Inleiding Aafke Komter
Het thema van de discussie is ‘wij en zij’. Hoe verhouden groepen in de samenleving zich tot de samenleving als geheel? De vraag is hoe combineren we de groep en het opgaan van mensen in groepen met de samenleving als geheel. Welke rol speelt solidariteit daarin en wat is solidariteit?
Solidariteit is het vermogen daadwerkelijk
hulp en zorg te bieden met een belangeloze inzet van gemeenschapsdoelen. De
definitie was nog uitgebreider, maar dat heb ik niet genoteerd.
Solidariteit heeft echter ook schaduwzijden.
Solidariteit bindt mensen maar verdeeld ook. Je kunt bijvoorbeeld niet veel zorg aan je ouders besteden en misschien
ook aan enkele andere mensen en niet dan ook nog aan andere mensen. Je hebt
maar beperkt energie en tijd dus zorg besteden aan je ouders betekent
automatisch dat anderen min of meer worden uitgesloten. Solidariteit is
selectief: meestal tonen de mensen het gemakkelijkst solidariteit met de groep
van de eigen verwanten en is solidariteit met vreemdelingen een schaars goed
(geworden)
Solidariteit is dus selectief en uitsluitend.
Daarnaast staat tegenover de onderlinge groepssolidariteit dat je deze in stand
houdt en versterkt door je af te zetten tegen anderen en een negatief beeld te
vormen van die anderen.
![]() |
Aafke Komter |
Dus je zou kunnen zeggen dat groepen op basis
van etnische, nationale of religieuze grondslag hun vijanden nodig hebben om
hun identiteit vorm te geven. Joegoslavië is een bekend recent voorbeeld van
hoe dit werkt. De verschillende etnische groepen hebben naast de vijandschap
ten opzichte van anderen een sterke onderlinge solidariteit in de eigen groep.
Maar anderen uitsluiten is de ontkenning van de menselijkheid van de ander.
Een sterke interne groepssolidariteit noemt Putnan bonding. Een andere vorm van solidariteit is bonding waarbij je je solidair voelt met mensen met een verschillende identiteit. Dit wordt bridging genoemd. Bridging is solidariteit tussen verschillende groepen een kans geven. Dit is echter niet eenvoudig, want men wil erg toe naar een interne solidariteit, dus bonding. Je zou kunnen zeggen dat er een proces van bonding samengaat met een vorming van de onderkant van de samenleving van laaggeschoolden en kansarmen, dus segregatie. Bridging is een voorwaarde om kansarme groepen en andere te verbinden en dus voor de sociale cohesie van de samenleving als geheel.
Voorwaarden om bridging een kans te geven:
1.
De sociale afstand tussen de
bevolkingsgroepen moet kleiner zijn, dus mensen moeten sociaal dichter bij
elkaar leven. Grote sociaal-economische verschillen bestendigen het benadrukken
van de interne groepssolidariteit, waarbij je je afzet tegen de ander.
2.
Er moet een mogelijkheid zijn om
je te identificeren met de ander als die ook dicht in de buurt is. Er moet zich
een identificatie en een loyaliteit met mensen buiten de eigen groep kunnen
ontwikkelen.
3.
Dürkheim zei al dat de manier
waarop je de samenleving organiseert van invloed is op de sociale verbanden die
mensen met elkaar maken. In de huidige samenleving met zijn grootschalige
organisatie van de productie en stedelijke projecten heerst een groot gevoel
van anonimiteit en is de bevolking onderling niet solidair. Juist bij
kleinschaliger organisatie vormen kan er juist wederkerig een identificatie en
een onderlinge afhankelijkheid ontstaan die bindend werkt. We moeten de
homogeniteit doorbreken door organisatievormen in te voeren die tot
heterogeniteit leiden/bepalen?
We moeten dus nadenken over de condities
waaraan voldaan moet worden om de groep met de samenleving te verbinden.
