het raam

een dak, een plompe toren- langzaamaan

zie ik - reikhalzend naar het blauwe zwerk -

met elke halve meter groei meer kerk

zo raak ik met dit zicht op Wijk vertrouwd

ook met De Engel - minstens net zo oud

de plek waar paap, agnost en calvinist

er ouwehoert en eet en drinkt - en pist


André van Zwieten


Vandaag heb ik met familie een uitje gemaakt naar Wijk bij Duurstede. Waarom?. Zomaar. Iets speciaals te doen in Wijk bij Duurstede?. Wij denken bij het vertrek van niet. We willen gewoon eens in Wijk bij Duurstede kijken. We weten wel, dat bij Wijk bij Duurstede de resten liggen van de eerste handelsstad, die er in de Noordelijke Nederlanden toe deed: Dorestad. Zie http://www.dorestadwereldstad.nl/ Maar verder?. Onderweg komen we langs de kant van de weg , nordic walkers tegen, die op zondag een wandeling maken in het bos met in iedere hand een overbodige lange stok die ook gebruikt wordt bij het skiën. Mijn zwager zegt; ' Kijk daar heb je knuppelstappers'. Hij zegt dat hij deze vertaling van nordic walkers zelf bedacht heeft. Wijk bij Duurstede is een mooie stad met een stadswal, een molen, een haven, vele historische gebouwen en een kasteel. Veel te zien dus. We rijden naar een parkeerplaats dichtbij het centrum en zien een groot bord: benieuwd naar wat hier komt? Kijk op www.binnenstadswoningen.nl
Gaan ze de historische binnenstad ook hier met behulp van een grote projectontwikkelaar verpesten?

We lopen wat straten en stegen door en komen op de Markt waar het raadhuis en de kerk staan. Op het raadhuis staat een prachtig gedicht van Gerrit Achterberg. We gaan koffie drinken in café- restaurant de Engel, sinds 1678. http://www.engelrestaurant.nl/
Op het raam van het café staat ook een gedicht en binnen zijn ook allerlei teksten op de muur gezet. Even naar het toilet. Ik kom een gedicht tegen van ene André van Zwieten dat een ode is aan Wijk bij Duurstede. (Zie gedicht bovenaan). Ik heb nog nooit van André van Zwieten gehoord. We zijn op de markt ook nog langs het pand van boekhandel Pettinga gekomen, met op de muur een gedicht van Vestdijk. De poëzieliefhebber komt hier wel aan zijn trekken. Ik vraag de ober in het café of al die teksten op muren buiten en in het restaurant iets met elkaar te maken hebben. Zit er een soort stadsplan achter, liefhebbers van poëzie naar Wijk bij Duurstede halen? Hij zegt van niet. 'Een gedeelte van de teksten is er pas vorige week op gezet. Dat zijn onder elkaar en door elkaar flarden van zinnen die hier worden uitgesproken. ' jemig is het al zo laat', 'Vind maar eens iemand die dat even voor je....'. 'Deze deur, rechts achterin, dat is de dames', 'Wat denk je dat dat kost zo'n tent en dat...', 'Waar is mijn krant?', 'Dat kunststof is makkelijker, dan hoef je....' , 'Het valt soms niet mee', 'Nog bekenden tegengekomen?', ' Kijk, daar heb je Guus en Corry, zwaai effe'.


We lopen de Peperstraat in en zien in een etalage kindertekeningen ter gelegenheid van de Roefeldag. Had ik ook nog nooit van gehoord. Thuisgekomen opgezocht op internet. Roefelen is Vlaams voor snuffelen. Kinderen van 6 t/m 13 jaar krijgen op Roefeldag de kans om de grote mensenwereld te verkennen: een speurtocht door een winkel of eens zitten op de zetel van de burgemeester. Je komt dan op plaatsen waar je normaal niet binnen mag! Kortom, de kinderen gaan roefelen. Groepjes kinderen gaan naar verschillende plaatsen en winkels. In Wijk bij Duurstede was de Roefeldag op dinsdag 19 oktober.

We lopen verder en komen meer gedichten van die André tegen. Op de ruit van een vormalige slagerij en op de ramen van 'Books and Art', www.librabooksandart.com. Op de hoek van de straat met de Oeverstraat komen we een schoenwinkel tegen met gedichten van André. Ook verderop in de Oeverstraat winkels met gedichten van André. Oa op de pui van notariskantoor Sprenkels. En op het kantoor van een bedirjf voor bedrijfstrainingen, www.opb.nl . We slaan linksaf richting de molen Rijn en Lek en komen langs allerlei kunstgaleries.


Bij de molen Rijn en Lek lezen we het informatiebord over de molen. Daar wordt het beroemde schilderij van Jacob van Ruysdael aangehaald die in de zeventiende eeuw de molen zou hebben afgebeeld. ik herinner mij een recent artikel in NRC Handelsblad, waarin deze theorie onderuit wordt gehaald. (Zie NRC Handelsblad pagina 20 -20 oktober 2010). De molen Rijn en Lek bij Wijk bij Duurstede is helemaal niet door Ruysdael geschilderd. Het is een heel andere molen. En het is onbekend welke. Het informatiepaneel op de molen vermeldt echter, dat het bij de molen op het schilderij van Ruysdael om een molen ging die een eindje verderop in Wijk bij Duurstede stond. Hoe zit dat nu? Klopt de zogenaamde ontmaskering van NRC Handelsblad wel helemaal?. We besluiten het later uit te zoeken. Want het begint te stortregenen en we willen naar huis. Dus we hebben het museum Dorestad en andere bezienswaardigheden nog niet bekeken. http://www.museumdorestad.nl/introductie.htm . We komen weer bij de parkeerplaats en zien daar weer ene tekst op de muur staan: 'Roll it, light it, smoke it'. Ondertekend door Chronic Waza Peeps. Een oude traditie in Wijk bij Duurstede. De website van het museum over Dorestad vermeld een tentoonstelling uit 2006 over de roemruchte jaren zestig van de vorige eeuw. De tentoonstelling heette 'breien en blowen'. De toemalige wethouder cultuur bewaart goede herinneringen aan die tijd.

