dinsdag 11 augustus 1992

Het kabinet den Uyl en de eerste werklozencomite's

Hoofdstuk I -boek 'Werklozen in aktie', de geschiedenis van de Werklozen Belangen Vereniging Amsterdam, 1974-1992.

De jaren zestig- jaren van idealisme, bevlogenheid, alles wordt anders. In deze jaren ontstond er een massale jongeren- beweging die afscheid nam van het koude oorlogsdenken en die meer oog had voor de maatschappelijke tegenstellingen in de kapitalistische landen. Daarnaast was er, onder andere door de akties tegen de Amerikaanse aanwezigheid in Vietnam, meer aandacht voor de negatieve gevolgen van het imperialisme op wereldschaal. Er ontwaakte een nieuw politiek idealisme, waarbij men zich afwendde van de kapitalistische maatschappij. Vele buitenparlementaire aktiegroepen kwamen op die niet gebonden waren aan een specifieke ideologie of politieke partij. De buitenparlementaire beweging hanteerde nieuwe aktievormen, zoals bezettingen van instituten, het kraken van leegstaande panden en sit-ins.

In het begin van de jaren zeventig kreeg de CPN steeds meer invloed in deze nieuwe sociale bewegingen; in de studentenbeweging werden velen lid van die partij. Jongeren probeerden ook door te dringen in het establishment van de andere gevestigde politieke partijen. Het betekende een gedeeltelijke radikalisering in katholieke kring en de opkomst van Nieuw Links in de Partij van de Arbeid. Ook in de vakbeweging waren de radikale invloeden merkbaar. Dit kwam bijvoorbeeld tot uiting in de nota "Fijn is Anders" die de Industriebond NVV in 1974 publiceerde. In deze nota werd gepleit voor meer zeggenschap van de werknemers en socialisatie van de produktiemiddelen.1

Aan het begin van de jaren zeventig begonnen de maatschappelijke gevolgen van nieuwe ontwikkelingen in de ekonomie zich echter steeds meer af te tekenen. De konkurrentie dwong grote ondernemingen van de nieuwste technologien gebruik te maken, op straffe van achterblijven en ten onder gaan. Na de Tweede Wereldoorlog kwam een technologische revolutie op gang, die gekenmerkt werd door de invoering van computers en andere produkten uit de elektronische industrie. Automatisering een cybernetica betekenden de vervanging van de menselijke tussenkomst in produktie en administratie door machines. In de jaren vijftig was er een geleide loonpolitiek die ertoe leidde dat bedrijven, die eigenlijk technologisch achterbleven toch nog konden blijven draaien door de lage lonen. De vrije loonpolitiek van de jaren zestig maakte hieraan een eind. Er kwamen explosieve loonstijgingen en alleen bedrijven die voorop liepen in de technologische ontwikkelingen konden en wilden de hogere lonen uitbetalen. Bovendien betekende het ontstaan van de Europese Gemeenschap, dat steeds meer rekening moest worden gehouden met concurrentie uit het buitenland. Vooral zeer grote bedrijven profiteerden van de grotere markt en zij gingen samenwerken met gelijksoortige grote bedrijven in het buitenland. Steeds omvangrijker investeringen in nieuwe produktieprocessen waren nodig, om de concurrentie vol te houden. Investeringen die alleen door zeer grote bedrijven konden worden opgebracht.

De ekonomien van de westerse landen kregen steeds meer een duaal karakter; aan de ene kant zeer grote concerns, die zich steeds meer beperkten tot kernaktiviteiten op basis van een hoogwaardige technologie en aan de andere kant vele kleine toeleveringsbedrijven. Dit duale karakter van de ekonomie kwam het sterkst tot uiting in Japan, maar ook in Nederland kwam een ontwikkeling op gang, die ertoe leidde dat er naast zeer grote bedrijven vele kleine bedrijfjes kwamen cq bleven bestaan, terwijl er relatief weinig bedrijven in de middensector bestonden. Traditionele industrietakken zoals de textielindustrie en de scheepsbouw werden in Nederland afgebroken of zover gerationaliseerd, dat nog slechts weinig mensen voor de produktie nodig waren.