Daarna vindt de discussie plaats. Voorzitter is Arjan Visser, deelnemers aan de discussie zijn Cor
Ofman, theoloog en werkzaam bij het open deur project op het Begijnhof als
pastor en medewerker van de Hervormde Diakonie. Iedereen kan bij het Open deur
project binnenlopen en hij werkt daar in
direct individueel contact met illegalen en asylzoekers. Verder nemen deel
Bahaeddin Budak, hij is imam in Arnhem, af en toe, maar ook medewerker van het
Islamitisch pedagogisch Centrum, alwaar hij godsdienstmateriaal ontwikkeld voor
islamitische scholen. Hij maakt deel uit van Milli Gorüs Zuid. Verdere
deelnemer: Ben Vocking. Hij behoort tot de orde van de Dominicanen en werkt
onder Surinaamse katholieken in Rotterdam.
![]() |
Cor Ofman |
De voorzitter stelt een vraag aan de orde. Uit
de inleiding bleek, dat religieuze groepen een vijandigheid jegens anderen cq
een vijandbeeld nodig hebben ten opzichte van andere groepen?
Cor Ofman zegt dat hij als 5 –jarige overtuigd
was van de eigen waarheid en dat er in het dorp waar hij opgroeide een strijd
was tussen de rooien en de gereformeerden. Elk leefde in zijn eigen groep. Je
kocht je brood bij de gereformeerde cq de rooie bakker. Als je in een
geïsoleerde groep zit zul je in het begin een vijandbeeld nodig hebben om je
eigen identiteit te bevestigen cq te bewijzen. Maar hij moet constateren dat
bij de huidige kerk waar hij werkt en bij islamitische organisaties en zelfs
bij de fundamentalistische christelijke kerken dit niet meer herkent. Daar gaat
de stelling niet meer op. Wel merkt hij op dat bijvoorbeeld de witte illegalen,
de Turkse en Marokkaanse mensen niet bij de moskee terecht kunnen om
ondersteuning, of althans in beperkte mate. Hij stelt vast dat men er bij de
moskeën van uitgaat dat deze mensen een bepaald stempel opgedrukt hebben
gekregen en dat deze kwalificatie niet past bij de mensen die de moskee
bezoeken. Ditzelfde geldt voor drugsverslaafden.
Meneer Budak erkent wel wat Ofman zegt. Maar
dat heeft te maken met de geschiedenis van de moslims in Nederland. Ze komen
oorspronkelijk in het land van herkomst van het platteland, dat een geheel was,
waar de grote stadsproblemen niet voorkwamen. Dus er kwamen ook geen
drugsverslaafden naar de moskee. Ze hebben niet geleerd ermee om te gaan. Het
zal een kwestie van tijd zijn alvorens de moskeen wel meer op dit onderwerp
zullen inspringen. Het opleidingsniveau van de moskeegangers speelt ook een
rol. Vanuit de theorie van de islam moet je iemand die in moeilijkheden is
helpen. Maar nogmaals we weten nog niet zo goed hoe om te gaan met deze grote
stadsproblemen. Verder komen in de moskee waar hij imam is ook wel
drugsgebruikers; ze drinken er thee maar er is niet een beleid van hen als
specifieke groep benaderen, ze komen thee drinken maar veel meer ook niet.
Verder wil hij opmerken dat andere instituties
en instanties in Nederland helemaal niet meer praten over de oorzaken van
waarom iemand drugs gebruikt. Men gaat dan hulp bieden bijvoorbeeld bij
gemeentelijke instanties waarbij ze gratis heroïne of andere faciliteiten
krijgen. Dat is niet een preventief beleid; men gaat ervan uit ze zijn zoals ze
zijn en ze blijven zo, dat is een andere benadering dan wij voorstaan.
Verder wil hij nog een opmerking maken over
het voorbeeld van Joegoslavië van de inleidster. Wat er in Joegoslavie gebeurde
had niets met noties van solidariteit te maken. Solidariteit is dat je met
iemand anders een bepaald gevoel hebt/deelt en in Joegoslavië was er
rivaliteit, geen solidariteit.
Aafke Komter: maar ik heb het erover gehad,
dat er in Joegoslavië een sterke interne groepssolidariteit was, geen bridging.
Antwoord van meneer Budak: nee, er was geen
sprake van solidariteit, men was niet solidair, want de mensen hadden een kortzichtig uitgangspunt. Solidariteit is dat we het samen beter hebben en als
dat niet wordt nagestreefd is het geen solidariteit meer. Solidariteit is ook,
dat je de duurzame toekomst van de eigen groep in het oog houdt en dat deden de
groepen in voormalig Joegoslavië niet.