We gaan via de kastelenroute en historische boerderijen achter Langbroek weer op pad. De boerderijen dragen intrigerende namen als de Grote Roekert, en via Leersum en Amerongen, ook een mooie plaats met historische gebouwen, rijden we over de Utrechtse heuvelrug weer naar huis. Wil je meer te weten komen over de vele gedichten in Dorestad en over André van Zwieten surf dan eens naar http://www.fransmensonides.nl/dorestad.htm

zondag 24 oktober 2010

Reactie op artikel in NRC Handelsblad

Zaterdag 23 oktober staat er een artikel in NRC Handelsblad op pagina 2 over de stand van het verzet tegen het regeringsbeleid. Ik ben tweemaal een kwartier met de journaliste Michele de Waard aan het praten geweest en er is een citaat van drie zinnen dat mijn standpunt zou weergeven. Het citaat luidt:

De Bijstandsbond Amsterdam voerde de afgelopen weken wel enkele kleine acties uit, zoals een fietsprotest naar Brussel en een blokkade van een rotonde. "Maar het is moeilijk een breed maatschappelijk protest van de grond te krijgen" zegt voorzitter Piet van der Lende. Mensen vinden het zinloos te protesteren tegen een politieke meerderheid. En, zegt hij "Er is geen overheersende ideologie meer. Heeft het actiecomite een ander standpunt, dan haken andersdenkenden al gauw af" .

Dit citaat vereist op zijn minst enige toelichting om het maar voorzichtig te zeggen. Ik heb helemaal niet gezegd dat er geen overheersende ideologie meer is. Die woorden heb ik helemaal niet in de mond genomen. Ik heb de journaliste omstandig uitgelegd, dat de VVD dertig jaar vrijwel onafgebroken in de regering heeft gezeten. Ik vind dat er juist wel een alles overheersende ideologie is, nl de liberale van ieder voor zich en God voor ons allen. Ik heb wel het woord individualisering in de mond genomen. Daarmee bedoel ik niet zozeer dat er geen overheersende wereldbeelden meer zouden zijn, maar dat in de overheersende ideologie van het liberalisme wordt gestreefd naar een eindeloze fragmentatie van individuen en vernietiging van bepaalde vormen van solidariteit. De overheersende ideologie zit een beetje in ons allemaal, ook al zijn mensen het soms grotendeels wel eens qua redeneringen met de standpunten en de kritiek die door linkse groepen worden uitgedragen. En daarom heb ik in verband met die fragmentatie in het gesprek het volgende aan de orde gesteld, waarbij ik mij er achteraf van bewust ben, dat ik het misschien duidelijker had moeten formuleren. Een aspect van de fragmentatie is, dat individuen een eindeloze stroom informatie op zich afgevuurd krijgen, niet alleen door de opkomst van internet en de televisie en andere massamedia, maar ook door bijvoorbeeld de reclame. Daarbij worden mensen steeds meer verantwoordelijk gemaakt voor het functioneren van bepaalde diensten in hun richting. 'Gecommuniceerd' worden mededelingen over wijzigingen in het dienstverleningssysteem, wachtwoorden en inloggegevens, allerlei administratieve nummers zonder dewelke een Call Centre van een instantie niets voor je kan doen, etc. Het individu moet al die reclame en informatie voor zich zelf managen en omgaan met pogingen je gedrag te beinvloeden, bijvoorbeeld in supermarkten. Dit heeft een grote invloed op hoe je met informatie omgaat. Ik constateer, dat veel mensen ten aanzien van al die informatie een strategie ontwikkelen, waarbij ze zich proberen af te sluiten voor een deel ervan, en als dat niet mogelijk is, razendsnel te reageren op eerste indrukken, impulsen, waarnemingen en opgeroepen emoties. Dit gebeurt in enkele seconden. De informatie wordt gefilterd om het overzicht te behouden. In enkele seconden of een seconde: Dat wel, dat niet. Dit heeft gevolgen voor de manier waarop linkse actiecomitees, die ook met de mensen willen communiceren, hun materiaal presenteren en daarbij geldt ook dat als je standpunt of de kop van het pamflet of een bepaalde formulering niet goed valt, de mensen in enkele seconden de beslissing nemen, dit wil ik niet. Terwijl ze het misschien voor 95% of meer met de actie eens zijn of in ieder geval de strekking van de actie ondersteunen. Het betekent ook, dat een deel van de mensen die wel verder kijken toch niet meedoen omdat die eerste impuls, indruk, reactie in enkele seconden waarbij die 5% niet klopt toch zeer belangrijk wordt gevonden.

Ik heb het bovenstaande verhaal korter verteld, en alleen benadrukt dat ik ontdekt heb, dat als een detail in een pamflet veel mensen niet aanspreekt, ze afhaken ook al zijn ze het misschien op zich wel met de actie eens. Dit heeft geleid tot de bovengenoemde formulering in het krantenartikel

Nog iets dat niet klopt

Er staat in het citaat waarin ik wordt aangehaald nl nog iets wat pertinent niet klopt. Ik zou gezegd hebben dat de Bijstandsbond een fietstocht en een blokkade van een rotonde zou hebben georganiseerd. Dat eerste is waar, dat tweede is onwaar. Het misverstand dat hier optreedt komt voort uit het feit, dat de journaliste mij twee vragen stelde, nl ten eerste dat er helemaal niets gebeurt en er geen maatschappelijk verzet is en ten tweede wat de Bijstandsbond doet om de protesten tegen het regeringsbeleid vorm te geven. Ik ben toen begonnen op te sommen welke initiatieven er in den lande wel allemaal waren, ook van anderen. En daarbij wat de rol van de Bijstandsbond in sommige initiatieven was. De journaliste heeft dat opgevat als: dat zijn allemaal initiatieven van de Bijstandsbond. Hoewel ze kon weten dat dat niet zo was, omdat ik bv de actie van Rekening Retour heb genoemd waarvan ze blijkens het artikel de website heeft bezocht. En ik heb haar omstandig uitgelegd, dat de blokkade van een rotonde, waarvan ik de plaats niet meer wist (Het blijkt bij het Haarlememrmeerstation te zijn geweest ) een gevolg was van een min of meer spontane oproep van niet in een bepaalde organisatie deel uitmakende leden van Facebook, een soort vriendengroep, die op de dag van de regeringsverklaring een blokkade van die rotonde hebben georganiseerd na oproepen van diverse personen daartoe op dat Facebook om hun ongenoegen over het regeringsbeleid te laten blijken. We hebben het daar een hele tijd over gehad.