De reorganisatie van de produktie en de automatisering leidden tot een uitstoot van arbeidskrachten. Een golf van fusies, bedrijfssluitingen en massa-ontslagen begon in de jaren zeventig over Nederland te spoelen, waarbij de oliecrisis als een soort katalysator werkte. De werkloosheid werd langzaam maar zeker groter. In 1973 waren er 151.000 werklozen, in 1976 was dit aantal al opgelopen tot 278.000. Wat opvalt is het grote aantal werkloze bouwvakkers. (in 1976 bijna 60.000). Het sociale zekerheidsstelsel zoals de WAO werd gebruikt om overtollige arbeidskrachten te laten afvloeien. Daarnaast verzette de vakbeweging zich door bedrijfsbezettingen tegen de afbraak van werkgelegenheid en de sluiting van bedrijven, zoals bij de ENKA-Breda. Maar vaak werd alleen een "sociaal plan" afgesproken, waarin werd vastgelegd, dat de overtollige personeelsleden er in eerste instantie niet teveel in inkomen op achteruit mochten gaan. Hun werk waren ze dan wel kwijt. Ook trachtte de vakbeweging gedwongen ontslagen te voorkomen. Inkrimping van bedrijven zou dan via "natuurlijke afvloeiing" tot stand moeten komen. Op het investeringsbeleid dat tot de inkrimpingen en de toenemende werkloosheid leidde had de vakbeweging in de jaren zeventig weinig invloed; men moest zich beperken tot afspraken over de sociale gevolgen voor beperkte groepen. Wel probeerde men eind jaren zeventig tot arbeids plaatsen overeenkomsten (apo's) te komen. Maar deze pogingen mislukten volledig, omdat de werkgevers niet wilden meewerken. Al in 1975 waarschuwde de historicus Ger Harmsen voor een al te defensieve opstelling van de vakbonden: "op korte termijn moet alles gedaan worden om arbeidsplaatsen te behouden, maar wanneer de vakbeweging de overheid vraagt noodlijdende bedrijven bij te springen dan toch alleen, wanneer hier zeggenschap en eigendomsrechten tegenover staan. Het moet niet zo zijn dat de verliezen voor de gemeenschap en de winsten voor de ondernemer en de kapitaalverschaffer zijn".2

Aanvankelijk leek in het overheidsbeleid ook een meer offensieve tactiek tot uitdrukking te komen; in 1973 trad het eerste kabinet den Uyl aan. De slogan van den Uyl was: verdere rechtvaardige verdeling van kennis, inkomen en macht. Het kabinet diskussieerde over verschillende voorstellen om dit ideaal dichterbij te brengen, zoals vergroting van de bevoegdheden van ondernemingsraden, de vermogens aanwas deling en de grondpolitiek. Het kabinet nam verschillende maatregelen, die tot een grote inkomensnivellering hebben geleid, zoals een extra verhoging van het wettelijk minimumloon, en de koppeling van dit loon en van de uitkeringen aan de gemiddelde ontwikkeling van de cao-lonen in de partikuliere sector. Het kabinet den Uyl reageerde op de oliecrisis van 1973 en de vele bedrijfssluitingen in eerste instantie met een Keynesiaans stimuleringsbeleid. het financieringstekort van het rijk was in 1973 slechts 1,9% van het nationaal inkomen, dit tekort liep op tot 5,1% in 1975. Er werd een programma van aanvullende werken opgezet, bijvoorbeeld in de bouw; dit programma kostte tussen 1972 en 1979, toen het werd afgebouwd, 4,7 miljard gulden.

De eerste werklozenakties

Zoals we al zagen, begon aan het begin van de jaren zeventig met name in de bouw de werkloosheid groter te worden. Bouwvakkers gingen in het najaar van 1974 in Amsterdam dan ook over tot de oprichting van een werklozencomite. Maar zij waren niet de enigen. Hiervoor werd gewezen op de radikalisering in de studentenbeweging, waarbij vele studenten politiek actief werden. Ook werkloze, pas afgestudeerde academici hebben in het najaar van 1974 een comite opgericht. Dit comite publi- ceerde in maart 1975 het "Zwartboek werkloze academici".3