Ben Vocking gaat ook antwoord geven op de stelling. Het wij en zij denken speelt volgens hem een zeer prominente rol, ook bij migrantengroepen onderling. Enige tijd geleden was er een bischoppelijke brief waarin dit wij-zij denken sterk tot uiting kwam. Hij merkt bij de Surinamers waarmee hij werkt dat er een sterk gevoel van wij-zij is naar Turken en Marokkanen toe. We zullen dat moeten doorbreken. Wij zullen er met elkaar aan moeten werken dat de samenleving een plek wordt waar we met z’n allen kunnen leven.
Meneer Budak zegt dat het op zich wel goed is
dat de mensen een eigen plek hebben waar ze zichzelf kunnen zijn en waar men elkaar
weerbaar kan maken, maar dan wel om verder te komen, dus we moeten nadenken hoe
onze gezamenlijke toekomst eruit ziet. Wij zijn hier als migranten om
verschillende redenen gekomen maar we ontdekken nu dat we erg vastzitten aan
deze samenleving en daarom engageren we ons ook met het lokale niveau en
bemoeien we ons daar met kwesties als onderwijs en huisvesting. Dat is
bridging. Dit is een langzaam op gang komend proces. In de geschiedenis van de
Turkse en Marokkaanse moslims was het eerst zo, dat we ervan overtuigd waren
dat we terug zouden gaan. Daarbij ontwikkelden onze gemeenschappen zich door
een vasthouden aan de identiteit van de eigen groep waarbij we ons hebben
afgezet tegen de omgeving.
Nu weten we dat we hier zullen blijven. Dus zullen we ook anders moeten omgaan met de omgeving. Dus er was in onze ontwikkeling eerst bonding, de ontwikkeling van de eigen groep, maar omdat we nu weten dat we niet zullen terugkeren moeten we omschakelen. De moskees in de negentiger jaren, daar hebben ontwikkelingen plaatsgevonden. Men richt zich meer op eigen scholen, voorzieningen en er worden bedrijven opgericht waarbij een intensief contact met de omgeving noodzakelijk is. Ook zijn er vertegenwoordigers van moskeebesturen en organisaties die een bepaalde plaats hebben in bijvoorbeeld wijkplatforms en er zo een dialoog ontstaat met anderen.
Nu weten we dat we hier zullen blijven. Dus zullen we ook anders moeten omgaan met de omgeving. Dus er was in onze ontwikkeling eerst bonding, de ontwikkeling van de eigen groep, maar omdat we nu weten dat we niet zullen terugkeren moeten we omschakelen. De moskees in de negentiger jaren, daar hebben ontwikkelingen plaatsgevonden. Men richt zich meer op eigen scholen, voorzieningen en er worden bedrijven opgericht waarbij een intensief contact met de omgeving noodzakelijk is. Ook zijn er vertegenwoordigers van moskeebesturen en organisaties die een bepaalde plaats hebben in bijvoorbeeld wijkplatforms en er zo een dialoog ontstaat met anderen.
Ofman herhaalt echter dat de samenwerking
tussen kerken en moskeen moeizaam verloopt en dat ze niet samenwerken bij de
opvang van bijvoorbeeld drugsverslaafden en illegalen.
Meneer Budak herhaalt dat de eerste generatie
nu langzaam terugtreedt, uitsterft, dat een tweede generatie het roer overneemt
en dat er al een derde generatie is die hier is geboren. Het is een langzaam
proces.
Vraag hoe snel gaat het eigenlijk, zal het
ooit zover komen dat ook illegalen, weggelopen meisjes en drugsverslaafden
worden geholpen?
Meneer Budak: in de toekomst wel want de islam
staat er theoretisch gezien voor open. Het is een missiegeloof. Iedereen is
welkom en moet geholpen worden. Maar wat u noemt is een nieuw fenomeen waarvan
we niet weten hoe ermee om te gaan. Ik heb een voorbeeld van een Antwerpse
Imam, die een scholier geld voor drugs gegeven heeft om te voorkomen dat hij
zou gaan roven en stelen.
Ofman schrikt een beetje van het antwoord.
Moeten we de drugsgebruiker zien als de verloren zoon, die weer terugkeert in
de schoot?. Hij haalt het voorbeeld aan van de herdenking van Anja Joos.