Conclusie

Het is een feit, dat er op dit moment geen breed, massaal verzet tegen het beleid van de nieuwe regering is. Maar dat er wel een reeks van kleine initiatieven is, waarbij men probeert dit verzet op gang te brengen. Het is onzin te zeggen dat er niets gebeurt. Overal in het land zijn groepen en individuen op hun manier bezig te vechten tegen de verarming. Nu kun je daar op twee manieren mee omgaan. Je kunt de zwakheden van de linkse beweging benadrukken, en zeggen dat er niets gebeurt, waarmee je bedoelt dat er geen grote massa of andere -acties zijn die geschikt zijn om in de krant te komen volgens de criteria die journalisten aanleggen (alsof het daarom gaat) zoals in het artikel gebeurt, of je kunt die initiatieven zien als onderdeel van pogingen, nieuwe vormen van protest te zoeken en daarmee experimenteren en kijken wat misschien wel werkt en niet werkt. De journalisten hebben gekozen voor een negatieve insteek, er gebeurt niets en hebben zich niet verdiept in de inhoud en de vorm van de experimenten die momenteel overal plaatsvinden. En dit vanuit het oogpunt of de gekozen verzetsvormen effectief zijn bij pogingen de ontwikkelingen te beinvloeden en niet of het geschikt is voor de media. Er zijn in den lande duizenden clientenraden en andere raden die in overlegstructuren zitten en waar mensen veel energie in steken om invloed uit te oefenen. Dus er gebeurt veel. Maar is dit effectief? Een van de aspecten in de discussies die moeten plaatsvinden is wat mij betreft verder dat zelforganisaties, actiecomitees e.d. zich als een soort pavlov reactie richten op de politieke discussie in parlement of gemeenteraad en dan nog wel op een bepaald moment, nl wanneer de regering maatregelen aankondigt en het erom gaat, of er een parlementaire meerderheid voor te krijgen is. En dan organiseer je protesten, een bijeenkomst, een actie of misschien zelfs wel stakingen om op een eenzijdig gerichte manier duidelijk te maken aan de parlementaire meerderheid dat je het er niet mee eens bent. Om bij van te voren vaststaande meerderheden in veel gevallen een nederlaag tegemoet te gaan. Dit verhaal wordt te lang om het allemaal uit te legen, maar we moeten in mijn ogen bij de opbouw van een beweging ons niet alleen op de overheid richten maar ook op andere groepen die een rol spelen in het besluitvormingsproces, zoals bedrijven, grote lobby organisaties, etc. en misschien op andere momenten protesteren, met andere middelen, zoals de ontwikkeling van collectieve juridische procedures. En daar onze energie in steken. Er zijn vele mogelijkheden en individuele en collectieve strategien om een dam op te werpen tegen de rigoreuze verarming en afbraak van voorzieningen die op ons afkomt . Maar een ding is mij duidelijk: oude modellen - de massactie en de manier waarop acties van de vakbeweging in het overlegmodel worden ingepast- gericht op de beinvloeding van parlementaire meerderheden op een bepaald moment werken op dit moment in Nederland niet meer.

P vd Lende

donderdag 21 oktober 2010

Armoede werkt niet

De SP is een actie met een petitie begonnen onder de titel: 'armoede werkt niet'. U kunt de petitie tekenen op http://www.armoedewerktniet.nl/

De petitie is een protest tegen het nieuwe regeringsbeleid, waarbij vooral of eigenlijk alleen de mensen met de smalste beurzen in het kader van de bezuinigingen worden gepakt. Men schept bewust of onbewust een soort onderklasse die het lot treft dat zij tot in lengte van dagen onder een soort bijstandsregiem met vermogens en partnertoets de hele week arbeid moeten verrichten waarbij ze een loon krijgen dat beneden het wettelijk minimum ligt zonder perspectief op beter en zonder dat zij dezelfde vrijheden genieten als bevoorrechte werkenden die wel een volledig salaris hebben. Deze bewust of onbewust geschapen onderklasse wordt vervolgens met strenge controlemaatregelen in toom gehouden en moet als schrikbeeld dienen voor de meer bevoorrechten, die hun onlustgevoelens op deze groep kunnen projecteren, zodat de aandacht wordt afgeleid van het belangrijkste: dat slechts een klein groepje met fabelachtige vermogens beslist over de gang van zaken in onze maatschappij. Jammer is wel dat de SP van te voren geen samenwerking heeft gezocht met anderen, om de petitie gezamenlijk op te zetten. Of is dat wel gebeurd, maar hadden andere grote organisaties die er toe doen (zoals de FNV) er geen trek in? De FNV heeft anders een vrij ferme verklaring uitgegeven. Ach, de organisaties waarin ik werk doen de dingen ook niet altijd samen met anderen. Maar juist nu en zeker op dit punt is het van belang de krachten zoveel mogelijk te bundelen lijkt mij.