Al vrij snel gingen de werkloze bouwvakkers en academici samenwerken; dit betekende de oprichting van het Amsterdams Werklozen Comite (AWC). Ook in andere plaatsen werden comite's opgericht, met name in Groningen, Deventer, Arnhem, Nijmegen en Utrecht. De aktieve kern van veel comite's werd gevormd door CPN-ers. Op 7 december 1974 werd door vertegenwoordigers van ongeveer dertig comite's in Amersfoort het Landelijk Actiecomite Werklozen (LAW) opgericht. Het secretariaat was in eerste instantie gevestigd in Deventer, Frans Vries uit Amsterdam werd de eerste penningmeester en Albert van der Lugt de eerste voorzitter van het LAW. In januari 1975 verscheen voor het eerst de "Landelijke Aktiekrant voor Werklozen" waarvan de redaktie in Amsterdam was gevestigd. In de eerste werklozenkranten werden de belangrijkste lijnen uitgezet die de werklozenco- mite's de eerste jaren zouden volgen. In een interview vertelde Albert van der Lugt, wat volgens de comite's de positie was van werklozen in een kapitalistische maatschappij. "Het groeien van het leger werklozen wordt door de ondernemers aangegrepen om de lonen van de werkende mensen te drukken. De ondernemersorganisaties spannen zich met medewerking van de rechtse pers enorm in om onze mensen loonmatiging aan te praten".4

Albert van der Lugt constateerde verder, dat de werkgevers verruiming van het begrip passende arbeid verlangden en een verhoging van de mobiliteit van de beroepsbevolking. "Daarmee hebben zij niets anders op het oog dan het onder druk zetten van de werklozen, om hen te dwingen werk aan te nemen buiten hun beroep dat ze willen uitoefenen en waarin ze zich bekwaamd hebben, vaak tegen een lager loon natuurlijk". Wat er in de argumenten uitwisseling in de loop der jaren ook veranderd mag zijn, deze argumenten worden nog steeds gebruikt. Nog steeds verlangen werkgevers (en overheid) een flexibeler opstelling van de werklozen, en nog steeds wijzen die er op hun beurt op, dat zij recht hebben op een eigen keuze en op ontplooingsmogelijkheden.

Het eerste aktieprogramma.

De hoofdlijnen in de tactiek van de werklozencomite's kwamen naar voren in het aktieprogramma, dat tijdens de oprichtingsvergadering van het LAW werd aangenomen. Men eiste verbetering van de sociale voorzieningen, zoals een verlenging van de uitkering in de Werkloosheids Wet (WW) van 26 naar 52 weken, verhoging van de WW-uitkering van 80% naar 90% van het laatst- verdiende loon en optrekking van de uitkering in de Wet Werkloosheids Voorziening (WWV) van 75% naar 85% met een onbeperkte tijdsduur. Dit laatste eiste men om te voorkomen, dat werklozen in de bijstand terecht zouden komen. "Geen werklozen naar de bijstand" was een centrale leus van de samenwerkende comite's. Deze eis moest ook gelden voor de werklozen, die niet vanuit een werksituatie werkloos waren geworden. Dit betekende, dat de aktiecomite's volwaardige uitkeringsrechten eisten voor werkloze schoolverlaters en de part-time werkende gehuwde vrouw. Bij werkloosheid na het voltooien van een opleiding moest er volgens de comite's een WW-uitkering komen, die berekend werd naar het dagloon dat men normaal gesproken in zijn of haar beroep zou verdienen. In het aktieprogramma werd er verder op gewezen, dat de arbeidsbemiddeling moest verbeteren en dat het begrip passende arbeid niet mocht worden verruimd. Het recht op volwaardig werk zou kunnen worden gerealiseerd door het tegengaan van bedrijfssluitingen en reorganisaties, wanneer daar geen vervangende werkgelegenheid tegenover stond. Zwakke bedrijven zouden gesteund kunnen worden door het scheppen van een werkgelegenheidsfonds. Dit fonds zou er kunnen komen door winstafroming bij de grote concerns. Ook winsten uit de bodemschatten (aardgas) zouden gebruikt moeten worden voor verbetering van de werkgelegenheid. De comite's eisten bijvoorbeeld een versnelde renovatie van oude stadswijken en meer sociale woningbouw. Hierdoor zou met name de werkloosheid in de bouw bestreden kunnen worden. Maar er moest ook een herverdeling van werk komen: verlaging van de pensioengerechtigde leeftijd met behoud van loon, verlenging van vakanties, verkorting van de arbeidsdag. Maar deze arbeidsverkorting mocht er alleen komen bij behoud van het volle loon. Kortom, de comite's eisten "echte koopkracht- verbetering door loonsverhoging ter bestrijding van de onderbesteding".