Daarbij werd in een toespraak zowel aandacht besteed aan de dader als aan het
slachtoffer. Het gaat erom, leg je de nadruk op wat ons scheidt of op wat ons
bindt.
Er wordt de opmerking gemaakt dat ook in de
eigen groep bonding voorkomt, de tweede generatie die zegt: we moeten de eerste
generatie afschrijven. Dat is ook eng en dat gebeurt in eigen kring.
Meneer Budak legt nog eens de uitgangspunten
van de islam uit. Wij moeten ons opstellen zoals de profeet Mohamed tegenover
een prostituee. Er was eens een prostitiuee die op pad ging en nog een lange weg
had te gaan. Ze kwam toen ze dorstig was bij een put met water. Daar tapte ze
water uit en dronk ervan. Toen kwam er een hond aan en ze zag dat de hond het
vochtige zand likte waar wat water op gevallen was. Daarop trok de prostituee
een schoen uit en vulde die met water voor de hond. Mohamed zei daarop dat deze
prostituee in de hemel zal komen, en niet in de hel. Hij zegt ook niet dat de
prostituee goed is, maar dat iedereen de kans heeft om goed te worden.
Meneer Budak erkent nogmaals dat illegalen
maar beperkt worden geholpen. Maar de kerken willen meer actionistische
activiteiten. We moeten wel beseffen, dat de moskeen in Nederland betrekkelijk
jong zijn en nog steeds een vreemde eend in de bijt van de Nederlandse
samenleving. De kerken daarentegen hebben een historisch gegroeide plaats in de
Nederlandse samenleving op basis van een ontwikkeling van eeuwen. Als deze
kerken illegalen opnemen of actie voor hen voeren kunnen zij gebruik maken van
hun gezag en hun plaats in de historische traditie. Maar wat, als wij als
moskee dezelfde actie voeren? De reactie zou wel eens een heel andere kunnen
zijn. Zou een moskee die illegalen opneemt worden gesloten? Wij weten het niet.
Wij zijn er bang voor dat als we illegalen helpen dat we dan niet op dezelfde
manier behandeld zullen worden.
Ofman zegt dat het dan goed is om zo’n
experiment eens te doen als testcase of er sprake is van gelijke behandeling.
Het zou goed zijn als de broeders en zusters van de moskee als daar ook de
standpunten worden ingenomen voor de illegalen dat dat wordt verkondigd, ook
dat voorbeeld van de profeet. Zo’n testcase zou goed zijn. We verwachten als
kerk dat als we illegalen opnemen dat ze als spelregel niet zomaar uit de kerk
worden gehaald.
Meneer Budak brengt nog een ander argument
naar voren. En dat is de economische situatie van de moskee. Zo ’n actie kost
geld. En de eerste moskeën zijn vaak gevestigd in oude panden die eerst een
andere bestemming hadden en de moskeën worden financieel gesteund door minder
draagkrachtigen dan de autochtonen. De kerken zijn rijker dan de moskeën. Dat
is ook een reden.
Ofman uit kritiek op minister Verdonk. Er is een verharding van de samenleving. We hebben als diakonie een solidariteitsnetwerk met ongedocumenteerden gesteund waar op de bijeenkomsten wel vertegenwoordigers van KMAN en HTIB komen maar slechts een vertegenwoordiger van een moskee. De moskeën zouden toch meer kunnen doen/zich actiever kunnen opstellen.
Iemand merkt nog op dat de redenen die meneer
Budak geeft te mager zijn. Hij antwoordt dat er in Arnhem ook wle het een en
ander gebeurt maar dat het beperkt is. Hij vindt het jammer, maar wat kan hij
er verder van zeggen. Hij noemt ook nog als factor dat de meeste bestuurders
van moskeën nog steeds geen Nederlands spreken. Theoretisch religieus moedigt
de islam die samenwerking en inzet aan. Iemand vraagt zich toch af of de
bridging in alledrie de religies aan tafel wel even sterk is. Het is jammer dat
er in Amsterdam op het hiervoor genoemde initiatief geen reactie kwam van de
moskeen.