PvdL

donderdag 30 september 2010

Over het regeerakkoord van Rutte I en een commissie die de toekomst van het UWV moest onderzoeken

Op 30 september 2010 bereikten de Tweede Kamerfracties van VVD en CDA het regeerakkoord, dat als motto heeft 'Vrijheid en verantwoordelijkheid'. In het regeerakkoord worden ingrijpende reorganisaties en bezuinigingen in de sociale zekerheid aangekondigd. De VVD kan de plannen zoals reeds neergelegd in nota’s van diverse adviescommissies waar ook sociaal-democraten deel van uitmaakten en in haar Participatiewet gaan uitvoeren. Het kabinet Balkenende IV heeft de weg naar de nieuwe Wet Werken naar Vermogen reeds geplaveid. De sociaal-democratie van hogere en lagere bestuurders gaat akkoord met de hoofdlijnen en de uitgangspunten van de VVD plannen mits… voldoende geld wordt uitgetrokken voor de reintegratie en participatiebudgetten voor de gemeenten waarmee werklozen en gedeeltelijk gehandicapten naar betaald werk moeten worden begeleid. De nieuwe regering kan aan de gang. Al voor het regeerakkoord gesloten werd, op 6 september 2010, benoemde demissionair minister Donner, die ook minister zou worden in het kabinet Rutte, een commissie van 3 personen voor het doorlichten van het UWV. In september 2010 werd bekend, dat het UWV 90 miljoen teveel had uitgegeven aan reintegratie activiteiten voor werklozen. De minister stelde daarop een commissie van drie personen in, om dit te gaan onderzoeken en advies te geven. Hun formele opdracht was om voor 1 december ’advies uit te brengen over de mogelijkheden, beperkingen en verbeteringen van de sturing binnen het UWV’.

Over Martin van Rijn een van de commissieleden, is het volgende bekend. Martin van Rijn hield op 20 mei 2010 een keynote speech voor aeDex, waarin hij in algemene, nogal vage bewoordingen ingaat op de gewenste, mogelijke en meest waarschijnlijke scenario’s van de combinatie maatschappelijk middenveld (waaronder instellingen in de gezondheidszorg en de woning corporaties) overheid en markt. De toespraak draagt als titel balanceren tussen overheid en markt. Een van de conclusies is dat welke combinatie van die drie ook wordt gekozen, het zal altijd leiden tot meer controle en toezicht van de overheid. Martin van Rijn was bestuursvoorzitter bij pensioenfonds PGGM, en tevens als extern bestuurder aangesteld bij uitkeringsinstantie UWV om er orde op zaken te stellen. Het UWV werd door minister Donner van Sociale Zaken op de vingers getikt vanwege een forse overschrijding van het re-integratiebudget. Van Rijn schreef een advies over een betere aansturing van het uitvoeringsapparaat van het UWV.   

Van de heer Kist is het volgende bekend. Hij was van 1 september 2005 tot 7 augustus 2007 lid van het bestuur van de Autoriteit Financiële Markten, waar hij eerder reeds voorzitter was van de raad van toezicht. Hij voelde zich verplicht ontslag te nemen wegens onzorgvuldig beheer van privé-beleggingen. Het in 2007 opgestapte AFM-bestuurslid Anne Willem Kist blijkt in 2007 zijn aandelen Fortis te hebben verkocht, terwijl hij op dat moment in zijn rol als toezichthouder op de hoogte was van alle details van de overnamestrijd die de bank voerde rond ABN AMRO. Tot 1997 werkte hij als advocaat in Amsterdam en Den Haag. Van 1997 tot zijn benoeming in Leiden werkte hij als directeur-generaal van de Nederlandse Mededingingsautoriteit. Van 1 januari 2003 was Kist voorzitter van het college van bestuur van de Universiteit Leiden. In 2005 legde hij deze functie weer neer. Kist is tevens raadsheer-plaatsvervanger bij het Gerechtshof te Amsterdam. In 1997 trad hij af als voorzitter van de NMA, de Nederlandse Mededingings autoriteit. Sommigen veronderstellen dat hij als voorzitter van de NMa verantwoordelijk was voor haar falen in de bouwfraude kwestie.
Van de heer Bruins Slot is het volgende bekend. In 1998 werd Bruins Slot hoofddirecteur van de Informatie Beheer Groep in Groningen en in 2000 secretaris-generaal bij het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. In 2003 volgde hij Gerrit-Jan Wolffensperger op als voorzitter van de Raad van Bestuur van de NPO (voorheen genoemd het hoofdbestuur van de Publieke Omroep (PO) en NOS). Onder zijn leiding werd de publieke televisie ingrijpend hervormd. De omroepen raakten hun vast zendkanaal kwijt. De drie netten kregen elk een profiel. De omroepen voerden fel verzet tegen dit plan, omdat ze niet langer een avondvullend gevarieerd programma konden aanbieden. Maar na de invoering won de publieke omroep veel terrein terug in de kijkcijfers op de commerciëlen. Op 1 juni 2008 ging hij met vervroegd pensioen. Sinds 1 september 2008 is hij voorzitter van het bestuur van KWF Kankerbestrijding


[1] Demissionair minister Donner (sociale zaken) maakte bekend dat het driemanschap bestond uit Anne-Willem Kist (voorzitter van de raad van advies Nederlandse Zorgautoriteit), Harm Bruins Slot (voorzitter van KWF Kankerbestrijding) en Martin van Rijn (bestuursvoorzitter van pensioenfonds PGGM).

woensdag 9 juni 2010

Invoering van de Tijdelijke Wet Loondispensatie

Invoering van de Tijdelijke Wet Pilot Loondispensatie. De wet treedt in werking op 9 juni 2010. En is vervallen m.i.v. 1 januari 2013. 
Reeds op 9 juni 2010 werd door het demissonaire kabinet Balkenende IV, dat 20 februari 2010 was gevallen en bestond uit Partij van de Arbeid, CDA en Christen Unie de Tijdelijke Wet Pilot Loondispensatie ingevoerd. Minister Donner en staatsecretaris Klijnsma regeerden dus gewoon door. Hierbij ging een 32 tal gemeenten experimenteren met het tewerkstellen van werklozen waarbij ze slechts een gedeelte van het minimumloon krijgen uitbetaald. De pilot is ingevoerd om de effecten van de maatregel te meten voordat hij over de hele linie in het kader van de wet werken naar vermogen moet worden ingevoerd. Nog voor de resultaten van de pilot bekend waren heeft de minister besloten, dat invoeren over de gehele linie sowieso te doen. Voor de pilot is een Begeleidingscommissie onderzoek pilots Werken naar vermogen ingesteld. Besluit van 3 juni 2010, Stcrt. 2010, nr. 8759
De begeleidingscommissie is als volgt samengesteld.
Dhr. prof.dr. W.Trommel. Voorzitter. Ontvangt een vergoeding.
Dhr. B. Schriever
Mw. C. van Wijngaarden
Mw. C. Urbanus
Mw. A. van der Giezen
Mw. A.C. den Bakker
Dhr. G.B. van Woerdekom
Mw. P.J.E.P. van der Heijden
Mw. E. Hoetering
Dhr. M. van Mierlo
Mw. E.C.M. Smits
Dhr. B.H. van Apeldoorn
Mw. E.E. Vruggink