In feite gingen de comite's uit van de marxistische onderbestedingsteorie. De redenering van de comite's was, dat een verlaging van het inkomen- en dat gold zowel voor werkenden als werklozen- ondernemers wel aan winst zou helpen, maar dat het tegelijkertijd zou leiden tot onderbezetting, tot een teruggang van de consumptie en daarmee tot bevordering van werkloosheid. Voor een werkelijke bestrijding van de werkloosheid moesten de inkomens van werkenden en werklozen tegelijkertijd worden verhoogd. Eventuele opmerkingen van werkenden, dat ze niet teveel wilden inleveren voor de premies waaruit de uitkeringen betaald werden, werden bestreden met het argument, dat de hogere werkloosheidsuitkeringen niet door de werkenden betaald moesten worden maar uit de winsten van de grote concerns. Een kritiek op het arbeidsethos of een pleidooi voor afschaffing van de sollicitatieplicht zal men in de eerste werklozen- aktiekranten vergeefs zoeken; van die kant werd het niet bekeken. De mijnwerkers mochten dan gewerkt hebben onder zeer slechte omstandigheden, en sillicose mocht bij hen een beroepsziekte zijn, toch eisten de werklozencomite's "het bevorderen van de kolenproductie door openhouden van de mijnbedrijven (Juliana, Oranje Nassau, Emma en Hendrik) en door het in productie nemen van de staatsmijn Emma". Later zou daaraan worden toegevoegd, dat de heropening van de mijnen gepaard moest gaan met een drastische verbetering van de arbeidsomstandigheden.
Speerpunt in het aktieprogramma was de eis van een uitkering ineens van minimaal fl 200,- netto voor alle werklozen en sociaal gesteunden.

Akties voor een uitkering ineens.

Om de eisen uit het aktieprogramma kracht bij te zetten werd vanaf december 1974 overal in het land een handtekeningencampagne gevoerd. Het AWC demonstreerde al op 22 november 1974 met enkele tientallen werklozen op de binnenplaats van het stadhuis voor een duurtetoeslag van fl 200,- ineens. Bij deze aktie kreeg het gemeentebestuur van Amsterdam een petitie aangeboden, die was ondertekend door 2500 werklozen.5
Volgens de aktiekrant werklozen verklaarden gemeenteraden in minstens vijftien grote steden, dat zij zich achter de eisen van de werklozen stelden. In Amsterdam werd door PvdA en CPN een motie ingediend in de gemeenteraad, waarin werd voorgesteld de aktie voor een duurtetoeslag van fl 200,- te steunen. De motie werd door alle partijen in de raad overgenomen en ook wethouder de Cloe van sociale zaken was het eens met de motie. Hij beloofde de zaak te zullen aankaarten in Den Haag.6 Het AWC probeerde zoveel mogelijk instellingen achter de eisen te krijgen. Op 21 januari 1975 overhandigde het Amsterdamse comite een open brief aan het Sociaal Fonds Bouwnijverheid, waarin werd gevraagd om de eisen voor een uitkering van fl 200,- ineens en een verlenging van de WWV-termijnen te steunen.7 De volgende dag hield het AWC een protestvergadering, waar de eisen ook naar voren werden gebracht. Er waren op de manifestatie ongeveer honderd werklozen aanwezig.8

Op 18 februari 1975 overhandigden delegaties van werklozencomite's uit het hele land aan minister Boersma een petitie, waarin directe verbetering van het inkomen van werklozen werd geeist. Verder werden 53.000 handtekeningen overhandigd van mensen, die het met de eisen eens waren. Voordat de petitie werd aangeboden hielden zo'n 250 vertegenwoordigers van de comite's een manifestatie in Amicitia in Den Haag. Bij het aanbieden van de petitie deed Boersma twee toezeggingen: het begrip passende arbeid zou niet verruimd worden en op korte termijn zou er een verlenging van de WWV-termijn komen voor werklozen, ouder dan 55 jaar.9
Na het aanbieden van de petitie en de handtekeningen voerden vertegenwoordigers van de actiecomite's gesprekken met politici van verschillende politieke partijen, waarbij de eisen van de comite's nogmaals naar voren werden gebracht. De werklozencomite's waren echter niet tevreden met de toezeggingen van Boersma.

Op 20 februari 1975 verscheen een regeringsnota over de bestrijding van de werkloosheid. De aktiekrant reageerde fel: " in de nota wordt geen gehoor gegeven aan de eisen van de werklozen voor een verbetering van hun financiele positie. In plaats van een halt toe te roepen aan de werkloosheid, volhardt de regering in passiviteit en komt ze met gunsten voor de ondernemers".10
Een bedrag van 225 miljoen gulden werd uitgetrokken voor steun aan afzonderlijke "zwakke" bedrijven, maar de aktiekrant konstateerde, dat de meeste gelden terecht kwamen bij de grote concerns, die de grootste winsten maakten. Premies en subsidies voor werkgevers om bepaalde categorien werklozen in dienst te nemen betekenden volgens de werklozencomite's alleen maar een loonkosten verlaging voor de werkgevers, die tot gevolg hadden dat de ondernemers hun goedkope, gesubsidieerde arbeiders tegen hun duurdere collega's uitspeelden om zo de lonen te kunnen drukken.

In de nota van Boersma vinden we inderdaad de eerste signalen van een beleidswijziging, waarbij de regering van het keynesiaanse beleid afstapte en overging tot drastische bezuinigingen. In de nota werd het uitgangspunt van de ondernemersorganisaties, dat het de hoge loonkosten waren die de werkloosheid veroorzaakten overgenomen. Loonmatiging, bezuinigingen en afschaffing van de automatische prijscompensatie zouden noodzakelijk zijn. De uitgangspunten van de nota botsten met het uitgangspunt van de werklozencomite's, dat loonmatiging juist zou leiden tot onderbesteding. De nota Boersma is te zien als een eerste voorbode van een beleid, waarbij uit een heel ander vaatje getapt zou worden. Grote konflikten tussen de vakbeweging en de overheid, met name over de automatische prijscompensatie dienden zich aan.

De grote vakbonds manifestatie tegen de werkloosheid.

Terwijl de werklozencomite's hun handtekeningencampagne voerden, besloten NVV, NKV en CNV op 22 februari 1975 een landelijke demonstratieve bijeenkomst te organiseren om te protesteren tegen de werkloosheid en de gevolgen daarvan. Albert van der Lugt beschouwde het besluit van de vakcentrales mede als een verdienste van de akties van werklozen.11
Uit zijn reactie bleek, dat de comite's streefden naar samenwerking met de vakbeweging. "De meeste leden van de werklozencomite's zijn lid van de vakbonden, in het bijzonder het NVV....in verschil- lende plaatsen in het land werken werklozencomite's en afdelingen van vakbonden samen om protestbijeenkomsten te organiseren". De comite's probeerden een soort intermediair te vormen tussen de vakbonden en de ongeorganiseerden. Zij benaderden deze laatste groep tijdens hun handtekeningencampagnes ook door propaganda te maken voor de demonstratie van de vakcentrales op 22 februari. Bovendien huurden de werklozencomite's met name in het noorden van het land veel bussen om zoveel mogelijk mensen naar Utrecht te krijgen. Ook vanuit Amsterdam reden er extra bussen en treinen.12
Tijdens de landelijke manifestatie in de Veemarkthallen in Utrecht eiste Wim Kok, voorzitter van het NVV, dat de WW-uitkering zou worden opgetrokken naar 80% van het laatst verdiende loon. Ook moest volgens hem de uitkeringsduur worden uitgebreid. In een verklaring die na afloop van de manifestatie werd uitgegeven deelden de vakcentrales mee, dat ook de WWV moest worden opgetrokken tot 80% van het laatst genoten loon, terwijl de uitkeringsduur moest worden verlengd. Daarnaast zouden ook gehuwde vrouwen, die werkloos werden voor een WWV-uitkering in aanmerking moeten komen.13

Op dat moment was de situatie zo, dat gehuwde vrouwen die geen kostwinster waren geen WWV-uitkering konden krijgen. Tijdens de manifestatie ging Wim Kok tekeer tegen de voorstellen voor loonmatiging. "Als men denkt de werknemers te kunnen aanpraten dat ze voor het bestrijden van de werkloosheid de buikriem maar eens stevig moeten aanhalen dan heeft men het bij het verkeerde eind". De werklozencomite's juichten deze opmerkingen toe, maar toch was het niet bepaald koek en ei tussen de comite's en met name de leiding van de vakcentrales. Een van de aktiekranten: "Het is een publiek geheim, dat de drie vakcentrales zo min mogelijk ruchtbaarheid aan de manifestatie hebben gegeven. Zij gaven slechts mondjesmaat toegangskaarten uit, kennelijk met de bedoeling dat de bijeenkomst een gematigd karakter zou dragen".14
De aktiekrant konstateerde dat het toch een massale demonstratie werd en dat dit te danken was aan de inspanningen en de propaganda van de werklozencomite's en verscheidene vakbondsafdelingen. Zij hadden de mensen opgeroepen naar Utrecht te komen. De aktiecomite's voerden tijdens de manifestatie hun eigen, verdergaande leuzen mee, zoals die ook in het aktieprogramma naar voren kwamen. (De comite's wilden bijvoorbeeld optrekking van de WW tot 90 % in plaats van 80%) De uitgangspunten van de comite's botsten met die van de vakcentrales, die wilden dat de manifestatie in de Veemarkthallen alleen bezocht zou worden door een beperkte groep georganiseerden met toegangskaarten. Bij de ingang van de hallen ontstonden ruzies tussen vertegenwoordigers van de bonden en vertegenwoordigers van de aktiecomite's, die eisten, dat iedereen, dus ook ongeorganiseerden, toegang zou hebben tot de manifestatie. Dit gebeurde uiteindelijk ook.

Het Vrije Volk schreef later, dat de comite's valse kaarten in omloop hadden gebracht om zoveel mogelijk demonstranten binnen te krijgen. De aktiekrant noemde dit een pertinente leugen. Men konstateerde, dat veel comite-leden aktieve vakbondsleden waren, die een geldige kaart hadden. Verder konstateerde men, dat de bijeenkomst zo'n massaal karakter had, dat er geen sprake van kon zijn dat mensen buiten de deur gehouden konden worden.

Het AWC krijgt een eigen trefcentrum

Hiervoor bespraken we het aktieprogramma van het LAW. Een van de punten uit het programma was ook, dat er trefcentra voor werklozen moesten komen, gesubsidieerd door de gemeenten. In de centra zou advies aan werklozen kunnen worden gegeven over het Arbeidsbureau en de sociale dienst en vanuit de centra zou aktie gevoerd kunnen worden voor de eisen van de comite's. De akties voor eigen trefcentra hadden al snel resultaat. In Amsterdam demonstreerde het AWC op 4 december 1974 voor het Wibauthuis. De eis voor een eigen trefcentrum stond daarbij centraal. Na de demonstratie vertrok men naar het stadhuis, waar de eis aan het gemeentebestuur werd overhandigd.15
Al op donderdag 6 februari 1975 was het zover: op deze dag werd het nieuwe trefcentrum van het AWC officieel geopend in aanwezigheid van een twintigtal werklozen en de raadsleden van der Ven van de Partij van de Arbeid en Clerx van de CPN. De nieuwe ruimte, die door de gemeente beschikbaar was gesteld, was gevestigd in het gebouw van de sociale dienst aan de Lutmastraat 2-4. De voorzitter van het AWC, Jan Mannaert, verrichtte de opening door het woord "eist" af te knippen van een spandoek waarop stond: "eist een advies-aktie- en trefcentrum". Daarna werd het spandoek aan de buitenkant van het gebouw bevestigd.

Het AWC beschikte over twee lokalen.16. Het onderkomen was iedere dag van 10.00 uur tot 17.00 uur geopend. Jan Mannaert stelde, dat het centrum van groot belang was als hulpmiddel om de aktiviteiten en de slagvaardigheid van de werklozenbeweging te vergroten. Hij merkte verder op, dat het AWC al veel sympathie onder de werklozen had verworven, tot uitdrukking komend in de landelijke handtekeningenaktie voor een duurtetoeslag van fl 200,-. Tot 5 februari waren er in Amsterdam al meer dan 6000 handtekeningen opgehaald17 Ten slotte bracht Mannaert naar voren, dat het AWC keihard aan de gang zou gaan om de feestelijke sluiting zo snel mogelijk te doen plaatsvinden, namelijk wanneer de werkloosheid zou zijn opgelost.18
In de loop van 1975 kwamen er ook trefcentra in andere plaatsen, zoals Deventer, Groningen, Nijmegen, Sneek en Utrecht.

Aktiviteiten van het AWC in 1975

In de loop van 1975 waren er in de nieuwe ruimte van het AWC vele aktiviteiten. Elke dag was er tussen 10.00 uur en 16.00 uur advieswerk voor werklozen met een uitkering. Verder waren er akties bij bedrijfsverenigingen en sociale dienst, om "onrechtmatige stopzettingen van uitkeringen teniet te doen". Er werden bijvoorbeeld beroepsprocedures opgezet voor werklozen, die een strafkorting hadden gekregen omdat ze te weinig zouden solliciteren. Elke dinsdagmiddag om 14.00 uur was er een openbare aktivistenvergadering, waar het lopende werk werd besproken en akties werden gepland. In het voorjaar van 1975 waren er lezingen over de februaristaking en de toepassing van de sociale wetten. Bovendien bestonden er kontakten met kunstenaars om gezamenlijk aktiviteiten te ontwikkelen.19 Daarvoor werd een culturele commissie in het leven geroepen. Dit leidde er oa toe, dat het werklozen cabaret uit Hoorn in Amsterdam optrad.20
Verder werd er een financiele campagne gevoerd. Er gingen steunlijsten rond op bouwprojecten in Amsterdam, en er werd regelmatig gepost bij het arbeidsbureau. Het krantje van het AWC meldde dat men in drie weken meer dan fl 2500,- ophaalde.21