Ben Vocking brengt naar voren, dat we ook
moeten signaleren, dat ook de hervormden en de katholieken het laten afweten,
want als daar meer zou gebeuren, de opvang en de acties breder gedragen zouden
worden we de regering en zo meer onder druk konden zetten. Men zegt wel we
helpen die groepen, maar het is ook een soort alibi. Hij noemt een voorbeeld.
Bij de dood van Fortuin schreven de migranten pastores een brief aan de kerken
in Rotterdam waarin men zich zorgen maakte over de positie van de migranten.
Met als boodschap: kerkbezoekers doe es wat. We hebben tot nu toe geen antwoord
ontvangen. De christelijke kerken doen ook te weinig.
Ofman antwoord dat beperkende geluiden ook
binnen de diakonie hebben geklonken. Men zei we hebben nu die witte illegalen
geholpen, dat project loopt nu af, we gaan ons minder met die hulp bezig houden
van nieuwe groepen en zo. Zelfs vanuit een behoudende hoek van de Gereformeerde
Bond kwamen toen geluiden van: ho eens even, dat gaat zomaar niet. Trek je
consequenties uit het geloof. De diakonie geeft nu per jaar 1 miljoen euro uit
aan de ondersteuning.
Ofman stelt, dat er enkele duizenden illegalen
zijn in Amsterdam. Het gaat in totaal om 1% van de Nederlandse bevolking. Dat
moet met onderlinge solidariteit te managen zijn, maar het gebeurt niet. De
diakonie helpt vanuit de noties van barmhartigheid en rechtvaardigheid. Dit
betekent helpen onder protest omdat de overheid een vangnet moet bieden en een
schild voor de zwakken zijn. Wij hebben een komitee voor de rechtvaardigheid
van ongedocumenteerden opgericht die aanvankelijk met 250 witte illegalen in de Mozes en Aäronkerk zouden trekken, maar dit ging niet door. Toen is wel het comité ontstaan. Het is bedoeld als een gezamenlijk initiatief om de strijd
voor de illegalen te versterken. We hebben veel brieven met uitnodigingen
verstuurd waaronder een naar Milli Gorüs. De bekende woordvoerder van die groepering in de zaal zegt dat als het gaat om actie voeren voor illegalen in
de zin van ene hongerstaking, dan voelen moslims zich daar niet prettig bij.
Wij stellen het aan de orde bij onze preek op vrijdagmiddag en in de discussie
die daarna volgt maar verder niet.
Ofman vraagt of ze mee willen doen aan het netwerk voor ongedocumenteerden. Antwoord: nou dat is voor ons geen probleem, maar ik moet eerst meer dingen erover weten, ik weet niets van de uitnodiging/brief die is verzonden. Iemand uit de zaal stelt dat het niet op de hoogte zijn van elkaars activiteiten en uitnodigingen natuurlijk wederzijds is. Weet Ofman eigenlijk wel, wat Milli Gorüs doet?
Ofman vraagt of ze mee willen doen aan het netwerk voor ongedocumenteerden. Antwoord: nou dat is voor ons geen probleem, maar ik moet eerst meer dingen erover weten, ik weet niets van de uitnodiging/brief die is verzonden. Iemand uit de zaal stelt dat het niet op de hoogte zijn van elkaars activiteiten en uitnodigingen natuurlijk wederzijds is. Weet Ofman eigenlijk wel, wat Milli Gorüs doet?
Ofman: wij hebben op een gegeven moment de illegale
migranten bij elkaar gebracht en wij hebben toen bij Milli Gorüs gegeten en we
hebben toen gepraat, maar dat heeft geen vervolg gehad in de zin van deelname
van Milli Gorüs aan het netwerk.
Brigitte de Jong werkt in een project in
Amsterdam Zuid-Oost waarbij de contacten tussen de verschillende kerken worden
bevorderd. Zij beaamt dat de westerse kerken een eeuwenlange traditie in
Nederland hebben en dat er aan de andere kant een jonge islamitische kerk in
Nederland is. Daar zijn ze nog met bonding bezig. Er is sprake van asymetrie in
de solidariteit. We hebben het hier over ene wij-zij relatie met
machtsongelijkheid. Is dit niet hypocrite solidariteit? Kan mevrouw Komter meer
hierover zeggen, de relatie is niet symetrisch.