vrijdag 4 juni 2010

Het pensioenakkoord

Er kan worden geconstateerd, dat in 2009 maar met name ook tijdens de onderhandelingen over de nieuwe Wet Werken naar Vermogen in de winter van 2010 op 2011 de VVD de publiciteit beheerste. Terwijl in voorgaande jaren nog initiatieven en maatregelen van 'links' in de publiciteit kwamen, ook op lokaal niveau, kon 'links' in de periode daarop in de hoofdstroom van de publiciteit slechts defensief reageren op de vele initiatieven die de VVD heeft genomen. Zo werd in februari 2010  in eerste instantie door VVD kamerlid Stef Blok een initiatiefwetsvoorstel ingediend, dat de voorwaarde introduceert dat immigranten de Nederlandse taal moeten beheersen alvorens zij aanspraak kunnen maken op een Bijstanduitkering. Na de nodige wijzigingen werd het wetsvoorstel in februari 2011 ingediend. Alternatieve voorstellen van 'links' waren uitgezonderd de SP meer een daarop aansluitende alternatieve afbraakpolitiek zoals verkorting van de Werkloosheidswet, verhoging pensioengerechtigde leeftijd, alternatieve flexibilisering van de arbeidsmarkt, etc. waarbij de PVV zich profileerde als verdediger van de bestaande belangen en rechten van de 'hardwerkende Nederlander' en de ‘hulpbehoevende bejaarden’. Het is de combi van VVD en PVV standpunten waar veel mensen in geloofden. Dus de meer of minder bewuste creatie van een soort onder discipline gebrachte onderklasse, gecombineerd met ogenschijnlijk een verdediging van de belangen van middengroepen. De meeste linkse partijen hebben zeer verdeeld en halfslachtig op deze ontwikkeling gereageerd.


Tijdens het kabinet Balkenende IV werd toch op 4 juni 2010 een sociaal akkoord tot stand gebracht tussen Rijk, werkgevers en werknemersorganisaties over de pensioenen. Uit het pensioenakkoord: ‘De arbeidsparticipatie van oudere werknemers is het afgelopen decennium geleidelijk toegenomen; dit mede als gevolg van wijzigingen in sociale zekerheid- en vroegpensioenregelingen. Invoering van de in dit akkoord overeengekomen wijzigingen van de AOW en de aanvullende pensioenen zal deze positieve ontwikkeling verder stimuleren. Daarnaast zijn stimulerende maatregelen nodig om het de werkgever en zijn werknemers aantrekkelijk te maken om langer met elkaar door te gaan. Sociale partners zullen daarom aanvullend een beleidsagenda ontwikkelen om de arbeidsparticipatie van oudere werknemers en de arbeidsmobiliteit van ouderen substantieel te verbeteren. Hierin zijn alle relevante onderwerpen aan de orde: leeftijdsbewust personeelsbeleid, werving en selectie, employability, scholing, arbeidsflexibiliteit (incl. rechtspositionele en sociale zekerheidsaspecten alsmede de zogenoemde perverse prikkels in decentrale regelingen. Ook zullen voorstellen worden gedaan ten aanzien van de sociale zekerheid in samenhang met de inzet van arbeidsmarktinstrumenten welke ook specifiek op oudere werknemers zijn afgestemd. Sociale partners nemen zich voor deze beleidsagenda in het najaar van 2010 te presenteren en periodiek te monitoren op zijn effecten’.

En er waren vele voornemens in het pensioenakkoord, waarvan volgens mij niets terecht is gekomen. Tekst uit het pensioenakkoord: 
De arbeidsparticipatie van oudere werknemers is het afgelopen decennium geleidelijk toegenomen; dit mede als gevolg van wijzigingen in sociale zekerheid- en vroegpensioenregelingen.
Invoering van de in dit akkoord overeengekomen wijzigingen van de AOW en de
aanvullende pensioenen zal deze positieve ontwikkeling verder stimuleren. Daarnaast zijn
stimulerende maatregelen nodig om het de werkgever en zijn werknemers aantrekkelijk te
maken om langer met elkaar door te gaan.
Sociale partners zullen daarom aanvullend een beleidsagenda ontwikkelen om de arbeidsparticipatie van oudere werknemers en de arbeidsmobiliteit van ouderen substantieel te verbeteren. Hierin zijn alle relevante onderwerpen aan de orde: leeftijdsbewust personeelsbeleid, werving en selectie, employability, scholing, arbeidsflexibiliteit (incl. rechtspositionele en sociale zekerheidsaspecten alsmede de zogenoemde perverse prikkels in decentrale regelingen.
Ook zullen voorstellen worden gedaan ten aanzien van de sociale zekerheid in samenhang
met de inzet van arbeidsmarktinstrumenten welke ook specifiek op oudere werknemers
zijn afgestemd. Sociale partners nemen zich voor deze beleidsagenda in het najaar van 2010 te presenteren en periodiek te monitoren op zijn effecten.

Het lijkt me dat afspraken over een reintegratiebudget voor oudere werknemers en werklozen raakt aan het participatiebudget in het kader van de bijstand en de nieuwe WWNV dat voor gemeenten beschikbaar is. Het komt uit dezelfde pot, lijkt mij. (Zie ook brief van de LCR verderop)

maandag 10 mei 2010

Leidt verlaging van de loonkosten op het minimumniveau voor werkgevers in Nederland tot meer werk en meer kansen voor werklozen?


Zie ook Mark Schonewille- Voor en nadelen van het minimumloon. 

In Buitenhof van 9 mei 2010 was er een discussie tussen Emile Roemer, lijsttrekker van de SP bij de komende verkiezingen en Barbara Baarsma, directeur SEO Economisch Onderzoek en hoogleraar 'marktwerking'. Het debat ging over het verkiezingsprogramma van de SP. Hierbij had Barbara de volgende kritiek, waarbij zij duidelijk uitging van het in termen van marktwerking modelmatig beschouwen van de werkelijkheid. Er zou een tegenstrijdigheid in het SP programma zitten. Enerzijds is er de doelstelling van de SP de 'sociaal zwakkeren" te willen beschermen en hen nieuwe kansen te bieden. Anderzijds is er de bescherming van de zittende werknemers, de grote groep die werk heeft, en die een vast inkomen en enige bestaanszekerheid wil. Dat is tegenstrijdig. Want als je die sociaal zwakkeren kansen wilt geven, moet je de arbeidsmarkt flexibiliseren, het ontslagrecht versoepelen en de bruto loonkosten van de werkgevers tegelijkertijd verlagen. Mensen op het minimum kunnen dan hun koopkracht behouden door extra belastingvoordelen. En niet het minimumloon verhogen, zoals de SP wil. Die verlaging van loonkosten op het minimumniveau levert nieuw werk op, dus bevordert de werkgelegenheid, en bovendien hebben mensen die nu geen kans hebben dan wel een kans om 'ertussen' te komen, ook een baantje te vinden, want als het ontslagrecht wordt versoepeld en de loonkosten voor de werkgever naar beneden gaan zal hij ook bij mensen met een lagere arbeidsproductiviteit zeggen: nou, met jouw wil ik het ook wel eens proberen. En in de huidige situatie zegt de werkgever dat niet en neemt hij alleen de sterksten met een hoge arbeidsproductiviteit. Dus de SP komt op voor die sterke groep door hun positie te beschermen en niet voor de  'sociaal zwakkeren'  zoals ze in het TV programma werden genoemd. Op twitter ontwikkelde zich een felle discussie tussen voor en tegenstanders van deze redenering, waarbij in mijn ogen voorstanders er weinig van begrepen hebben. Dat zal ik in dit artikel uitleggen.

Lobby voor verlaging minimumloon

Ook de VVD wordt niet moe naar voren te brengen dat zij een sociale partij is, omdat zij door arbeid aan de onderkant van de arbeidsmarkt goedkoper te maken de kansen voor mensen die daarop aangewezen zijn wil vergroten. Tevens pleit de partij voor afschaffing van de huidige bijstand en vervanging door een ‘participatiewet’ om de prikkels voor werkzoekenden aan de onderkant van de arbeidsmarkt te vergroten. Dan komen de mensen aan het betaalde werk en dan hoor je erbij, je voelt je deel van de samenleving en je voelt je beter. Dit soort vaak in korte snelle bewoordingen geformuleerde uitgangspunten doen het goed in de media en politieke debatten. Daar is alleen tijd voor korte oneliners, waarbij op de argumenten niet wordt ingegaan. Op het eerste gezicht voor de hand liggende vanzelfsprekendheden van het dagelijks leven worden als absolute waarheden verkondigd zonder dat er in de televisiediscussie of bij een TV interview tijd is om het te weerleggen. Tegenstanders zijn dan gedwongen ook in dergelijke oneliners te vervallen, zodat de 'discussie' verzandt in een welles-nietes spel zonder argumenten. Emiel Roemer kwam er in die zin niet goed uit, dat hij de kaart van de belangengroepen speelde die hem wellicht electoraal gewin kunnen opleveren: de overgrote meerderheid van de werkende mensen wil enige bestaanszekerheid en bescherming en er zijn steeds meer werkende armen, die de eindjes niet aan elkaar kunnen knopen, dat is geen goede zaak. Mensen moeten wel van hun werk kunnen leven. Dus de bescherming van die groep is terecht. Wat betreft de kansen van mensen aan de onderkant van de arbeidsmarkt benadrukte hij dat de SP werkmaatschappijen op gemeentelijk niveau wil, waar mensen aangepaste arbeid kunnen verrichten onder redelijke voorwaarden en omstandigheden, en dat ze begeleid moeten worden naar de arbeidsmarkt. Maar de werkelijke betekenis van Barbara' s modeldenken bracht hij niet over het voetlicht. En Barbara staat niet alleen: ook de fameuze ambtelijke werkgroepen die de komende draconische bezuinigingen hebben voorbereid pleiten voor verlaging van het minimumloon (en dus van het sociale minimum).

Tweede argument

Baarsma had nog een tweede argument, waarbij ze kritiek uitte op een tweede uitgangspunt van de SP. Namelijk het uitgangspunt dat de SP de hogere inkomens een beetje meer wil belasten, om met de opbrengsten meer te doen voor mensen die van een uitkering moeten leven of voor de financiering van die werkmaatschappijen. En voor andere mooie doelen, natuurlijk. Daar zei Barbara van dat een dergelijke hogere inkomstenbelasting van de rijkeren leidde tot 'weglek' effecten: onderzoek zou hebben uitgewezen, dat per saldo de opbrengst van die hogere belasting gering of afwezig is. Nu voert het te ver om dit helemaal uit te werken, maar het argument komt er volgens mij op neer dat bij een sterke inkomensnivellering, dus overhevelen van inkomen van hogere inkomens naar lagere inkomens, de sociale welvaart in zijn totaliteit niet hoeft toe te nemen, omdat tegenover de inkomensverbetering van de minima een inkomensverslechtering van de rijken staat. Sterker nog, als je teveel nivelleert, kan dat een negatief effect hebben: de sociale welvaart neemt af en de economische groei wordt minder. Het wordt allemaal nog erger als de minima van dat meerdere inkomen gaan sparen, terwijl de hoge inkomens het geld over de balk smeten, want ze hadden toch geld genoeg. Dat spaargeld komt niet in de economie, er wordt geen koopkrachtige vraag mee uitgeoefend. Dus de sociale welvaart wordt in zijn totaliteit wat minder. So what, Barbara Baarsma? Het is wel een veel rechtvaardiger samenleving waarin iedereen een redelijk inkomen heeft. Wat de overheidsfinanciën betreft zal er dan wel bezuinigd moeten worden, om de rente op de schulden aan de kapitaalverschaffers te kunnen betalen (?) Maar daar valt genoeg op te bedenken. Heeft de SP ook gedaan.
Baarsma gaat dus uit van een model, waarbij wordt ingezet op zo maximaal mogelijke economische groei, een zo groot mogelijk nationaal inkomen in zijn totaliteit en zo laag mogelijke loonkosten voor werkgevers. Als daar grote inkomensverschillen voor nodig zijn dan moet dat maar.

Twee argumenten

Het was niet voor niets dat de econoom juist de twee bovengenoemde argumenten naar voren bracht, want ze hangen in mijn ogen in het modeldenken van Barbara Baarsma samen.
Verlaging van de loonkosten voor de werkgevers op het minimumniveau leidt tot meer banen, is de stelling. Daarbij moet je denken aan ongeschoolde arbeid in het huishouden of de bediening in de horeca, zoals café 's, restaurants en hotels. Of conciërges in grote flats en andere functies in de bewaking of in de schoonmaak. Nu is het minimumloon in Nederland te hoog om dat soort banen op grote schaal te scheppen. Een voorwaarde voor het ontstaan van dat soort banen is echter wel, dat er een relatief grote koopkrachtige groep uit de hogere inkomens is, die dit soort werkzaamheden kan uitbesteden. Ook bij een laag minimumloon blijft dat uitbesteden relatief duur. Vaak buiten de deur eten kost geld. Dus wil verlaging van de minimumloonkosten voor werkgevers effect hebben op de werkgelegenheid, dan moet er zo'n koopkrachtige groep zijn. Vandaar dat meer belasten van de hogere inkomens niet verstandig is. Dat vermindert de kansen van de mensen aan de onderkant van de arbeidsmarkt.
Er ontstaat dus een relatief kleine groep rijken, die bediend worden door een grote groep armen. Dat er nog heel andere modellen denkbaar zijn, waarin heel andere, socialere oplossingen worden bedacht voor het scheppen van een koopkrachtige vraag naar klusjesmannen en bedieningspersoneel, bewijst het door Barbara Baarsma bekritiseerde 'Nederlandse' model. In Nederland liggen de minimum marktlonen en CAO lonen voor een groot deel boven het absolute minimum. Ik kom daar nog op terug.
Een andere econoom, Heleen Mees, benadrukt in bijna iedere column in NRC Handelsblad dat in New York  voor de werkgevers relatief lage loonkosten bestaan aan de onderkant van de arbeidsmarkt en dat die lage loonkosten daar werken: er ontstaan banen  in de dienstverlenende sector die in Nederland niet bestaan en die vooral de vele nieuwe migranten naar de stad kansen en mogelijkheden bieden. Maar ook de andere mensen die op deze sector op de arbeidsmarkt aangewezen zijn. Dus als het hier werkt, waarom in Nederland dan niet? New York zou het ideale model zijn.

New York

New York is de metropool van de wereld. Niet alleen is de stad het financiële centrum van de wereld, er zijn ook op het gebied van kunst, theater, nieuwe technologieën, creatieve industrie en nog andere bedrijfstakken vele activiteiten. De mensen met talent en specifieke schaarse vaardigheden trekken op grote schaal naar New York, het centrum waar alles gebeurt. Daardoor is er in New York een relatief grote groep rijken die al die mensen aan de onderkant van de arbeidsmarkt kan betalen. De inkomenstegenstellingen zijn groot. Extreme rijkdom naast bittere armoede van mensen die twee baantjes moeten nemen en 60 uur per week werken om financieel het hoofd boven water te houden. Maar ze hebben werk! Dat geldt niet voor de duizenden, die ook bij de lage loonkosten voor de werkgevers nog niet voldoende arbeidsproductiviteit kunnen opbrengen om in overeenstemming met de marktsituatie  meer dan hun loon terug te verdienen. In New York is de bijstand afgeschaft, en het betekent voor deze mensen met een lage arbeidsproductiviteit dat ze in ellende gestort worden. Vandaar dat in New York de situatie bestaat van enerzijds de superrijken, die zich in dure restaurants laten bedienen door de werkende armen en anderzijds de ellende van de daklozen, die aangewezen zijn op de tientallen gaarkeukens om in leven te blijven. Alles voor een zo maximaal mogelijke economische groei en verhoging van het nationaal inkomen!.
Zodat er zoveel mogelijk banen worden geschapen. Maar wel te laag betaald en met als gevolg veel mensen in ellende zeg ik erbij. Maar New York bruist!

periferie

In gebieden die minder een centrumfunctie hebben wonen relatief minder rijken met een koopkrachtige vraag. Maar ook hier is in het model denken van Barbara Baarsma van toepassing. Juist in perifere armere gebieden waar relatief veel mensen dicht tegen het sociale minimum aanzitten zal verlaging van de loonkosten op het minimumniveau grote werkgelegenheidseffecten hebben. En zal de verlaging van de loonkosten veel mensen die nu aan de kant staan meer kansen bieden. Juist dan komen er meer laagbetaalde banen bij. In situaties, waar weinig mensen tegen het minimumloon zitten zijn de werkgelegenheidseffecten veel geringer. Hier stuiten we dus op een tweede randvoorwaarde van het model: er moeten relatief veel mensen zijn die tegen het minimum loon niveau aanzitten, wil men bij een (beperkte) verlaging van de loonkosten voor de werkgevers werkgelegenheidseffecten bewerkstelligen, een zo maximaal mogelijke economische groei nastreven en het nationaal inkomen in zijn totaliteit zo maximaal mogelijk laten zijn.  

Nederland

In Nederland is aan deze twee randvoorwaarden onvoldoende voldaan, in de ogen van de modeldenkers. In Nederland zijn er relatief minder grote inkomensverschillen, hoewel de belastingdruk, als je de indirecte belastingen meerekent, aan de onderkant van het inkomensgebouw even groot is als aan de bovenkant. En er zijn in Nederland maar weinig mensen die het minimumloon verdienen. De minimum CAO lonen liggen over het algemeen ruim boven het minimumloon.
Uiteindelijk verdient maar 4% van de werknemers hier het minimum(jeugd)loon. Werkgevers zitten dus helemaal niet te springen om een verlaging, anders zouden ze dit minimum wel vaker opzoeken. Modeldenkers als Baarsma en Mees zijn niet van deze tijd.
Het zou goed zijn als zij nog eens de Consumentengids van maart 2010 ter hand nemen. Daar is te vinden wat de klusjesman in Nederland kost. Voor een uurtje tuinieren bent u 14 euro zwart en 30 euro wit kwijt. De werkster doet het voor een tientje zwart en 14 euro wit en zit dus nog ruim boven het minimumloon. Alleen de kinderoppas, meestal een scholier die zijn of haar huiswerk komt maken bij de jonge buren, is bereid met 5 zwarte euro’s genoegen te nemen. Het hoogste in rang is de administratieve klusjesman en de bijlesleraar die met 25 euro zwart of 33 euro wit, op bezoek komen. (1)
In Nederland blijkt dus een heel andere oplossing te bestaan voor het scheppen van een koopkrachtige vraag naar (ongeschoolde) laagbetaalde arbeid: juist door minder grote inkomensverschillen, waardoor relatief veel mensen zich een tuinman kunnen veroorloven, en situaties als hypotheekrente aftrek en op de huizenmarkt de scheefwoners kunnen ook de flexibele klussers in de dienstverlening een redelijk uurloon verdienen- boven het minimumloon. De hoogte daarvan speelt in Nederland qua werkgelegenheidseffecten nauwelijks meer een rol; het kan best omhoog, zoals de SP wil. Maar in het denken van Barbara Baarsma moeten we een nieuwe weg inslaan, een ander model aan de werkelijkheid in Nederland opleggen.
Wil je in dat model ook In Nederland werkgelegenheidseffecten scheppen door verlaging van de loonkosten voor werkgevers op het minimumniveau, dan zul je iets aan die twee randvoorwaarden moeten doen. Bevorderen dat er een relatief grote groep rijken komt, en anderzijds juist bevorderen, dat er een relatief grote groep is die tegen het sociale minimum aanzit. Je kunt dan veronderstellen, dat verlaging van de minimumloonkosten voor de werkgevers betekent, dat het voor de vakbonden moeilijker wordt in de CAO onderhandelingen: de werkgever kan veel relatief goedkope arbeidskrachten krijgen, die alleen het minimumloon verdienen. Dus de minimum cao lonen zullen dan ook omlaag gaan. En je kunt natuurlijk ook hardere maatregelen nemen: CAO's niet algemeen verbindend verklaren, of een loonmaatregel nemen, etc. Je zult dus in de perifere gebieden over de gehele linie een zekere verarming van de bevolking moeten nastreven. Maar de mensen hebben werk! En ach, die groep uitvallers kun je wel in toom houden met voedselbonnen, strenge controles en gaarkeukens. Als superrijke geef je af en toe wat, dat leidt ook maar weer tot een sociaal gezicht, en voor bedrijven is het goed voor de PR om de gaarkeukens en voedselbanken te sponseren. Ook in Nederland wil men geheel in overeenstemming met het model- aan de bijstand sleutelen: hervormen heet dat. En de toegang zoveel mogelijk beperken.

Eindresultaat

Het bovenstaande maakt duidelijk waar het pleidooi van Baarsma op uitloopt: een bruisend mondiaal economisch centrum, waar van alles gebeurt, waar het booming bussiness is voor miljoenen mensen, die worden bediend door ook weer miljoenen werkende armen, waar de cultuur bruist en leeft, en waar de duizenden daklozen op straat rondzwerven. Een bruisende metropool, en wel te midden van een verarmde en langzaam verder ontvolkte periferie, waar een scherpe tegenstelling tussen arm en rijk groeit. En zal dat model de massawerkloosheid in Nederland oplossen? Economen zijn het er wel over eens, dat ook bij extreme toerpassing van het model de werkgelegenheidseffecten beperkt zijn: hooguit enkele procenten meer. Onvoldoende om de 2,5 miljoen mensen tussen de 18 en de 65 die in Nederland geen betaald werk hebben aan werk te helpen. Maar, zeggen de mensen die 'een beetje' voorstander zijn van dit model: nee, er moet natuurlijk wel een bijstand zijn voor mensen die het echt nodig hebben, nee, er moeten ook weer niet te extreme tegenstellingen tussen arm en rijk groeien, nee, wij willen de CAO's wel algemeen verbindend blijven verklaren, etc. Maar dan zijn de werkgelegenheidseffecten nog geringer. Want aan de randvoorwaarden wordt niet voldaan. Wel zal het model de economische groei bevorderen: er komt meer economische activiteit, meer welvaart, maar dan wel volgens een zeer bepaald organisatorisch, infrastructureel en sociaal model waarin voor miljoenen geen plaats is. Dat is de werkelijke uitkomst van het modeldenken van Barbara Baarsma, die wil opkomen voor de sociaal zwakkeren. Decennia van loonmatiging, invoering van minimumjeugdlonen (die geen snars extra betaald werk heeft opgeleverd) en jaren van economische groei hebben de werkelijke massawerkloosheid, het feit dat miljoenen tussen de 18 en 65 jaar geen betaald werk hebben, niet kunnen oplossen, hoezeer in statistieken ook met cijfers wordt gegoocheld  om naar voren te kunnen brengen dat Nederland in West-Europa de laagste werkloosheid kent. Laten we met zijn allen iets anders verzinnen en de positieve elementen van het 'Nederlandse' model koesteren en uitbreiden. Want dat is waar: ook het Nederlandse model is tot nu toe geen oplossing voor massawerkloosheid en verarming van grote groepen. We moeten echter meer in het verlengde van dat model denken in mijn ogen, zoals arbeidstijdverkorting en beperking van marktwerking in publieke diensten, en niet een geheel nieuw marktmodel van New York opleggen aan Nederland. Dat leidt tot alleen maar meer ellende.

Piet van der Lende

http://www.pluspost.nl/een-zwarte-pool-kost-al-twee-maal-het-minimumloon%E2%80%A6./33762