Op 14-4-1975 organiseerde het AWC een manifestatie in Krasnapolsky.22 Daarbij bleek, dat het AWC verschillende werkgroepen had, die aandacht besteedden aan de belangen van specifieke groepen. Er waren sprekers van het AWC en van de comite's voor werkloze academici, jongeren, bouwvakkers en vrouwen. Besloten werd, een open brief naar de Tweede Kamer te versturen, waarin de eisen die ook al in het aktieprogramma van het LAW naar voren kwamen nog eens werden genoemd. Maar er waren in 1975 nog meer akties. In mei werd door het AWC in de Haarlemmerbuurt een aktie gehouden voor een snelle aanpak van de stadsvernieuwing. Op een groot braak liggend terrein- het grootste gat van Amsterdam- werden op symbolische wijze huizen gebouwd.23

Vrouwen

In het voorjaar van 1975 werd bij het AWC ook een Aktiecomite Werkloze Vrouwen opgericht, dat druk probeerde uit te oefenen op de regering, en met name minister Boersma om de WWV-discri- minatie van de vrouw af te schaffen.24 Op 8 april 1975 organiseerde het vrouwencomite een openbare aktievergadering in het Marco Pologebouw.25 Op de vergadering werd namens het Comite Werkloze Vrouwen het woord gevoerd door Jannie Tuin. Jan van Dijk voerde het woord namens het bouwvakcomite. In een pamflet dat naar aanleiding van de aktievergadering werd geschreven deelden de vrouwen mee, dat ze het initiatief hadden genomen om aktie te voeren tegen een aantal werkloosheidsregelingen, waarbij vrouwen duidelijk gediscrimineerd werden. De vrouwen eisten recht op gelijk loon en gelijke uitkeringen, en gelijke behandeling bij de WW- uitkering, dus geen willekeur; deze eis werd gesteld, omdat het de vrouwen gebleken was, dat met name part-time werkende vrouwen lang niet altijd een WW-uitkering kregen, ook niet als ze er wel recht op hadden. Verder werd de eis gesteld, dat vrouwen in aanmerking moesten komen voor een WWV-uitkering, ongeacht de vraag, of de werkende gehuwde vrouw kostwinner was of niet. De vrouwen eisten ook, dat er bij het arbeidsbureau geen verplichte inschrijving voor hele dagen zou zijn voor part-time werkenden. Deze eis werd gesteld omdat veel vrouwen met kleine kinderen geen tijd hadden om hele dagen te werken. En ten slotte eiste men, dat er geen korting op het salaris van de vrouw zou komen, wanneer haar man in de bijstand verzeild raakte. Op dat moment was de regeling zo, dat wanneer mannen werkloos werden en in de bijstand terecht kwamen, de salarissen van hun werkende vrouwen stevig werden ingekort; een derde van haar salaris mocht de vrouw houden, met een minimum van fl 92,- Na de aktievergadering werd een handtekeningencampagne georganiseerd bij het arbeidsbureau en bij bedrijven, waar veel vrouwen werkten. Ook bij avondscholen, waar veel vrouwen een cursus volgden, werd gepost.

Op donderdag 29-5-1975 werden de handtekeningen op het ministerie van Sociale Zaken overhan- digd. De Nederlandse Vrouwen Beweging en Man Vrouw Maatschappij hadden zich inmiddels solidair verklaard. Een afvaardiging van het comite mocht de eisen van de vrouwen die hierboven ook al werden genoemd binnen voorlezen aan een ambtenaar. s'Middags hadden de vrouwen een gesprek met de technische commissie van de sociale verzekeringsraad, waarbij de eisen nogmaals werden toegelicht. Ten slotte voerden de vrouwen gesprekken met leden van Tweede Kamerfracties van politieke partijen.26
De aktie van de vrouwen kreeg veel publiciteit. Zo besteedde de NOS TV aandacht aan werkloze vrouwen in het programma "Ot en hoe zit het nou met Sien". In dit programma speelden de vrouwen van het AWC een belangrijke rol. Veel vrouwen hebben naar aanleiding van de uitzending naar het AWC gebeld.

Landelijke akties in 1975.

Van 26 mei tot 30 mei organiseerden de comite's in het hele land bijeenkomsten en lezingen. Ook probeerden verschillende comite's hun werk meer bekendheid te geven door met informatiekramen op markten te gaan staan. Hoogtepunt van de aktie- week was een landelijke congresdag op woensdag 28 mei in Amsterdam. Tijdens de aktie week probeerden de diverse lokale comite's deelnemers voor het congres te werven. Er werd daarbij een financiele campagne gestart. Werklozen konden "bouwstenen" kopen voor een gulden, om de akties te steunen. Verder werden er kaarten voor de manifestatie op 28 mei verkocht. Iedere ochtend stond het AWC in de hal van het arbeidsbureau waar manifesten naar aanleiding van het congres werden verspreid en kaarten werden verkocht. Op deze wijze haalde men bijna fl 1000,- binnen. Het AWC liet op 26 mei een geluidsboot door de grachten en over het IJ varen om overal op te roepen tot ondersteuning van de aktie voor een positieverbetering van werklozen. De boot meerde oa enige tijd aan voor het arbeidsbureau op het Singel.27 In verschillende plaatsen werden manifestaties gehouden, oa in Deventer, Enschede, Groningen, Heerlen, Utrecht en Amsterdam. In Deventer was er op zaterdag 31 mei een manifestatie onder de leus: "Deventer maakt een vuist voor werk en hogere uitkeringen". In Enschede was er een bijeenkomst op dinsdagavond 27 mei in Concordia. Het comite uit Delft deelde mee, dat ze met 40 deelnemers zouden komen, en de Limburgse comite's kwamen met een bus. Na het demonstratieve congres hebben het LAW en de aangesloten comite's een ansichtkaart onder werklozen verspreid die moest worden opgestuurd naar de Minister van Sociale Zaken. Het landelijk werklozen congres, de aktieweek en het opsturen van de ansichtkaart waren bedoeld om de druk op Boersma op te voeren. Deze was immers wel bereid tot verlenging van de WWV-uitkeringen voor werklozen van 571/2 jaar en ouder, maar de comite's wilden een verlenging van de WWV- uitkeringen voor alle werklozen. 28

Jongeren in aktie tegen de werkloosheid.

Zoals we hiervoor hebben gezien, was er wel samenwerking tussen werklozencomite's en vakbondsafdelingen (veel aktivisten waren aktief in beide). Maar de leiding van de vakcentrales wilde zich volgens de comite's slechts in beperkte mate inzetten voor de belangen van de werklozen. Bij de jongerenorganisaties van de erkende bonden kreeg de bestrijding van de werkloosheid echter steeds meer prioriteit. Op 7 en 8 november 1975 kwamen op het Troelstra-oord in Beekbergen 200 NVV-jongeren bijeen voor de konferentie "Recht op Arbeid". Daarvoor al, in 1974 hadden de jongeren een grote aktie "stop de jeugdwerkloosheid" gehouden, waarbij de jongerenorganisatie van het NVV een aanzet gaf tot een plan voor werkgelegenheidsprojecten voor jongeren. In 1974 waren er onder de 134.900 werklozen 47.500 jongeren onder de 25 jaar. De strijd tegen de jeugd- werkloosheid begon in deze tijd voor het NVV-JC steeds belang- rijker te worden.29 Op de konferentie in Beekbergen werd een resolutie aangenomen, waarin gepleit werd voor samenwerking met de aktiecomit‚'s van werklozen. De NVV-jongeren besloten, "elk bondslid op te roepen om in eigen bond en omgeving te werken aan een grotere bereidheid tot samenwerken met de werklozencomite's, zowel op plaatselijk als landelijk niveau". Bovendien verklaarden de jongeren, dat zij de oproep tot samenwerking onder de aandacht van het verbondsbestuur zouden brengen. De jongeren konstateerden, dat er weliswaar verschillen in eisen waren tussen het NVV en de comite's (bv de optrekking van de WW tot 80 resp 90%) maar dat ook bij de comite's de gezamenlijke belangen van werkenden en werklozen centraal stonden en dat dit samenwerking noodzakelijk maakte. De oproep van de NVV-jongeren zou met name de strijd van werkloze schoolverlaters nieuwe impulsen geven. In verschillende plaatsen werd vanaf dat moment gewerkt aan "schoolverlaterscomite's".


Geen opmerkingen:

Een reactie posten