Mevrouw Komter zegt dat het waar is dat er een ongelijkheid bestaat. Ook van financiele middelen. Maar dit hoefte betrokkenen
er niet van te weerhouden een bijdrage te leveren. De Nederlandse kerken hebben
wel macht en mogelijkheden, maar toch kunnen de anderen in beperktere mate ook
ene bijdrage leveren.
Imam Budak springt hier op in. In het klein
gebeurt er al heel veel in moskeeën, en er komen bijvoorbeeld in Arnhem twee of
drie mensen iedere week die dakloos zijn en dan daar overnachten omdat er in
Arnhem en naar blijkt ook in Amsterdam een regeling voor daklozen bestaat dat
ze maar een beperkt aantal nachten achter elkaar in daklozencentra mogen
verblijven. Om de tussenperiode dan te overbruggen verblijven ze bij ons. Het
is een klein voorbeeld maar er zijn andere voorbeelden. Het is niet de
voortdurende hulp die we zien bij de kerken, maar toch. De economisch-sociale
redenen waarom dit zo is heb ik al genoemd.
Iemand uit de zaal merkt op dat hij een
wetenschappelijk onderzoek heeft verricht onder dertig Rotterdamse Moskeen naar
bridging. Twee derde van de moskeen houdt zich bezig met inter-religieuze
activiteiten. Er zijn open dagen voor buurtbewoners, en een maaltijd
programma gedurende de Ramadan.
Iemand uit de zaal zegt: Milli Gorus moskeen
krijgen veel daklozen en drugsverslaafden binnen maar dat is meer in anonieme
zin. Als je je teveel richt op een specifieke doelgroep dan krijg je ze niet
binnen.
De vorige spreker legt uit dat er daarnaast
ook een grote solidariteit is met de landen ven herkomst. Er zijn in moskeeën
verschillende programma's die daaraan voldoen. Hij heeft ook daarnaar
wetenschappelijk onderzoek verricht. Uit 112 moskeen in het onderzoek is de
helft bezig met zulke activiteiten. Bijvoorbeeld een kledingactie, acties met
medicijnen en geld verzamelen voor slachtoffers van natuurrampen, zoals een aardbeving in Iran. Er gebeurt heel veel maar het is niet zo zeer zichtbaar in
de Nederlandse samenleving.
Tita Veldman heeft onderzoek gedaan naar de
gezondheidszorg voor aylzoekers bij het COA. We moeten het dynamische aspect
benadrukken. Er gebeurt voortdurend iets. Wat zij wil zeggen is dat ook het
maatschappelijk debat invloed heeft op of mensen naar bridging toegaan. Een
goede en rechtvaardige gezondheiedszorg leidt tot bridging, een slechte
gezondheidszorg heeft negatieve effecten. Het maatschappelijk debat heeft
invloed op de manier waarop mensen met elkaar omgaan. Als mensen negatieve
verhalen tegen elkaar houden over slechte ervaringen in de gezondheidszorg, dan
bevorderd dat niet de bridging.
Iemand is werkzaam in een project in Zuid-Oost
om inter-religieuze ontmoetingen te organiseren. Zij bevestigd de asymetrische
relaties. Vanuit de gereformeerde kerken is er ook een noodzaak tot
samenwerking. Ze hebben te maken met een afnemend kerkbezoek en ledental.
Van daaruit proberen ze bridges te maken naar andere gemeenschappen toe. Die
anderen zijn echter in een opbouwfase, het zijn nieuwe kerken. Wat ze doen,
blijft vaak onzichtbaar, ook al omdat ze vaak illegaal zijn gehuisvest, 30
kinderen in een klein zaaltje om onderwijs te geven? Het mag niet. Dus ze kunnen
ook niet teveel in de publiciteit treden. Om die reden verkiezen ze zelf om in
de anonimiteit te blijven.
Ofman beaamt dat voor de witte kerken het
helpen onder protest een historische traditie is, die is gegroeid in de jaren
’50 en ’60 en dat zich daar een zeker zelfbewustzijn in dat opzicht heeft
ontwikkeld om de hulp neer te zetten op de kaart van protest. Overigens is er
in Zuid-Oost een kerkhuis opgericht voor de jonge kerken met de bedoeling dat
ze dat over drie jaar zelf kunnen overnemen. Hij beaamt dat er ook veel in
stilte wordt geholpen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten