maandag 14 december 1998

Werkgelegenheidsbeleid en het project Inzet in Amsterdam Zuid-Oost


Het beeld wat uit de statistieken naar voren komt is dat de stijging van de werkgelegenheid vooral ten goede komt aan twee groepen:
1. Mensen, die niet tot de loonafhankelijke beroepsbevolking behoorden, zoals huisvrouwen en zelfstandigen die een baan in loondienst aanvaarden
2. Jongeren, die nog geen 35 jaar zijn.
Met name onder vrouwen, allochtonen en ouderen boven de 35 blijft de werkloosheid toenemen.
Meer dan de helft van het aantal langdurig werklozen behoort tot de leeftijdscategorie boven de 35 jaar. Van cliënten van de sociale dienst heeft 40% een uitkering van vier jaar of langer. Het aantal mensen, dat langer dan vier jaar werkloos is neemt toe.
Deze groepen worden door de arbeidsbemiddeling nauwelijks bereikt. In 1997 werd door arbeidsvoorziening 15% van de werklozen bemiddeld. 7% van de langdurig werklozen werd bemiddeld. Vooral kleine en middelgrote bedrijven maken gebruik van arbeidsvoorziening, grote nauwelijks. Als je bedenkt, dat plaatsing op een scholings- of bemiddelingstraject en tijdelijk werk ook wordt meegerekend als een succesvolle bemiddeling, is glashelder, dat het huidige systeem niet deugt. Toch gaat men voort op de weg van een onoverzichtelijke lappendeken van projekten en projektjes, waarbij middels voortrajecten 'soft skills' worden aangeleerd, zoals sollicitatie en motivatietrainingen in combinatie met de druk van strafkortingen.
Volgens ons moeten de volgende maatregelen worden genomen om de situatie te verbeteren.
1. Met name grote bedrijven moeten op hun personeelsbeleid worden aangesproken. Zij lijken zich aan de door de overheid opgezette werkgelegenheidsprogramma's te onttrekken. Pogingen vanuit de gemeenschap, langdurig werklozen aan het werk te helpen worden door hen niet gesteund. (uitzonderingen daargelaten). In Zuid-Oost zijn er plannen, bij de vestiging van nieuwe bedrijven, bij de opstelling van een kontrakt voor gronduitgifte het bedrijf te verplichten, mensen uit de wijk in dienst te nemen. Dit gebeurt bij het IJ-burg projekt en bij de MOJO-popconcerten. Dit moet op veel grotere schaal gebeuren. Hierover zou overleg moeten plaatsvinden met het grondbedrijf.
2. Het onder druk zetten van werklozen middels strafkortingen werkt niet. Hun kansen op de arbeidsmarkt worden er niet door vergroot, het heeft eerder een averechts effect, omdat met name langdurig werklozen meer schroom zullen hebben bij de diverse instanties aan te kloppen voor ondersteuning. Deze groep moet in positieve zin worden benaderd, door vrijstelling van de sollicitatieplicht en de betere invoering van premies voor vrijwilligerswerk.
3. Deze positieve benadering moet ook tot uiting komen in een betere bijverdiensteregeling, waarvan nu verschillende groepen zijn uitgesloten. Het is een bekend feit, dat veel mensen bij de aanvaarding van betaald werk er financieel niets mee opschieten. Dit als voorschot op de belastinghervorming; stel werklozen met een gedeeltelijk, door de ficus te verstrekken basisinkomen in staat zowel hun eigen armoedeval te overwinnen en een groot deel van het immense leger trainers, opleiders, scholingsdeskundigen, bemiddelaars en coördinatoren kan iets anders gaan doen.
4. Meer faciliteiten en voorzieningen om langdurig werklozen en anderen, waarbij men uitgaat van de initiatieven van de werklozen zelf. Daarbij kan gedacht worden aan projekten mensen zonder werk, waarbij met betrekkelijk weinig kosten een grote groep werklozen kan worden bereikt.

De Centra voor Werk en inkomen

De CWI's zullen nog veel discussies losmaken. Dit is nu al het geval over een experiment in Amsterdam Zuid-Oost, waarbij verstrekking van alle uitkeringen en arbeidsbemiddeling worden uitgevoerd door dezelfde commerciële organisatie. Wij willen over dit experiment en de CWI 's enkele punten noemen.
De (gedeeltelijke) privatisering van de arbeidsvoorziening brengt grote gevaren met zich mee. Nu al; is het zo, dat rechten en plichten van de werkzoekenden en van de overheidsinstanties alleen in algemene termen zijn geformuleerd, en dat er bij konkrete voorstellen van een van beide zijden onduidelijk is, in hoeverre dit verplicht is of niet en een eventuele sanctie kan volgen. Hierdoor is er in de gesprekken tussen arbeidsbemiddelaars of sociale dienst ambtenaren enerzijds en cliënten anderzijds een groot schemergebied, waarin rechten en plichten niet duidelijk zijn geformuleerd. Ook bij wat bekend is over het nieuwe experiment in zuid-oost zijn de rechten van de cliënten vaag gehouden, zodat de funktionarissen alle kanten uit kunnen. Bij privatisering van de arbeidsbemiddeling, waarbij de demokratische controle van de overheid op afstand komt te staan en de bemiddelaar financiële belangen heeft bij de bemiddeling, kunnen de rechten van cliënten nog verder ondergesneeuwd raken en bestaat het gevaar, dat in het geheel geen rekening meer wordt gehouden met hun wensen, waarbij ze op een oneigenlijke manier onder druk worden gezet. Bovendien zullen de commerciële bedrijven de 'krenten' uit de pap vissen, waarbij de langdurig werklozen doorgeschoven zullen worden naar de resten van de publieke arbeidsbemiddeling. Bovendien zijn voor deze commerciële instanties werkenden, die ander werk zoeken of mensen die geen uitkering hebben niet interessant, omdat men toe wil naar een systeem, waarbij een deel van het bespaarde uitkeringsgeld ter beschikking komt van de commerciële organisatie.
Er zijn in de nieuwe opzet van de CWI 's en het experiment in zuid-oost geen garanties op behoorlijk betaald werk. Het enige wat gebeurt is, dat nog zwaarder aan de mensen wordt gesleuteld, maar waar zijn de banen voor die mensen? Individuele beoordeling betekent voor veel werkzoekenden dat hun rechten vaag zijn of afwezig.
Er moet door de centrale stad een duidelijker regie worden gevoerd over het werkgelegenheidsbeleid en de arbeidsbemiddeling, voor zover dat onder haar verantwoordelijkheid valt, in samenwerking met arbeidsvoorziening, waarbij de werkzoekenden in gesprekken met arbeidsbemiddelaars beter weten waar ze aan toe zijn.
De gang van zaken bij de opzet van het experiment in zuid-oost en de onderhandelingen over de nieuwe CWI 's waarbij hoge ambtenaren in achterkamertjes langdurig onderhandelen waarbij ieder zijn eigen winkeltje wil veiligstellen, zonder dat de politiek erbij betrokken is, is symptomatisch voor de huidige situatie. Er moet een openbaar debat over de organisatie van de arbeidsbemiddeling in Amsterdam komen, voordat alles in binnenkamertjes in feite al besloten is!


PvdL

woensdag 9 december 1998

Loopgravengevechten bij de privatisering

Ook verschenen in: Solidariteit, nr 87, december 1998.

Het doolhof van de arbeidsbemiddeling - de markt

De privatisering van overheidstaken, als laatste stap in de afbraak van de klassieke 'welvaartsstaat', lijkt niet meer te stuiten. Vooralsnog is de chaos echter compleet en vechten publieke en private uitvoeringsorganisaties en verzekeringsconcerns om de brokken die de meeste winst opleveren. De vakbonden lijken geen greep te hebben op de ontwikkelingen. Ondertussen werken wetenschappers aan de verdere ontwikkeling van de 'culturele economie', waarbij de oorzaken van armoede worden gezocht in het normen- en waardenpatroon en het gedrag van de mensen die arm zijn. De private 'integratiebedrijven' moeten de opvattingen en gedragingen van de mensen die in armoede leven, gaan sturen.

Het gaat overigens niet alleen om privatisering van de sociale zekerheid of arbeidsbemiddeling. Ook allerlei vormen van hulpverlening en welzijns- en buurthuiswerk worden geprivatiseerd. Instituten worden geacht het 'product' welzijn op de markt te verkopen. Hetzelfde geldt voor sociaal raadslieden, psycho-sociale hulpverleners en anderen. In het marktgerichte welzijnsbeleid koopt de overheid sociale programma's van deze instituten. Daarbij ontstaan samenwerkingsverbanden met het bedrijfsleven.

Wij-gevoel

In die samenwerkingsverbanden worden projecten opgezet volgens de nieuwste marketing- en reclametechnieken, zoals het project "mooi zo, goed zo. Heb hart voor de stad Amsterdam". In vele steden draaien dergelijke projecten. "Het gaat om het kweken van een wij-gevoel", zegt een ondernemer in een boekje over het project. "Niet alleen in het bedrijf, maar ook tussen het bedrijf en de lokale gemeenschap, waar het bedrijf gevestigd is." 'Ideële' instellingen kunnen een aanvraag doen, bijvoorbeeld voor een kantoorinventaris of een bankje in het park voor bejaarden in de buurt. Of meer politiek getinte milieu- en belangenbehartigingsorganisaties, die wat minder uitgaan van een 'wij-gevoel' met ondernemingen en overheid, ook voor subsidie in aanmerking komen blijft onduidelijk.
Ook andere verworvenheden van de oude welvaartsstaat worden geprivatiseerd, bijvoorbeeld de schuldhulpverlening. Zo is Planpraktijk een bedrijf dat de schuldhulpverlening 'rendabel' heeft gemaakt. Jet Kremers, voorzitster van de CDA-vrouwen, was tot voor kort directeur. Het bedrijf heeft nu een omzet van 7,5 miljoen gulden en 120 werknemers. Eerst wordt bijvoorbeeld onderhandeld met de schuldeisers over afbetaling van een gedeelte van de schuld. Daarna moet de cliënt nog een tijdje een maandelijks bedrag betalen aan Planpraktijk voor de 'hulpverlening'.

Concurrentie

Ook in de arbeidsbemiddeling slaat de privatisering toe. Dat gebeurt door de vorming van Centra voor Werk en Inkomen (CWI), waarin de Arbeidsbureaus, Sociale Diensten en uitvoeringsinstellingen worden samengebracht. Daarmee is het einde van de 'gedwongen winkelnering' in zicht. De uitkeringsinstanties zijn volgend jaar nog verplicht de begeleiding van hun bijstandsgerechtigden, WW-ers en WAO-ers in te kopen bij de Arbeidsbureaus. Vanaf 2001 mogen de uitkeerders kiezen tussen de publieke Arbeidsbureaus en commerciële uitzendbureaus. De laatste moeten ook bij de CWI betrokken worden, zodat concurrentie kan ontstaan.
De uitgaven voor arbeidsbemiddeling uit de publieke middelen worden verminderd. De Arbeidsbureaus krijgen dit jaar in plaats van 1 miljard nog maar 500 miljoen gulden en daarnaast een prestatiebudget van 500 miljoen, waarbij ze afgerekend worden op het aantal geslaagde bemiddelingen. Dit geld wordt in de toekomst ook gebruikt om uitzendbureaus in te schakelen.
Verder zijn er nu al verschillende gemeenten die de uitvoering van de Bijstandswet uitbesteden aan particuliere bedrijven, zoals accountantsbureaus. En vorige week las ik ergens dat werkgevers de WAO massaal particulier gaan verzekeren. Intussen onderhandelen werkgevers, werknemers en overheid over een volledige privatisering van de uitvoering van de werknemersverzekeringen.

Integratiebedrijven

Commerciële 'reïntegratiebedrijven' schieten als paddestoelen uit de grond. Zij werken met een team van psychologen, fysiotherapeuten, orthopedisch chirurgen en ergo-therapeuten. Deze deskundigen hebben een financieel belang bij het zo snel mogelijk aan het werk krijgen van zieke werkne(e)m(st)ers. De desbetreffende bedrijven juichen over de resultaten. Velen, die anders in de WAO zouden zijn beland, kunnen weer aan het werk. Het lijkt een beetje op begeleiding van topsporters. Er ontstaat daarbij een gesloten circuit van hulpverleners en bedrijfsartsen die tegelijkertijd voor commerciële verzekeraars en werkgevers werken. Van een onafhankelijke beoordeling is hier geen sprake meer.
Een voorbeeld is het reïntegratiebedrijf AFP-groep, eigendom van Arboned en de verzekeraars OHRA en Nuts. Zo worden twee belangen gediend. Werkgevers trachten de kosten van ziek personeel zo laag mogelijk te houden. De verzekeraars, die met werkgevers verzekeringen hebben afgesloten, proberen het aantal uitkeringen voor ziekteverzuim en arbeidsongeschiktheid
zo laag mogelijk te houden; zo blijven de WAO-premies laag en kunnen zij concurreren met andere verzekeraars.

Onderlinge tegenstellingen

In de overgangsfase naar verdere privatisering zijn er in veel gemeenten grote tegenstellingen tussen de verschillende in de arbeidsbemiddeling betrokken instanties. Dat zal leiden tot loopgravengevechten tussen uitvoeringsinstellingen van de sociale zekerheid, arbeidsbemiddelingsinstanties, gemeenten, Sociale Diensten en de bureaus die aan particuliere verzekeraars gelieerd zijn. De vraag zal zijn wie in de nabije toekomst een sterke uitgangspositie (misschien zelfs monopoliepositie) op de markt kan verwerven.
Een jaar geleden steggelden de Arbeidsbureaus en de uitvoeringsinstellingen al over een onderlinge taakverdeling. Na veel touwtrekken is afgesproken dat in de CWI's een tweede selectiegesprek door de consulenten van de Arbeidsvoorziening wordt gedaan. Zij adviseren ook over de scholing of training die iemand krijgt. Vervolgens doet het Arbeidsbureau zelf de bemiddeling. De Sociale Diensten en het GAK wilden zelf gaan bemiddelen, maar dat mocht niet. Uiteindelijk is afgesproken dat het Arbeidsbureau bepaalt welk soort begeleiding de werkzoekende krijgt, maar de Sociale Dienst of de bedrijfsvereniging bepaalt wie daadwerkelijk geholpen wordt. Volgens mij is de competentiestrijd tussen de verschillende organisaties hiermee nog lang niet uitgewoed en is de taakverdeling allerminst duidelijk. In het regeerakkoord zijn al weer nieuwe afspraken gemaakt over een verdere privatisering van het tweede gesprek door Arbeidsvoorziening.
Het lijkt erop dat het langs elkaar heen werken van instanties door de privatiseringsgolf alleen maar wordt versterkt. Ze proberen posities in te nemen die het mogelijk moeten maken elkaar straks op de markt op leven en dood te beconcurreren. Het 'wij-gevoel' van het project "mooi zo, goed zo" is hier ver te zoeken.

Regie bij 'marktpartijen'

De politici die bestuursfuncties innemen, hebben de illusie dat bij de privatisering de overheid de regie kan houden over welk beleid wordt geformuleerd en hoe dat wordt uitgevoerd. Uit het voorgaande mag geconcludeerd worden dat dit uitgesloten is. 'Marktpartijen, dat wil zeggen particuliere adviesbureaus en andere belanghebbenden, onderhandelen over de verdeling van de overheidsgelden en de wijze waarop het beleid (doelstelling) geformuleerd wordt. Bestuurders waren eerst afhankelijk van een ambtenarenapparaat, nu worden ze dat van de 'marktpartijen'. De overheid komt bij de uitvoering meer op afstand te staan, waarbij alleen het kostencriterium geldt. Wie het goedkoopste is, krijgt het geld van de overheid. Wat er vervolgens bij de uitvoering in de spreekkamers met de cliënt gebeurt en hoe de doelstellingen van de overheid worden verwezenlijkt, is oncontroleerbaar.

Rol vakbeweging

De vakbeweging lijkt nauwelijks nog invloed te hebben op al deze ontwikkelingen. Symptomatisch voor de machteloosheid van de bonden en de stuurloosheid van hun beleid, is de gang van zaken rond het accoord in de Stichting van de Arbeid (STAR).
Lodewijk de Waal riep dit voorjaar 'stop de privatisering'. Maar op 19 juni 1998 sloten vakbonden en werkgevers in de STAR een accoord over verdere privatisering van de werknemersverzekeringen. Dat zou vrij snel rond moeten zijn, binnen enkele jaren. Daarbij valt de claimbeoordeling (de bepaling van het recht op een uitkering) buiten de commerciële uitvoeringsorganisatie. Deze wordt ondergebracht in een juridisch gescheiden deel van dezelfde uitvoeringsorganisatie, met tripartiete zeggenschap van werknemers, werkgevers en overheid. In september bleek echter dat de vakbeweging nu weer tegen een al te snelle privatisering is (gedacht wordt aan de langere termijn van een jaar of acht) en dat de claimbeoordeling ondergebracht moet worden bij het publieke deel van de op te richten CWI's.

En het kapitalisme?

Steeds meer verdwijnt bij al die loopgravengevechten uit beeld dat het kapitalisme nog steeds een systeem is waarin de ene mens de andere hier of elders uitbuit. En dat werknemers zich op basis van onderlinge solidariteit in een vakbond moeten verenigen om deze uitbuiting te bestrijden. Zodat ze de werkgevers door middel van collectieve acties en onderhandelingen onder druk kunnen zetten. Het gaat daarbij om een 'wij-gevoel' van de arbeiders, van de mensen die door een uitbuitingssysteem getroffen worden. Dat is een heel ander uitgangspunt dan het 'wij-gevoel' tussen de onderneming en de lokale gemeenschap. Maar ach, wordt mij tegenwoordig voorgehouden, dit is ouderwetse retoriek die ik maar niet los zou kunnen laten.
In discussies merk ik dat het moeilijk is uit te leggen wat er nou allemaal tegen die privatiseringsgolf is. Jet Kremers verricht goede daden, want ze helpt mensen van de schulden af. Mijn gesprekspartners zijn dan doof voor het argument dat mensen door dit systeem steeds meer in armoede worden gedrukt. De Stichting Inkomens Beheer in Amsterdam heeft een beruchte reputatie. Sommige mensen krijgen een pasje, waarmee ze maximaal vijftig gulden in de week kunnen pinnen. Daar moeten ze van leven.

Keiharde ideologie

Uitleggen wat er verkeerd is aan de privatisering is zo moeilijk, denk ik, omdat het is gebaseerd op een geraffineerd uitgewerkte, maar keiharde ideologie. Verpakt in mooie slogans als 'maatschappelijk verantwoord ondernemen' en de redenering dat het in het belang is van alle mensen. De ideologen van de privatisering krijgen vanuit de wetenschap de analyses op een presenteerblaadje opgediend. In het voetspoor van Fukuyama doet de 'culturele economie' opgang. Daarin bestaat een sterke wisselwerking tussen economie en cultuur: de normen en waarden die mensen in een bepaalde samenleving hebben en die hun persoonlijk gedrag bepalen. Geconstateerd wordt dat er bij ons en vooral in de derde wereld nog steeds veel armoede en werkloosheid bestaat. Bovendien is het op het ene continent (bijvoorbeeld Afrika) erger dan in het andere (West Europa).
Hiervoor wordt een culturele verklaring gezocht. Niet wordt uitgegaan van de analyse dat de welvaart bij ons zo groot is en daar niet, omdat grote ondernemingen uit het westen een rooftocht over de wereld houden. Een rooftocht, waarbij in de 'ontwikkelingslanden' de lokale, kleinschalige productiestructuur in de landbouw vernietigd wordt en de mensen gedwongen worden monocultures te produceren, waarbij ze tegen afbraakprijzen grondstoffen leveren voor de multinationals in het westen die er dure eindproducten van maken. Nee, dat is ouderwetse, ongenuanceerde jaren-zeventig-retoriek. Het is een kwestie van cultuurverschil en daaruit voortvloeiend individueel gedrag. Ons systeem van waarden en normen is nu eenmaal zo dat er bij ons welvaart ontstaat en daar niet. De mensen werken hier harder, dat willen ze ook, ze komen op tijd, ze kunnen beter samenwerken enzovoort.
Opgeld doet de ideologie van het 'maatschappelijk ondernemen' en het 'groen beleggen'. Hierin wordt de noodzaak benadrukt van een passend waarden- en normensysteem in de onderneming om armoede, onderdrukking en milieuvervuiling te voorkomen en welvaart voor allen te produceren. Zo'n systeem moet door het 'wij-gevoel' ook gedragen worden door de gemeenschap.
In de ideologie van de culturele economie worden de oorzaken van armoede gezocht in het normen- en waardensysteem en het gedrag van de individuele arme. En niet in het systeem van de economie zelf. Naadloos sluiten hierop aan de depolitisering en individualisering van het werkloosheids- en armoedeprobleem, waarbij de overheid en de geprivatiseerde 'integratiebedrijven' proberen het gedrag van de individuele werkloze of arme te sturen en hem/haar een andere houding en andere opvattingen bij te brengen. Zo wordt de 'schuld' van de armoede bij de mensen zelf gelegd. Ik zie geen verschil met de manier waarop in de negentiende eeuw de gegoede middenklasse haar rijkdom tegenover de bittere armoede van anderen rechtvaardigde. De emancipatie van achtergestelde groepen moet opnieuw beginnen.

Piet van der Lende

(Werklozen Belangen Vereniging Amsterdam)

dinsdag 8 december 1998

Komitee Amsterdam Tegen Verarming

Het komitee Amsterdam tegen Verarming werd in 1987 opgericht toen duidelijk werd, dat de mensen met een minimum inkomen er tijdens de verschillende kabinetten Lubbers minstens 15% in koopkracht op achteruit waren gegaan. De kerken bemoeiden zich in deze tijd met de armoedeproblematiek door het organiseren van landelijke konferenties. In Amsterdam speelde de sluiting van scheepsbouwbedrijven in Amsterdam-Noord, waarbij velen werkloos werden. Vanuit DISK (Dienst in de Industriele Samenleving vanwege de Kerken) werd kontakt opgenomen met belangenorganisaties van uitkeringsgerechtigden en er werd een “sociaal beraad” belegd. Hieruit is het komitee ontstaan. Het is dus een samenwerkingsverband van DISK, belangenorganisaties van uitkeringsgerechtigden en de vakbonden. In 1996 werd aktie gevoerd in het kader van de invoering van de nieuwe Bijstandswet. Anno 2010 bestaat het komitee niet meer en is DISK Amsterdam alweer enige jaren geleden opgeheven.
Campagne over de nieuwe bijstandswet van het komitee Amsterdam tegen Verarming.
Het komitee organiseerde najaar ’94 voorjaar ’95 de campagne ‘schrijf het van je af’. Uitkeringsgerechtigden en werkenden met een minimuminkomen werden daarbij opgeroepen, hun grieven te uiten over het beleid van de gemeente. Het komitee richtte zich in de campagne vooral op uitkeringsgerechtigden, die met de Gemeentelijke Sociale Dienst te maken hebben. (AOW-ers, die bijzondere bijstand aanvragen, ABW-ers, RWW-ers en andere uitkeringsgerechtigden, die aanvullende bijstand nodig hebben.) De werking van de Wet Voorziening gehadicapten viel grotendeels buiten de campagne. Op dit gebied was het SGOA al actief. (Stichting gehandicapten Overleg Amsterdam).
De aanleiding voor de campagne was, dat in Amsterdam voortdurend wordt gediskussieerd over het functioneren van de sociale dienst. De gemeentelijke ombudsman heeft verschillende rapporten gepubliceerd, waarin het functioneren van de dienst aan de kaak is gesteld. Daarnaast heeft de dienst zelf een ‘tevredenheidsonderzoek gehouden, waaruit blijkt, dat weliswaar 60% van de clienten tevreden is (een percentage wat schijnbaar altijd uit dergelijke onderzoekingen komt) maar dat bij 25% van de clienten de sociale dienst fouten maakt bij de berekening van uitkeringen, het verstrekken van bijzondere bijstand, etc. Het komitee vond het nodig, klachten van clienten te verzamelen om ook inhoudelijk aan te tonen, wat er schort aan het beleid van de dienst.
In 1996 is het Komitee begonnen met een nieuwe campagne. Het komitee heeft verdere ervaringen van uitkeringsgerechtigden met de nieuwe bijstandswet verzameld en onder de aandacht van de politiek gebracht. De campagnes hebben ertoe bijgedragen, dat het vraagstuk van de verarming onder de ongeveer 300.000 amsterdammers met een minimuminkomen op de politieke agenda staat. De gemeente zal in 1998 extra geld uittrekken voor de bestrijding van de verarming. Er zal echter nog heel wat moeten gebeuren voor een goed minimabeleid van de gemeente in de steigers staat. Het komitee gaat dan ook door met haar campagnes.
In september 1997 vond een door het komitee georganiseerd debat over verrijking in Nederland plaats in theater de Rode Hoed. Het uitgangspunt was, dat een discussie op gang moet komen over hoe de toenemende rijkdom in Nederland beter verdeeld kan worden. In januari 1998 zal over de konferentie een boek verschijnen met oa een kritiek op het poldermodel.

zaterdag 10 oktober 1998

Het armoededebat

Het armoededebat.

In Nederland wordt op allerlei nivo's gediscussieerd over het thema : armoede in een welvarende samenleving. De Rijksoverheid heeft het initiatief genomen om jaarlijks een
'armoedeconferentie' te organiseren, waarbij voorafgaande aan deze conferentie overal in het land bijeenkomsten worden gehouden, waar belangenorganisaties van uitkeringsgerechtigden, vakbonden en
hulpverleningsinstellingen met elkaar discussieren. Ook op het nivo van de grote steden vinden dergelijke discussies plaats.
Het is echter een 'wit', nederlands debat. Belangenorganisaties van vluchtelingen of allochtonen zijn bij
dit debat afwezig. Zij houden zich vooral bezig met het 'minderheden, antiracisme en integratie debat' waarbij in het kader daarvan ook het vraagstuk van de armoede aan de orde komt. En bij dit debat zijn de Nederlandse uitkeringsgerechtigden en hun organisaties weer niet aanwezig.
Aldus bestaan er twee gescheiden circuits van debatten en soms acties, waartussen niet of nauwelijks verbindingen bestaan.
Hieraan kan worden toegevoegd, dat in de grote vakbonden vooral de werkende Nederlandse man de boventoon voert.
Natuurlijk is dit een schematische weergave. Er zijn misschien wel voorbeelden te noemen van samenwerking tussen organisaties, en er zijn zeker personele verbindingen. (Mensen
die in beide circuits actief zijn). Maar van coalities op wat grotere schaal en wat langere termijn, die struktureel zijn is geen sprake. Dit heeft zo zijn consequenties. In het debat van uitkeringsgerechtigden is de internationale dimensie en het vraagstuk van de migratie afwezig. Ondanks het bestaan van initiatieven als ENU en EAPN en Euromarsen. Toch was en is meer samenwerking in mijn ogen noodzakelijk. Waren er al internationale verbindingen door de komst van migranten uit de Middellandse zee gebieden en de voormalige kolonien, nu met de Europese eenwording dringt de internationale dimensie van het armoedevraagstuk zich wel aan ons op. Neem alleen al dit: nu we in een hoogconjunctuur zitten(hoe lang nog?) ontstaan er vacatures op deelmarkten naast grote strukturele werkloosheid.

Zowel in het migratiedebat als in het anders denken over arbeid debat is er een gemeeschappelijk kritiekpunt op de huidige maatschappij: mensen worden gereduceerd tot arbeidskrachten, waarbij andere dimensies van het menszijn niet aan de orde komen.

zondag 16 augustus 1998

Een veelkoppig monster in verschillende gedaanten

De Armoede is in de afgelopen 20 jaar al diverse malen 'ontdekt'. Telkens duiken er weer discussies op over grote groepen mensen in onze overigens welvarende samenleving, die financieel en anderszins geen perspectief meer hebben. Waarna de discussie gaat over: wat eraan te doen.  Maar armoede heeft wel wat weg van een veelkoppig monster.

Om met een van die koppen te beginnen: meestal wordt het inkomen als criterium genomen, om te bepalen of iemand wel of niet in armoede leeft. Wetenschappelijke onderzoekers houden enquetes, verwerken
statistieken en meten de koopkracht. Daaruit blijkt dat de mensen met een minimaal inkomen er de laatste vijftien jaar minstens 15% in koopkracht op achteruit zijn gegaan. Maar een verhoging van de uitkeringen om dit in te halen zit er niet in. Op basis van macro-economische argumenten over lastenverlichting, werkgelegenheid en de noodzaak van een zuinige overheid is daar geen geld voor, beweren de meeste
politici in Den Haag. Toch moet er iets gebeuren. Naast alle bezuinigingen wat extra's voor de bijzondere bijstand of voor specifieke groepen. Op basis van de gegevens die de wetenschap aandraagt wordt een op maat gesneden inkomenspolitiek ontworpen, waarbij men beperkte hoeveelheden geld uittrekt voor de groepen, die er het slechtst aan toe zijn.
Uitgangspunt van het overheidsbeleid is verder, dat de schuldenproblematiek en de armoede vaak het gevolg is van individueel gedrag, dus daarvoor is een speciale interventiepolitiek nodig, een politiek van stimulansen en sancties op basis van allerlei regelingen, maar ook het individueel bijsturen van gedrag door de hulpverlening, of door mensen op te roepen voor persoonlijke gesprekken. En natuurlijk de een loket gedachte van de Centra voor Werk en Inkomen, de nieuwe Wet Inschakeling Werkzoekenden (WIW), etc.
Helpt het wel? Het aantal mensen met schulden of op het absolute minimum blijft in deze tijd van hoogconjunctuur ongeveer gelijk. Het aantal banen groeit, maar het aantal langdurig werklozen loopt met name in de grote steden nauwelijks terug.

In het overheidsbeleid bestrijdt men het veelkoppige monster van de armoede door hier en daar wat koppen af te hakken, waarna even verderop nieuwe koppen aangroeien. Alles is gericht op betaald werk. Als je weer betaald werk hebt, hoor je weer bij de samenleving en ontstaan weer perspectieven is de redenering. Maar door de toenemende flexibilisering van de arbeid zijn velen in toenemende mate op die arbeid aangewezen.
Er dreigt een groep werkenden te ontstaan, voor wie de perspectieven nog steeds minimaal zijn, de 'working poor'.

andere koppen

En het monster heeft veel koppen.... De schattingen lopen uiteen, maar ongeveer een miljoen inwoners van ons land kan niet lezen en schrijven of beheerst deze vaardigheden slecht. En het gaat daarbij niet alleen om allochtonen, die in het land van herkomst deze vaardigheden niet hebben geleerd. Dus gaat men weer een op maat gesneden interventiepolitiek bedenken. Er worden discussies gevoerd over zwarte en witte scholen, financieel stimuleren van scholen in achterstandsgebieden, die wetenschappelijk nauwkeurig in kaart
worden gebracht, en zijn er discussies over de noodzaak van kleinere klassen.

Nog een kop: er is de veelbesproken kloof tussen de burgers en de politiek. Veel Nederlanders, zo niet de meeste ervaren de discussies over de toekomst van ons land als langdradig en vervelend, men begrijpt vaak niet waar het over gaat, en in veel gevallen is werkelijke zeggenschap niet geregeld. Steeds minder Nederlanders worden lid van of zelfs aktief in een politieke partij, waarbij ze zich sterk betrokken voelen bij
de discussies over de besluiten die de overheid van plan is te nemen. De kloof tussen de burgers en de politiek betekent niet, dat men in het publieke domein niet meer aktief is; men komt echter op allerlei manieren op voor deelbelangen en sluit zich zoals gezegd niet meer aan bij politieke partijen, die de
deelbelangen proberen te verenigen.  Je zou het ook een soort verarming kunnen noemen: het verdwijnen van het besef van de samenhang tussen deelbelangen waarbij de emancipatie van de groep waar men zich toe rekent wordt geplaatst in het kader van een meer algemene maatschappijanalyse.

een ander monster

Je kunt als wetenschapper, politicus, bestuurder, hulpverlener, het monster van de verarming beschrijven,
opmeten, en maatregelen bedenken om het te bestrijden. Maar er is met dat monster iets aan de hand. Het heeft niet alleen veel koppen, het neemt ook verschillende gedaanten aan. Hoe duidelijk de hiervoor genoemde verarming ook is, zeker voor de mensen die het treft, juist bij hen leeft het besef, dat de methode en de opvattingen waarmee al die beleidsmakers het monster bestrijden, zelf in sommige opzichten een armoedige en monsterlijke vertoning is. Uitkeringsgerechtigden spreken over betutteling van uitkeringsinstanties, schending van de privacy, de geslotenheid van de politieke cultuur, de lange duur van de afhandeling van aanvragen en van beroepsprocedures, het langs elkaar heen werken van instanties, van het kastje naar de muur gestuurd worden, fouten in de uitvoering van de sociale zekerheid. Mensen worden soms ontmoedigd initiatieven te nemen om zo zelfstandig te worden terwijl de beleidsmakers zeggen dat dit juist wel de bedoeling is. Maar de uitkeringsgerechtigden zeggen ook dat er niet naar hen geluisterd wordt, dat met hun wensen geen rekening wordt gehouden.
Het monster, zeggen veel burgers, dat is eigenlijk de verfijnde interventiepolitiek zelf die de wetenschappers,
bestuurders, de politici, ambtenaren ter bestrijding van de armoede ontwerpen en gebruiken.

verschillende talen

Waarom kijken de betrokkenen zo verschillend naar armoede en de bestrijding ervan? Tussen enerzijds de beleidsmakers die de interventiepolitiek bedenken en anderszijds de mensen die objekt zijn van onderzoek en die benaderd worden is een fundamenteel verschil in positie van waaruit je redeneert, van leef-en denkwereld, van uitgangspunten op basis waarvan een mens kan zoeken naar een evenwicht met zijn omgeving. Lolle Nauta heeft op het verschil in belevingswereld, uitgangspunten en daarop gebaseerd taalgebruik gewezen in een essay over culturele armoede. ( Lolle Nauta. 'culturele armoede' in: 'De factor van de kleine c. Essays over culturele armoede en politieke cultuur'. 1987 Van Gennep, Amsterdam.)
Hij noemt in zijn essay een V.P.R.O documentaire uit 1987, waarin een langdurig werkloze pogingen doet, de beleidstaal van politici te begrijpen en met hen in contact te komen. De werkloze snapt niet, waarom hij ondanks vele sollicitaties niet aan de bak komt. Zijn vrienden in de kroeg vermoeden, dat het iets met politiek te maken heeft. De werkloze schaft zich daarop van z'n laatste centen een net pak aan, en koopt
kranten, waaruit hij artikelen knipt over ekonomie, werkgelegenheid, en aanverwante onderwerpen. Hij vraagt allerlei beleidsnota's op en begint die aandachtig te lezen.
Hij noteert uitspraken van politici wanneer die op de televisie verschijnen en bezoekt vergaderingen van politieke partijen. Zo maakt hij zich het taalgebruik van bestuurders eigen. 'Mijnheer de voorzitter!  De lastenverlichting en de ombuigingen in het kader van de budgettering zullen zeker leiden tot een gunstiger verhouding tussen het aantal aktieven en het aantal in-aktieven'. De werkloze raakt steeds verder in
een isolement. Zijn vrienden begrijpen hem niet meer. Maar ook alle politieke deuren blijven voor de werkloze gesloten. Bij een vergadering van een kamercommissie over werkloosheid wordt hij buiten de deur gezet. 'Meneer, wij praten hier niet over'. De werkloze gooit vervolgens zijn nieuwe aktetas in de
Hofvijver, en keert terug naar zijn vrienden in de kroeg.
Hij slaagt er niet in, zijn persoonlijke situatie, waarvan de werkloosheid deel uitmaakt, te vertalen in termen van beleid en politiek. Bij zijn pogingen daartoe lijkt het, alsof zijn persoonlijke situatie in de politiek helemaal niet bestaat.
Zijn situatie is weggedefinieerd. De werkloze tracht criteria uit de wereld waarin mensen elkaar herkennen in buurt, gezin en cafe toe te passen op een wereld, waarin niet herkenbaarheid en vriendschap maar efficiency, strategisch handelen en doelmatigheid binnen teoretische macro-ekonomische modellen het laatste woord hebben. Zo communiceert hij telkens op de verkeerde manier.

culturele verarming

De documentaire brengt ons op het spoor van armoede, die meer is dan het ekonomische probleem van inkomsten en uitgaven en eventuele sociale problemen die daarmee kunnen samenhangen.
Armoede is ook een cultureel probleem, een probleem van de manier waarop individuen en groepen -rijk en arm- reageren op de materiele en sociale omstandigheden waarin zij verkeren, de verklaringen die zij daarvoor geven, het handelen dat daarop gebaseerd is en de gevolgen die dit heeft. Het gaat hier dus om het begrip cultuur dat breder is dan de kunst met een grote K. Over wat ik de ideologische component van cultuur noem, zegt Nauta, dat 'individuen relatief zelfstandige symbolische nissen vormen, waarbinnen oplossingen worden gezocht voor de problemen die materiele en sociale omstandigheden opwerpen'. Er kunnen daarbij verschillende nivo's worden onderscheiden waarin het verschil tussen de cultuur, de ideologie en het daarbij behorend taalgebruik uit de dagelijkse wereld van de werkloze en die van de politici tot uitdrukking komen.
Ik voeg aan de nivo's die Nauta onderscheidt de knelpunten toe, die er m.i uit voortvloeien. In de eerste plaats is er het individuele nivo van de zingeving en de rechtvaardiging van het eigen handelen. Op dit nivo liggen de spanningen en de communicatiestoornissen tussen de werkzoekende en de sociale dienst -ambtenaar, die het door de politici geformuleerde beleid moeten uitvoeren. Klachten over onheuse bejegening zijn het gevolg. Op het tweede nivo ligt de identifikatie met een groep (belangenorganisatie, sociale beweging, club, vakbond).
Hier uit het verschil in cultuur en taalgebruik zich in het gebrek aan invloed van belangenorganisaties van
uitkeringsgerechtigden, of de ondergeschiktheid van de belangen van mensen met een minimuminkomen aan die van anderen (in de grote vakbonden). 'Deskundigen' die de taal van de beleidsmakers spreken onderhandelen vaak voor de armen in plaats van de armen zelf of hun vertegenwoordigers die verantwoording moeten afleggen. Op het derde nivo ligt de intellectuele konfrontatie in het politieke debat. Mensen wensen met argumenten te komen, zich een mening te vormen endie mening te konfronteren met die van anderen. Hier worden de mensen met een laag inkomen vaak gebruikt als 'excuus-truus'. Ze mogen hun persoonlijke verhaal vertellen in hun eigen taal, op de televisie, in de krant, tijdens politieke bijeenkomsten,
waarbij iedereen begrijpend knikt en men weer overgaat op die andere taal, de taal van de beleidsmakers, omdat na het persoonlijke verhaal de 'deskundigen' komen uitleggen hoe het allemaal zo gekomen is, en wat de politiek eraan gaat doen.

slachtoffergroepen en ekonomische modellen

Wanneer Nauta vervolgens het begrip culturele armoede verder analyseert, doet hij echter hetzelfde wat de bestuurders ook doen: culturele armoede wordt uitsluitend gedefinieerd als een gebrek van mensen aan de onderkant van de samenleving.
Werklozen zouden zich op individueel nivo pessimistisch, machteloos en moedeloos voelen. Ze zouden zich alleen aansluiten bij slachtoffergroepen (wij gehandicapten, wij bijstandsmoeders) en niet bij partijen of bewegingen die een meer algemeen programma voorstaan waarin de verschillende belangen worden afgewogen. Ze zijn tot een intellectuele konfrontatie niet in staat, omdat ze geen geld hebben om een krant te kopen, laat staan een hele studie te bekostigen, en zich zo te ontwikkelen.
Aan deze culturele armoede moet gesleuteld worden, vindt Nauta. Het is de vraag of, de waarneming van Nauta klopt. Onderzoekingen naar de leefwereld van uitkeringsgerechtigden tonen aan, dat werklozen dikwijls helemaal niet zo pessimistisch en moedeloos zijn als vaak wordt aangenomen en de hierboven genoemde kloof tussen de burgers en de politiek is niet een specifiek minimaprobleem. Zie oa: Drs A.J.E. Edzes en drs A.C. van Bruggen. 'Fase 4 gefaseerd'. Centrum voor Arbeid en Beleid BV. Mr S.D.
Korevaar. Taskforce Kwaliteit Bijstand.

Natuurlijk moeten er materiele en immateriele voorzieningen zijn die alle burgers in staat stellen zich te ontplooien. Nauta veronderstelt echter, dat de ideologie, de taal van de bestuurders de juiste is en dat mensen die in armoede leven zich hierbij maar moeten aanpassen. Door deze aanpassing kunnen 'sociaal en cultureel isolement, segregatie en gebrek aan sociale cohesie in de samenleving worden opgeheven'. Hierbij gaat hij voorbij aan de culturele armoede van de bestuurders.
De politici zitten verstrikt in macro-ekonomische modellen, die maar een beperkt deel van de maatschappelijke werkelijkheid definieren en analyseren. Dit komt tot uiting in het denken over arbeid. Nu worden afhankelijkheid en onafhankelijkheid uitsluitend gedefinieerd in termen van het wel of niet hebben van betaald werk. Maar er zijn vele andere, misschien wel belangrijker criteria, die iemand afhankelijk of
onafhankelijk maken. Ook de zin of het nut van arbeid wordt voornamelijk afgemeten aan wel of niet betaald. Nut of zin worden afgemeten aan een ekonomisch nut, dat kortzichtig gedefinieerd is. Opvoeding, gemeenschapszin, solidariteit en andere belangrijke waarden in de samenleving die essentieel zijn voor het funktioneren ervan blijven buiten beschouwing.
De boodschap die bestuurders uitzenden is daardoor tegenstrijdig: ekonomisch gezien worden individuen geacht met elkaar te concurreren, maar tegelijkertijd wordt opgeroepen tot de waarden die hierboven werden genoemd. Deze tegenstrijdigheid heb ik aan de orde gesteld in het artikel 'De slachtoffers van de dynamiek van het poldermodel'. (In: Maarten Baltussen en Johan van Workum red.'De rijke kant van Nederland. Armoede staat zelden op zichzelf'. Van Gennep Amsterdam 1998.)

Als Ricardo Petrella spreekt over de ekonomische modellen die in Europa opgang doen, waarbij in het kader van loonkostenverlagingen als oplossing voor de werkloosheid programma's worden ontwikkeld om werklozen laagbetaald, additioneel werk te laten doen, zegt hij: 'Een maatschappij die alleen nog kan kiezen tussen het in hun afhankelijkheid bestendigen van werkloze steuntrekkers of het vergoeden van arme en steeds verder verpauperende bedienden en arbeiders, is een samenleving die, in de greep van het recht van de sterkste en de 'struggle for life, alle gevoel voor sociale verbanden en voor de lange termijn
verloren heeft'. (Ricardo Petrella. 'De Klippen van de monidalisering'. 'De dringende noodzaak van een nieuw sociaal contract'. In: Tijdschrift 'De Witte Raaf'. nr 74. juli/augustus 1998)

Piet van der Lende

donderdag 13 augustus 1998

Gesprek van Anke en Piet met Jo Kempen van Arbeidsvoorziening Noord-Holland Zuid in Orlyplaza

Donderdag 13-08-1998.

Na een introductie van het sociaal-juridische spreekuur van de Bijstandsbond, het samenwerkingsverband Amsterdam tegen verarming en het belang van informatie over het projekt in zuid-oost voor ons advieswerk legt de heer kempen uit hoe het projekt in elkaar steekt. Aanleiding is het bezoek aan Amerika op initiatief van Bomhoff. De vier directeuren van Arbvo, NV werk, Maatwerk en de GSD, de heren Bugter, Verhey, Van Lijnschoten en Elswijk hebben daarop besloten een projektgroep te vragen enkel elementen uit het Wisconsinmodel uit te werken voor een pilotprojekt in amsterdam. Daarvoor is de projektgroep enige tijd geleden de hei opgegaan. Dit heeft geresulteerd in een werkplan. Dat krijgen we niet. Want het is in de woorden van Kempen een concept, dat nog niet is afgetikt. De projektgroep heeft de vier direkteuren verschillende vragen voorgelegd, waar ze niet goed uitkwamen, en waarvan ze zeiden: gaan jullie daarvan maar zeggen hoe het moet. De vier direkteuren gaan over veertien dagen bij elkaar komen om een en ander te bespreken. In die vergadering zal de heer kempen (is die daar dan ook bij aanwezig??) de direkteuren het vraagstuk voorleggen, wanneer wij het Werkplan krijgen. (Die bijeenkomst moet de 'nacht van Schiller' zijn geweest PvdL)
De heer kempen legt uit, wat het cwi-projekt in Amsterdam west inhield. Dit is eigenlijk alleen een gezamenlijke intake balie, waarna een ieder verder z'n eigen werkzaamheden doet. Men heeft bij arbeidsvoorziening ervaren (de heer kempen heeft zich oa met het melkert-conducteursprojekt beziggehouden) dat sommige mensen naast hun werkloosheid soms schulden hebben. Dit verergert de kansloosheid, want werkgevers hebben er een broertje aan dood om iemand in dienst te nemen, waarbij meteen beslag wordt gelegd op het loon, vooral omdat zowel werkgever als werkzoekende konstateren, dat het financieel niets opschiet. Naar aanleiding van de eigen  ervaringen en het projekt in wisconsin wil men nu verder gaan. Er komt een projekt in zuid-oost voor voorzover de heer Kempen nu bekend is voor 1000 fase vier cliënten, waarbij alle hulpverlening, arbeidsbemiddeling, maatschappelijk werk en kinderopvang in een projekt wordt gerealiseerd. De voer organisaties brengen ieder hun deskundigheid, financiën, en werkzaamheden in. Dus ook de uitkeringen worden via de nieuwe BV verstrekt. De heer Kempen zegt hetzelfde als Ben Bugter daarover, nl dat als iemand een fiets of een sollicitatiepak wil, dit snel geregeld moet kunnen worden. Daarnaast worden van bestaande organisaties op het gebied van maatschappelijk werk en schuldhulpverlening en kinderopvang diensten ingekocht. Het is niet de bedoeling, dat naast de al bestaande organisaties nog weer een nieuwe organisatie in dat opzicht in het leven wordt geroepen. Het projekt moet duidelijk 'geimplanteerd' worden in de bestaande Amsterdamse situatie. Het is de bedoeling, dat een cliënt een gesprekspersoon van de BV krijgt, waarmee hij/zij alles moet regelen. Wel blijven de gewone beroepsprocedures van de Bijstandswet van kracht. Dus als iemand het niet eens is met de beslissing van de BV kun je gewoon bij B en W in beroep gaan. Voor de selectie van de 1000 cliënten is nog niets bekend. Het gaat niet om een bepaald gedeelte van een bepaald rayon van de sociale dienst. Mensen van bv zestig die bijstand ontvangen vallen er niet onder. Wij vragen of arbeidsongeschikten of gedeeltelijk arbeidsongeschikten hier ook onder vallen die in de bijstand zitten en gekeurd zijn door de GG en GD of de ??? De heer kemepn is hier geen voorstander van. Deze mensen zouden kunnen vallen onder de wet RIA (Reintegratie Arbeidsongeschikten) waarover Arbvo afspraken heeft gemaakt met de gemeente, en die mensen zouden via zo'n trajekt weer aan werk moeten worden geholpen, en niet via het projekt in zuid-oost. Anke zegt, dat ze gisteren in de vergadering van de cliëntenraad gehoord heeft, van de heer Denijs, dat het niet om 1000 clienten gaat maar om 250. De heer Kempen is hier niets van bekend. Hij veronderstelt, dat er wellicht zal worden besloten het experiment in stukjes te knippen: eerst eens 250, en dan weer verder zien, enzovoort.
De heer kempen verklaart nadrukkelijk, dat het slechts in sommige gevallen voorkomt, maar we weten ook wel, dat nu de praktijk is, dat bijvoorbeeld Arbvo een melding stuurt naar de sociale dienst, en dat ze het daar dan druk hebben, en er een tijdje geen aandacht aan besteden, en als het dan ter sprake komt, dan zegt de cliënt: het arbeidsbureau heeft niets gedaan. Dat behoort met dit projekt tot het verleden.

De heer Kempen legt uit, hoe de Arbvo met de gemeente samenwerkt. Gelden die eerst aan Arbvo werden toegewezen worden nu gedeeltelijk aan de gemeenten toegewezen, die dan vrij zijn om ergens inkopen te doen. De gemeente heeft van het rijk in dit verband voor 1998 19 miljoen gekregen. 12 miljoen daarvan is vastgelegd in een kontrakt tussen Arbvo en de gemeente, dus daarmee kan de sociale dienst scholing, arbeidsbemiddeling e.d. van het Arbeidsburo inkopen/gebruiken. Blijft over zeven miljoen. 1 miljoen daarvan wordt gebruikt voor het projekt Keerpunt. Blijft over zes miljoen die gebruikt kan worden voor het projekt in zuid-oost. Daarnaast zeggen de vier direkteuren: er is sowieso geld voor schuldsanering en kinderopvang, een deel van dat geld kan gebruikt worden voor de desbetreffende aktiviteiten in het kader van het projekt. Daarnaast investeren bv Verhey en Bugter in acquisitie van Melkertbanen en banenpoolplaatsen, begeleiden mensen e.d en een deel van dat geld kan voor die aktiviteiten ook ingezet worden in het projekt. Dit is de zogenaamde kleine geldstroom. Daarnaast is er de grote geldstroom van de uitkeringen. Het projekt krijgt bv drie jaar uitkeringsgeld van een werkloze, en als ze de desbetreffende persoon binnen drie jaar aan werk helpen, bespaart de overheid geld. Maar, zeggen wij, dan moet het wel zo zijn dat het totale aantal uitkeringsgerechtigden ook daadwerkelijk terugloopt, dwz dat niet anderen in de plaats van de aan het werk geholpenen werkloos worden. Exact, zegt de heer Kempen, en daarover is ook overleg met het ministerie, waar men ervan overtuigd moet worden dat er daadwerkelijke besparingen plaatsvinden. Het miniserie zegt eigenlijk: dat geld strijken we mooi op, en dan kunnen we het financieringstekort terugbrengen, en de vier direkteuren zeggen: investeer nou een gedeelte of geheel van dat geld aan de begeleiding van de fase vier cliënten naar de arbeidsmarkt. De BV gaat winst maken, maar zegt de heer Kempen dit geld moet wel weer ten goede komen aan de verdere begeleiding van nieuwe cliënten. Overigens zijn prestatiebeloningen en incentives voor medewerkers die goed scoren geen punt. Dat gebeurt bij arbeidsvoorziening nu ook al. Overigens maakt hij bezwaar tegen de one-liner, dat mensen die eigenlijk komen voor schuldsanering, na een gesprek van drie uur worden weggestuurd met de opdracht, dat men maar een oproepbaantje aanneemt. Voor veel mensen is een langzame, stapsgewijze aanpak nodig, waar de Melkertbanen en zo ook bij horen, een instrument wat ze in Amerika niet hebben. Hoe past het vrijwilligerswerk in het geheel? De heer Kempen is er geen voorstander van, dat het vrijwilligerswerk waarbij wordt gezegd: nou, dat is het enige wat er voor die persoon inzit, er is geen kans op betaald werk, laat hem dat maar doen, dat dat onder het projekt gaat vallen. Blijkbaar is daar nog niet over gesproken. Het projekt in zuid-oost in dat verband, waar wij twee jaar geleden geweest zijn, is hem niet bekend. Wel denkt hij, dat bv vrijwilligerswerk, dat een onderdeel is van de fasegewijze stappen richting arbeidsmarkt deel uitmaken van het geheel. Dat moet altijd voorop staan. Want werkzoekenden hebben rechten, maar ze hebben ook plichten. Enerzijds hangt de selectie van eventuele fase vier cliënten en de mogelijkheden van de mensen samen met hun persoonlijke omstandigheden, en of ze sowieso wel kunnen werken. Maar anderzijds hangt het ook samen met de situatie op de arbeidsmarkt. Er zijn nu heel wat fase drie cliënten, die zo aan het werk komen. Werkgevers zijn meer bereid te investeren in mensen. Eisen die een jaar gelden volkomen normaal waren op de arbeidsmarkt worden nu niet meer gesteld.  

PvdL

maandag 29 juni 1998

Verslag gesprek met Paul Verhey van de NV Werk

d.d. 29-06-1998
Aanwezig: Anke, Paul Verhey en ik. (Dit verslag is een weergave uit m'n hoofd na afloop van het gesprek, de diskussie is uit elkaar gehaald, eerst volgt een weergave van de standpunten van Verhey, dan onze standpunten)

Verhey begon met uit te leggen, dat er in de bijstand een groep is van ongeveer 20.000 fase 4 clienten die eventueel wel weer aan het werk zou kunnen. Hij heeft alle oplossingen niet voorhanden en wil daarom een gesprek om samen naar oplossingen te zoeken. Het gaat nadrukkelijk niet om het Wisconsinmodel, dit is niet de bedoeling en schept verwarring. Hij heeft tijdens zijn verblijf in amerika samen met anderen die hij had meegenomen gekonstateerd, dat er veel kritiek is, oa op de kinderopvang, van mensen die het betrof. (De kinderopvang werkt van geen kant). De praktijk is in de verschillende landen steeds weer anders, en je kunt niet zomaar elkaars modellen overnemen. Enerzijds zou je in de Melkert 1 regeling de selectiecriteria lager moeten stellen. Nu is het zo, dat daar voornamelijk kansrijke mensen in terechtkomen, die anders ook wel zouden zijn doorgestroomd. Dit zou anders moeten. Je zou dsan met die mensen tweejaars contracten kunnen afsluiten, waarbij je na anderhalf jaar gaat kijken, nou, die komt nooit meer aan het reguliere betaalde werk, dus daar creeren we een aangepaste arbeidsplaats voor in een voortgezette melkertregeling, of die kan doorstromen naar betaald werk, of die is in feite arbeidsongeschikt en moet in het zorgtraject. Anderszijds, als je het zo doet, en je laat zien, dat je met die groep iets doet, dan ontstaat ook meer een maaschappelijk draagvlak in de politiek om de andere groep fase 4 clienten vrij te stellen van de socillicitatieplicht en anderszinds voor deze groep facilitair bezig te zijn,  en om de uitkeringen iets te verhogen.
Het gaat Verhey nav opmerkingen van ons hierover in eerste instantie echter om die groep van 20.000. Daarnaast is het zo, dat er sprake moet zijn van een geintegreerde aanpak en een strikt individuele aanpak. Dus mensen zouden terecht moeten kunnen in een soort buurtwinkel of buurtservice punt, waar je huursubsidie formulieren kunt invullen, je schulden sameren, een uitkering aanvragen, werk zoeken, etc. Dit buurtservice punt moet dicht bij de mensen staan, een soort inloopwinkel waar je met een diversiteit aan problemen terecht kunt. Daarbij is samenwerking met bv schuldhulpverlening, sociaal raadslieden, maatschappelijk werk e.d. noodzakelijk. Overigens heeft hij ruzie gehad met Ben Bugter, die verkeerde informatie verstrekt over de plannen. Zo zou er volgens het parool een intern rapport over een experiment in zuid-oost zijn. Er is nog helemaal niet besloten over een experiment in zuid-oost en een intern rapport bestaat niet. Verhey werd al gebeld uit zuid-oost met de opmerking: waarom weten wij hier niets van. Maar er is nog niets besloten. Alle gesprekken zijn nog in een orienterende fase. Het gaat ook helemaal niet om het overnemen van het wisconsinmodel. Naast samenwerking met sociaal raadslienden en maatschappelijk werk is belangrijk in het hele model dat Verhey voor ogen staat, wel de samenwerking met maatschappelijke (buurt) organisaties. In dit verband liet hij in de loop van het gesprek een rapport van de Werkmaatschappij Zuid-Oost zien, waarin een statistiekje stond over 189 fase 4 clienten, die door de werkmaatschappij aan een melkert 1 baan waren geholpen. Van deze 189 was ik geloof 60% binnengekomen via de kerken en belangenorganisaties. Slechts 20% via het arbeidsbureau.
Belangrijk is, een maatschappelijke steun voor het plan op te bouwen. Het moet niet zo gaan als bij het mislukte experiment in de staatsliendenbuurt voor het een loketsysteem, waarbij de grote drie-arbeidsvoorziening, de UVI's en de sociale dienst om de tafel gingen ztten, het grote probleem midden op tafel legden en vervolgens ging men de leuke dingen naar zichzelf toeschuiven en werden de vervelende dingen naar de ander geschoven. (Dit nav mijn opmerking, dat de bedrijfsvernigingen niet bij het plan betrokken waren). De bedrijfsverenigingen vallen in eerste instantie buiten het plan. Wel heeft Verhey over deze plannen overleg met de schuldhulpverlening en de vakbonden. Gezien de competentiestrijd tussen de vele organisaties probeert de NV Werk het initatief voorlopig onder zich te houden. We moeten een goed overleg hebben en praktisch beginnen. Niet allerlei teoretische stellingen laten bedenken door de grote instellingen. Vanuit zo;n praktsiche beginsituatie- hij noemde het een soort super CWI, waarvoor je wel uitgangspunten moet formuleren, al zoiekenden laten zien hoe het kan, en dan gaan anderen vanzelf wel die kant op kijken, en kun je altijd nog gesprekken aanknopen. In het gesprek kwam ook nog ter sprake, dat zo'n buurtservice punt eiegenlijk voor alle buurtbewoners zou moeten gelden. Daar was hij het wel mee eens, maar het bleef in het vage, of de 'super CWI" die hij in zijn hoofd heeft in eerste instantie ook die kant op gaat.

Wij hebben de volgende punten naar voren gebracht.
1. Het is zeer de vraag, of het gaat om 20.000 clienten. Volgens ons zijn het er minder. (Tenzij je natuurlijk, maar dit is in het gesprek niet expliciet aan de orde gekomen, mensen die in feite arbeidsongeschikt zijn in de melkert 1 regeling wilt duwen)
2. Er is in het kader van de participatiemonitor die in het kader van het te maken sociaal struktuurplan is aangekondigd, een onderzoek nodig naar wie die fase 4 clienten nou eigenlijk zijn en wat ze zelf willen. Daarnaast is er een grote groep, die niet permanent in de bijstand zit maar wel af en toe. Die verdwijnt buiten beeld. Wat zijn daar de knelpunten? In dit kader zou geinvenatriseerd moeten worden, wat de knelpunten zijn in het aansluiten van sociale zekerheid op betaald werk en wat de gemeente daar aan kan doen. Een recent rapport wijst uit, dat een derde van de mensen met flexibele kontrakten recht heeft op ww of ziekengeld, maar dit niet aanvraagt.
Verhey zei hier echter van, dat onderzoek mooi is, en dat we dit moeten doen, maar het gaat nu erom, op korte termijn al een plan te maken, waarmee je kunt gaan werken.
3. Een centraal aanspreekpunt voor werkzoekenden en belangenorganisaties, waar je over de aansluiting van sociale zekrerheid en betaald werk dingen te weten kunt komen en waar men op de hoogte is van de vele projekten en regelingen. Dit verbond Verhey met een verhaal over hoge dremples, die je juist moet slechten.
4. In het najaar, wanneer de nieuwe armoedekonferentie wordt gehouden, zou dit plan onderdeel moeten uitmaken van discussie, want daar zijn bijvoorbeeld behalve de belanbgenorganisaties ook maatschappelijk werk en sociaal raadslienden aanwezig. Hier reageerde hij niet op.
5. Tijdens de diskussie hebben wij het volgende naar voren gebracht. Er is niets op tegen, als buurtbewoners naar een buurtservicepunt kunnen, dat dicht bij de mensen staat, waar je zo binnen kunt lopen en waar je met een breed scala aan problemen kunt worden geholpen. Maar zo eenvoudig is het niet.  Dre client is afhankelijk van de sociale dienst en heeft ten opzichte van die dienst geen onderhandelingsruimte. En het is zo, dat de staat cq de sociale dienst vertegenwoordigd wat de bestuurders willen, die zeggen het algemeen belang te vertegenwoordigen (dus het ekonomisch belang van een bepaalde groep) en anderzijds is er de client, die zich graag wil ontplooien en voor zijn eigen belang opkomen. Die twee kunnen overeenstemmen, maar soms niet. Mensen zijn geen robots, en het is belangrijk, dat er een maatschappelijk werk en sociaal raadslieden zijn, die vanuit een onafhankelijke postie vertrouwelijke gesprekken kunnen voeren met de clienten, zodat hun onderhandelingspositie ten opzichte van de staat wordt versterkt en een goede oplossing uit de bus komt. Het maatschappelijk werk en de schuldhulpverlening zal die onafhankelijke positie willen behouden, dat past in hun hulpbverleningsmethodiek, dat je op die manier de mensen het beste kunt helpen. Het is de vraag, hoe die onafhankelijkheid kan worden gerealiseerd in een projekt, ewaarbij alles in elkaar wordt geschoven. De sociale dienst deelt sancties uit, de afgelopen drie jaar is het aantal sancties ieder jaar verdubbeld. Mensen worden onder druk gezet, bepaalde dingen te aanvaarden. Dit schept wantrouwen en een niet-gebruik van de voorzieningen. Verhey antwoordde hierop, dat een evenwichtige oplossing moest worden gevonden, en dat we maar moesten beginnen. Maatschappelijk werk en sociaal raadslienden- en ook andere instanties op het gebied van arbeidsbemiddeling en de vele projketen en uitvoeringsorganisaties zien wij niet zo snel opgaan in een organisatie.

Tijdens het gesprek maakte ik de opmerking, dat de drie criteria voor vrijwilligerswerk en additionele arbeid (dat moest ik niet zo nomen) een probleem waren. En dat het helemaal niet zo erg zou zijn, als langdurig werklozen met een duwtje in de rug iemand anders tijdelijk zonder betaald werk laten zitten. In dit verband zei hij, dat in de melkert 1 regeling in feite ook is afgesproken, dat het verdringingscriterium niet meer zal gelden, ze hebben nog wel wat crietria, en voorlopoig voor een jaar als eerste opzet. We zitten nu in een periode van hoogconjunctuur,e n die mensen die vast werk hebben houden dit toch wel, of vinden snel weer ander werk. Wel wordt streng vastgehouden aan het criterium van de concurrentievervalsing. Dit omdat anders een sector van zwaar gesubsidieerde bedrijven ontstaat, die anderen uit de markt prijst die wel volledig op zichzelf kunnen werken.

Hoewel de konkrete uitwerking in het vage blijft, wil Verhey lobbyen bij iedereen die voor het model belangrijk is, voor de volgende punten, die gemeenschappelijk zijn met de amerikaanse aanpak.
1. Een integrale totaal aanpak. Er worden buurtservicepunten opgericht, die tot doerl hebben, de totaalsituatie van de client in ogenschouw te nemen en een totaalpakket aan te bieden. Sanering van schulden, eventuele oplossing van gezinsporblemen, en daarna een melkertbaan. Hoe de koppeling wordt tussen die twee is onduidelijk.
2. Noodzakelijk voor die totaal aanpak is een individuele benadering van de client, waarbij de medewerking wordt gevraagd van schuldhulpverlening zoals die nu ind e regio bureau's wordt opgezet, en op wat langere termijn instituten als sociaal raadslienden en maatschappelijk werk, die de professionele hulpverlening aan verschillende groepen bieden.
3. In Amerika wordt samengewerkt met partikuliere organisaties, zoals de kerken, belangenorganisaties en buurtorganisaties. Zij leveren de clienten aan, en zorgen voor het maatschappelijk draagvlak in de buurten, zodat de mensen niet te wantrouwend zijn om binnen te lopen. Deze aanpak wil verhey ook in amsterdam. Nu al is er een samenwerking tussen de kerken en de werkmaatschappij zuid-oost. Dit zou moeten worden uitgebreid.
4. In principe is er voor iedereen werk, ook voor mensen, die nu als arbeidsongeschikt te boek staan. Daarom wil verhey de toelatingscriteria voor de melkert een banen fors verlagen, eventueel met aangepaste arbeidsplaatsen. Dan wordt na anderhalf jaar gekeken, wat er verder moet gebeuren.

5. Het gaat nu om een experiment, dat hopelijk succesvol is, zodat op wat langere termijn 20.000 fase 4 clienten via deze regeling kunnen instromen. Eenb gedeelte zal ind e regeling blijven. Uitiendelijk gaat het om een groep van 40.000 clienten, waarvan 15.000 zal doorstromen naar regulier betaald werk.

donderdag 18 juni 1998

Standpunt van de Vereniging Bijstandsbond Amsterdam over de privatisering van de sociale zekerheid en de arbeidsbemiddeling

Standpunt van de Vereniging Bijstandsbond Amsterdam over de privatisering van de sociale zekerheid en de arbeidsbemiddeling naar aanleiding van de konferentie van Nijfer in het Mariott-hotel d.d. 18-06-1998

Na lezing van enkele stukken over wat wel het Amerikaanse Wisconsinmodel bij de uitvoering van de bijstandswet wordt genoemd hebben wij de volgende opmerkingen.
     Naar onze mening is het de taak van de staat, basisvoorzieningen voor alle burgers te garanderen, zoals een dak boven je hoofd en mogelijkheden om hjezelf te ontplooien. Dit behoort tot de grondrechten van de staatsburger, naast rechten als vrijheid van meningsuiting en vrijheid van vereniging en vergadering. Deze rechten zijn absoluut en staan in principe los van ekonomische argumenten op het gebied van effectiviteit en efficiency, of het functioneren van de arbeidsmarkt.
     Naast rechten hebben mensen ook plichten. Je kunt erover discussieren hoe ver de staat moet gaan, om mensen die door eigen toedoen zonder geld zitten of niet solliciteren een uitkering te geven. De uitkomst van die discussie dient echter gebaseerd te zijn op een demokratisch besluitvormingsproces. De maatregelen die daaruit voortvloeien dienen te worden uitgevoerd door staatsorganen of door de overheid gekontroleerde organen. Bij de beoordeling van de fundamentele grondrechten van de burger (recht op voedsel, recht op een dak boven je hoofd) mag alleen het demokratisch bepaalde algemeen belang en nooit de individuele prive-belangen van politici, bestuurders en ambtenaren een rol spelen.
     Dit is wel het geval bij de privatisering van de sociale zekerheid en de arbeidsbemiddeling, waarbij middels het winstprincipe (winstdelingsregelingen voor ambtenaren) de grondrechten van de burger worden bepaald en beoordeeld. Ook wanneer het alleen de uitvoering betreft, heeft het personeel van de commerciele uitvoerings-of bemiddelingsorganisaties persoonlijke belangen bij de zaak, waarbij ze beoordelingsrapporten schrijven die een rol spelen bij beroepsprocedures en waarbij ze hun specifieke deskundigheid en door de commerciele organisatie met veel geld ontwikkelde expertise inzetten om gelijk te krijgen.
     De gevaren van de privatisering voor het demokratisch gehalte van onze samenleving waarbij de grondrechten van de burgers niet meer worden gegarandeerd kunnen niet worden tegengegaan door een privatisering, waarbij de beoordeling of men voor een uitkering in aanmerking komt en de uitvoering worden gekontroleerd door maatschappelijke organisaties als de vakbeweging en de werkgeversorganisaties. Zeker het sociale minimum en het recht daarop dient te worden bepaald door de staat en niemand anders. De rechten van bijstandsontvangers mogen niet de speelbal worden van belangenorganisaties.
     Organisatie van de samenleving, waarbij de grondrechten van de staatsburger moeten worden gegarandeerd door commerciele bedrijven heeft verstrekkende gevolgen die ver uitstijgen boven een discussie over het beter functioneren van de arbeidsmarkt en het werkgelegenheidsbeleid. Het raakt de demokratische kontrole op de handhaving van de burgerrechten. Wanneer een demokratische kontrole ontbreekt en de grondrechten van de burgers op basis van het algemeen belang niet meer zijn gedefinieerd, ontstaat een vechtmaatschappij op basis van ieder voor zich en God voor ons allen.
     Door de privatisering op vele gebieden is de afgelopen jaren een schemergebied ontstaan van semi-private organisaties en uitvoeringsorganen, waarbij het vaak onduidelijk is wie wanneer over wat beslist en waarbij de overheid een onderhandelingspartner met beperkte invloed wordt naast allerlei organisaties met specifieke deelbelangen. Meer in zijn algemeenheid ontbreekt op dit moment een diskussie over de gevolgen van de privatiseringsgolf voor het demokratisch gehalte van de samenleving. 
    
Gevolgen van de Amerikaanse wetgeving

Onze indruk is, dat de Amerikaanse staat de grondrechten van haar burgers niet in alle gevallen kan of wil garanderen. Er bestaat in dit land een nieuwe bijstandswet, waarbij men maximaal twee jaar in de uitkering kan zitten terwijl men gedurende zijn of haar leven slechts maximaal vijf jaar recht heeft op een bijstandsuitkering. Deze algemene grens is willekeurig en belachelijk. Stopzetting van de uitkering betekent in veel gevallen geen geld en dus huurschulden, kinderen kunnen niet naar school en uiteindelijk is er huisuitzetting en dakloosheid.
     In een artikel in De Elsevier van 13 juni staat, dat de helft van de ongeveer tachtigduizend mensen die de afgelopen tien jaar de bijstand de rug hebben toegekeerd in een zwart gat zijn verdwenen, niemand weet waar ze zijn omdat de overheid de gevolgen van de uitvoering van de bisjtandswet niet onderzoekt. Dit is onaanvaardbaar. Een amendement van een demokratische senator bij de behandeling van de federale bijstandswet om de overheid te verplichten het lot van de bijstandsontvangers in de gaten te houden en van die bevindingen verslag uit te brengen werd verworpen. De overheid controleert niet, wat er gebeurt en verzaakt daarmee haar demokratische taak om de grondrechten van de burgers te garanderen.
     In het Elsevier artikel staat, dat volgens wetenschappelijke onderzoekingen in sommige amerikaanse staten zeer veel uitkeringsgerechtigden die op basis van de nieuwe bijstandswet gedwongen werden werk te aanvaarden na een jaar weer werkloos waren en bleven. Blijkbaar hangt het zo geroemde succes van het Wisconsinmodel niet zozeer samen met de aanpak van de werklozen maar met de lokale situatie op de arbeidsmarkt en het aantal en het soort vacatures.
     Naast de mensen die opnieuw werkloos worden zijn er, die terechtkomen in slecht betaalde banen met slechte arbeidsvoorwaarden. Sommige mensen hebben meerdere banen om in leven te blijven en om toch maar vooral buiten het bijstandsregiem te blijven, met alle gevolgen voor de opvoeding van de kinderen. Dit worden dikwijls sleutelkinderen die alleen zijn in een harde amerikaanse samenleving. Zo ontstaat een groep mensen die alleen is aangewezen op de slecht betaalde flexibele banen zonder perspectief. Deze perspectiefloosheid van de 'working poor' wordt erfelijk.
    
De gevolgen voor Nederland

In Amsterdam willen sommige uitvoeringsinstellingen naar wij uit krantenberichten hebben begrepen het Wisconsinmodel of belangrijke principes daarvan ook invoeren, waaronder een sterke privatisering van de uitvoering. Het model wordt daarbij gepresenteerd als een model van voor wat hoort wat. Naast rechten heb je ook plichten. Als je aan een streng regiem wordt onderworpen, heeft de overheid c.q de commerciele organisatie ook de plicht kinderopvang, sanering van de schulden, het een loketmodel voor samenwerking van organisaties en klientgerichtheid te regelen. De uitvoeringsorganisaties werken in dit opzicht niet goed, en privatisering zou een prikkel zijn om het beter te regelen.   Wij geloven daar niet in. Voor de sanering van schulden bestaan lange wachtlijsten van het maatschappelijk werk en er is een schreeuwend tekort aan kinderopvang. Daar moet gewoon geld bij en het is de vraag of de overheid dat wil. Wij zien het al gebeuren: de beperkte groep, die in het experiment valt, krijgt bij voorrang kinderopvang en sanering van de schulden waarbij dit ten koste gaat van andere groepen die niet onder het experiment vallen. Er wordt met potjes geschoven zonder dat het iets oplost.
     In hoeverre is het experiment een nieuw initiatiefje van uitvoeringsorganisaties en bemiddelingsinstellingen, die op stadsniveau gezien elkaars concurrenten zijn en niet door een deur kunnen blijkens een onderzoeksrapport van Regioplan, en waarbij de diskussie wordt afgeleid van waar het ook om gaat: dat al die uitvoeringsinstellingen hun eigen winkeltje eens wat minder belangrijk gaan vinden en gewoon samenwerken om samen te doen waarvoor ze zijn opgericht: de kansen van werklozen op betaald werk verbeteren zonder mensen van fase zoveel naar fase zoveel en van club a naar club b te schuiven en weer terug.
     Maar wij willen wat betreft het amsterdamse experiment andere vragen niet uit de weg gaan. De privatisering van de arbeidsbemiddeling en de sociale zekerheid betekent een vermenging van publieke en private taken bij het toezicht op de handhaving van de grondrechten van de burgers. Of de Nederlandse overheid-gemeente of rijk- kan de burgerrechten op basis van het algemeen belang niet meer garanderen, of er moet naast de geprivatiseerde sector een uitgebreid systeem van controles en beroepsprocedures in het leven worden geroepen, wat in de toch al onoverzichtelijke amsterdamse situatie de dingen alleen maar bureacratischer en onoverzichtelijker maakt. Ook indien alleen de uitvoering wordt geprivatiseerd en de beoordeling van het recht in overheidshanden komt (dit zal op grond van de bijstandswet wel moeten?) blijft de vraag hoe een onevenredig grote invloed van de commerciele uitvoeringsorganisatie kan worden voorkomen en hoe de plichten van de overheid in het experiment tegenover de plichten van de client worden gerealiseerd, zoals kinderopvang en sameringsmogelijkheden van schulden. Dit mag niet ten koste gaan van andere groepen die er ook recht op hebben, in een situatie waarin er over het geheel te weinig geld voor is.
Wij zijn benieuwd hoe de wethouders voor sociale zaken en voor werkgelegenheid deze vragen willen beantwoorden en wat ze van het voorgestelde experiment vinden.


zaterdag 25 april 1998

Arbeidsbureau's schenden privacy

Op 24 maart heeft Marijnissen van de Socialistische Partij in het wekelijks vragenuurtje van de Tweede kamer vragen aan minister Melkert gesteld over de schending van privacy door arbeidsbureau's en de privatisering van de arbeidsbemiddeling.

Er is veel te doen geweest over een brief die het arbeidsbureau naar alle werkzoekenden stuurde. In de brief stond, dat het arbeidsbureau informatie die ze van je hadden wilde doorgeven aan oa uitzendbureau's. Je kon bezwaar maken tegen het doorgeven van deze prive-gegevens. Deed je dit niet, dat werden de gegevens doorgegeven. Wat dit betreft konstateerde Marijnissen, dat er zich een soort kwartetspel ontwikkelt, waarbij uitzendbureau's en arbeidsbureau over en weer met informatie van werkzoekenden gaan schuiven. Marijnissen kreeg een vieze smaak in de mond van het voorstel. Hij stelde de minister verschillende vragen.

Wordt de privacy van de werkzoekende niet geschonden? Kan iemand die zich inschrijft bij een arbeidsbureau onder druk gezet worden?. Wellicht komen er zelfs sancties, indien iemand niet meewerkt aan het uitleveren van zijn persoonlijke gegevens?. Start en Vedior beschikken al over de gegevens van werkzoekenden die zijn ingeschreven bij het arbeidesbureau.

Hoe kan dat?

De minister heeft hier geantwoord, dat Marijnissen er maar aan moet wennen dat publiek en privaat meer zullen gaan samenwerken op het gebied van arbeidsbemiddeling. Verder geeft de minister nauwelijks antwoord op de gestelde vragen. Niet over mogelijke sancties als iemand niet wil dat zijn gegevens worden doorgegeven, en niet over het feit, dat Start en Vedior nu al beschikken over de gegevens.
Marijnissen citeert een brief van de Registratiekamer, waarin staat: "Het is de registratiekamer echter gebleken dat ook gegevens van diegenen die uitdrukkelijk bezwaar hebben gemaakt, worden verstrekt aan uitzendbureau's binnen het samenwerkingsverband". Blijkbaar gebeurt het gewoon, of je daarvoor wel of geen toestemming hebt gegeven. Marijnissen herhaalt aan de hand van brief van een advokaat uit Roermond nog eens, dat de werkzoekende bezwaar kan maken, en dat de gegevens worden doorgegeven als de werkzoekende dat niet doet.
Dit zou anders moeten. Er zou gevraagd moeten worden of men het goed vindt, dat de gegevens doorgestuurd worden en niet dat de gegevens doorgestuurd worden als men niet reageert.  Het arbeidsbureau rechtvaardigde de handelwijze met de volgende tekst: "dat het vragen van schriftelijke toestemming praktisch niet goed uitvoerbaar is en een belemmering vormt voor effectieve uitwisseling van gegevens met andere intermediairs, zoals uitzendbureau's." De minister heeft oa  
geantwoord, dat er binnenkort een rapport van de Registratiekamer zal verschijnen, waar op deze kwestie wordt ingegaan.

Over de uitwisseling van gegevens tussen arbeidsbureau's en bedrijven verscheen een gedegen artikel in het maandblad Doen van Robert Loeber. Het artikel werd ookgepubliceerd in Kleintje Muurkrant uit Den Bosch.

maandag 9 maart 1998

De acties van de Franse werklozen. Wie misère zaait zal colère oogsten

De Franse werklozencomitees weten van geen ophouden. De actiebereidheid is nog steeds groot. Na drie maanden aktievoeren gingen de uitkeringsgerechtigden op 7 maart en 8 april weer de straat op. De kwaadheid (Frans: colère) over de armoede en werkloosheid is groot. In de woorden van een Vlaams spandoek: 'wie misère zaait zal colère oogsten'. En er zijn grote plannen voor akties in de maanden mei en juni, waarbij Duitse en Franse organisaties gaan samenwerken. Maar de beweging moet vele hindernissen nemen. In de woorden van Christophe Aguiton, een van de organisatoren van de Franse acties: 'de beweging stuit op grenzen. Actieve solidariteit van de werkenden blijft uit'.

Vrijdag 6 maart gingen vier vertegenwoordigers van de Bijstandsbond en de Werklozen Belangen Vereniging naar Parijs om deel te nemen aan de akties van Franse werklozen voor verhoging van de uitkeringen en arbeidstijdverkorting/ recht op werk. We gingen als vertegenwoordigers van het Nederlandse netwerk van de Euromarsen tegen werkloosheid, armoede en sociale uitsluiting, die op 15 juni in amsterdam geleid hebben tot de grote demonstratie waar 50.000 mensen aan deelnamen. Er gingen ook mensen uit Utrecht naar Parijs. (Van de Werklozenbond en van het Samenwerkingsverband Mensen Zonder Betaald Werk).
Zaterdags namen we deel aan een demonstratie in Parijs. Op die dag gingen in vijf verschillende Franse steden de werklozen weer de straat op. In Marseille waren er 10.000 demonstranten, in Toulouse, Nancy en Rennes waren er vele duizenden. De grootste demonstratie vond echter plaats in Parijs, waar tussen de 15.000 en 20.000 demonstranten waren, die in een meer dan zes uur durende demonstratie van het Gare du Nord naar de Place de la Nation liepen. Centrale eisen waren evenals bij voorgaande akties verhoging van de minimumuitkeringen met 1500 Francs en de innvoering van een RMI (vergelijkbaar met onze bijstand) voor jongeren onder de 25 jaar. Daarnaast waren er in de verschillende blokken nog andere eisen, zoals een drastische arbeidstijdverkorting. De demonstraties waren georganiseerd door de vier belangrijkste organisaties van werklozen: APEIS, Action Chomage, de MNCP en de werklozencomitees van de CGT. Opvallend was, dat er ook vele organisaties van de 'sans beweging' aanwezig waren. (sans papier, sans logis, sans droit). 
Wij liepen mee in het 'Euromarsenblok', dat bestond uit Italianen, Belgen, Duitsers en Nederlanders.
Het was een enerverende demonstratie, met veel spandoeken, balonnen en gezang. De demonstratie was een groot succes, vooral omdat in de maand februari de akties een beetje leken te zijn ingezakt.

evaluatie

Aguiton zei na afloop op een vergadering waar de aktie geevalueerd werd, dat deze nationale aktie met demonstraties in vijf verschillende steden voor de organisatoren een beetje een gok was: zou men in staat zijn, nu weer massademonstraties van de grond te krijgen?. Het antwoord luidde dus: ja. De beweging is nu sterk genoeg om periodiek akties op nationale schaal te organiseren. Het inzakken van de beweging in febnruari was gedeeltelijk ook schijn. Een vertegenwoordiger van de CNT, een anarcho-syndikalistische vakbond, die ik voor de demonstratie sprak zei, dat de overheid de bezettingen van uitkeringskantoren en blokkades van wegen in eerste instantie accepteerde, maar dat na verloop van tijd steeds sneller en harder door de politie werd ingegrepen; ontregelingsakties die wat langer duren zijn nu niet meer mogelijk. Bij de laatste bezettingen werden ook mensen gearresteerd, vier werklozen hebben twee weken vastgezeten. Hun proces vindt eind maart plaats en dan zijn er ook weer allerlei solidariteitsakties. De werklozen hielden in februari de moed erin door picketlines en andere kleinere demonstraties te organiseren, maar die waren minder spectaculair dan de bezettingen, zodat de media er weinig aandacht aan hebben besteed.

plannen regering

Toch heeft de sociale beweging met moeilijkheden te kampen. De regering heeft naast het hardere politieingrijpen- tegenvoorstellen gedaan, waarvan de wet tegen de uitsluiting van minister Aubry wel de belangrijkste is. In drie jaar tijd wordt voor maatregelen in het kader van de wet 30 miljard Francs uitgetrokken. Ook voor de jaren daarna wil men geld uittrekken. Dat lijkt veel, maar een groot deel is in feite bedoeld om reeds bestaande maatregelen op het gebied van werkgelegenheid te financieren. Daarnaast wil men verbetering van de arbeidsbemiddeling en meer scholingsmogelijkheden voor werklozen. De 'verbetering' van de arbeidsbemiddeling doet denken aan de werklozenbestrijding in ons poldermodel, die eind jaren tachtig begon met de 'heroerientatiegesprekken' met langdurig werklozen op initiatief van de toenmalige minister van sociale zaken de Koning. In Frankrijk konstateert men hetzelfde als bij ons toen: 57% van de werklozen heeft hooguit eenb gesprekje van tien minuten gehad met de ANPE (vergelijkbaar met ons arbeidsbureau) en 29% van de werklozen heeft sinds de inschrijving nog nooit een gesprek gehad. Nu wil men binnen zes maanden langdurige gesprekken met een half miljoen jongeren, en binnen tien maanden zulke gesprekken met een miljoen andere werklozen. Onze oude brochure 'heroerientatie is geen werk. De straf moet eraf' uit 1989 nog maar eens uit de kast halen. Misschien kan iemand die vertalen. Aubry is overigens op deze gedachten gekomen naar aanleding van de europese werkgelegenheidstop in Luxemburg..... De Franse regering spreekt over een 'soutien personalise': vrij vertaald: individueel maatwerk. Daarbij komen er -net als in Nederland- mogelijkheden contracten af te sluiten met individuele werklozen, die zich in ruil voor hun uitkering verplichten individuele trajecten richting arbeidsmarkt te volgen. De individualisering en depolitisering van het werkloosheidsvraagstuk komt ook in Frankrijk van de grond. Verder wordt er voor 60.000 randgroepjongeren een soort Jeugd Werk garantie Wet ingevoerd, en komen er riumere bijverdienstemogelijkheden naast de ASS (de werkloosheidsuitkering). Op groind van meer dan tien jaar ervaring met soortgelijke maatregelen kunnen wij wel stellen, dat dit soort werklozenbestrijding de werkloosheid niet oplost en ook geen oplossing is voor de tweedeling tussen arm en rijk.

nieuwe plannen

Hoezeer er ook meningsverschillen in de beweging aan het daglicht treden, over een ding is iedereen het eens: de plannen van de regering Jospin zijn volstrekt onvoldoende en nieuwe akties zijn nodig.
Men heeft daarbij twee doelen: uitbreding van de coalitie met de vrouwenbeweging en met de 'sans' beweging en internationalisering van de akties. Op de evaluatievergadering van de genoemde organisaties werd een veelheid aan aktieplannen besproken. De Duitsers waren op deze vergadering met een sterke delegatie aanwezig. Zowel op de korte als op de lange termijn worden nieuwe akties gepland van Duitse en Franse werklozen gezamenlijk. Er is een gemeenschappelijke groep gevormd, die de aktie gaat voorbereiden. Op 8 mei voerden de werklozen uit de twee landen gezamenlijk aktie in de grenssteden van de twee landen, met name in Keulen en Straatsburg. Daarbij werd de brug op de weg tussen de twee steden geblokkeerd. De Duitse werklozen hebben op 11 september in Berlijn een grote massa-demonstratie gepland, die het voorlopig eindpunt is van de akties die nu gevoerd worden. Tot die tijd zijn er aan het begin van iedere maand akties als de werkloosheidscijfers in Duitsland bekend worden gemaakt. (de eerstvolgende aktiedag was 5 april). Op de grote demonstratie in Berlijn zullen de Fransen met vele honderden aktievoerders aanwezig zijn. En....voorjaar 1999 moet een nieuw hoogtepunt worden, met een massademonstratie in Keulen tijdens de Eurotop, die dan in deze stad wordt gehouden. En dit is nog maar een greep uit de vele plannen.
De Fransen van hun kant plannen voor de maand mei een nieuwe aktiemaand. Met name tussen 1 mei en 6 juni, wanneer de plannen van Jospin en Aubry in het parlement behandeld zullen worden.


Piet van der Lende

vrijdag 9 januari 1998

Evaluatie Derde Kamer na enkele jaren

Evaluatie Derde Kamer

Bij de Derde Kamer haden we de volgende uitgangspunten/gedach­ten.

1. De Derde Kamer moet organisatorisch en inhoudelijk een alternatief zijn voor politieke partijen en het overtheidsbe­leid. Het is de bedoeling, buiten politieke partijen en over­legstrukturen met de overheid om een soort tegenbeweging op te bouwen, die zich niet laat inkapselen en die met name de thema's demokratie, migratie, armoede en milieu met elkaar in verband brengt. Een beweging nadrukkelijk tegenover de huidige politiek/beleid.

2. Sociale bewegingen zijn in Nederland one issue bewegingen geworden, die zich maar met een bepaald onderwerp bezig hou­den, zodat er geen over all analyse van de maatschappij en het formuleren van een alternatief daarvoor tot uitgangspunt gekozen wordt. Een visie op het geheel ontbreekt. Verder zijn er ook organisatorisch weinig kontakten tussen de mensen, die in een bepaalde sociale beweging aktief zijn. Er zou bij deze mensen wel eens een grote behoefte kunnen bestaan om met andere bewegingen in kontakt te komen en gezamenlijk een alternatief te ontwikkelen. De Derde Kamer kan als functie hebben, deze mensen met elkaar in kontakt te brengen en dat gezamenlijke alternatief te ontwikkelen.

3. We moeten daarbij niet een van te voren geformuleerd alter­natief op tafel leggen, maar van onderop, dwz de mensen uit de verschillende sociale bewegingen moeten al diskussierende met elkaar tot de formulering van een gemeenschappelijk inhoude­lijk alternatief komen. De tijd is voorbij, dat je een verkla­ring dropte van bovenaf en daar dan aanhang vopor probeerde te werven. De mensen zijn mondig genoeg om zelf dingen te formu­leren. Hierover hebben echter voortdurend diskussies in de Derde Kamer plaatsgevonden, vanaf het begin. Het besluit is in feite geweest, dit niet te doen.

4. Aansluitend bij het niet van bovenaf opleggen van analyses en methoden om dingen te bereiken moeten we proberen op lokaal nivo plaatselijke Derde Kamers te ontwikkelen, waarbij de mensen uit verschillende sociale bewegingen die de plaatse­lijke situatie goed kennen samen op lokaal nivo aktief worden vanuit een bredere visie (glokalisering). Deze plaatselijke coalities van derde kamers vormen een soort federatie op landelijk nivo, de landelijke Derde Kamer.

5. De tijd is rijp voor een dergelijk alternatief. Er is een krisis in het besluitvormingssysteem, die de legitimatie ervan ondergraaft. Mensen geloven steeds minder in de huidige poli­tiek. Door de privatisering van publieke taken, het ontstaan van een neo-liberaal Europa en andere faktoren wordt de macht van de nationale staat als regulerende instantie uitgehold. Politieke partijen spreken steeds minder mensen aan, omdat men het geloof in de huidige politiek heeft verloren. Dit is oa genanalyseerd in de eerste grote brochure van de Derde Kamer. De Derde Kamer zal een alternatief zijn voor mensen, om zich bij aan te sluiten. Er kan een tamelijk radikaal links alter­natief ontstaan voor de huidige politiek, die enige aanhang en invloed heeft.

De bovenstaande doelstellingenen klinken zeer ambitieus, en misschien zijn onze ambities iets minder geweest, maar ik geloof, dat ik de belangrijkste uitgangspunten van de Derde Kamer in haar opzet wel heb genoemd. De praktijk bleek wat weerbarstiger dan de teorie. Wat is er, sinds de oprichting van de Derde Kamer de afgelopen jaren gebeurd?

1. De Derde Kamer heeft geen coalities kunnen vormen met andere groeringen, waarbij de Derde Kamer een duidelijk ge­zicht had en een meerwaarde vormde ten opzichte van die andere groeperingen. Daarvoor zijn verschillende redenen. De opzet van een nieuw links blad als coalitie tussen Konfrontatie, Autonoom Centrum, SAP en Lekker Fris is mislukt, evenals het projekt van Konfrontatie zelf. In Amsterdam kwam er geen coali­tie tussen het referendum komitee en de Derde Kamer. Wij hebben een konferentie belegd, op basis van oa een kritiek op het referendumkomitee, dat zij de nationalistisch-Amsterdamse sentimenten probeerden uit te spelen, en dat het om meer ging dan groot of klein Amsterdam. Wij wilden op de konferentie de inhoudelijke achtergronden van het ontstaan van groot-amster­dam naar voren brengen, zodat de diskussie over demokratie en lokale ekonomie inhoudelijk nieuwe impulsen zou krijgen. Dit is niet begrepen. De doelstellingen van de Derde Kamer bleven abstrakt en vaag.

2. In sociale bewegingen bleek het opzetten van one-issue groeperingen met een specifiek doel een bewuste politiek te zijn, in het licht van de onmogelijkheden op dit moment in Nederland op werkelijk grote sociale bewegingen van de grond te krijgen, op basis van een gemeenschappelijke analyse, die de regering onder druk zetten. Wijnand Duivendak heeft daar oa een intervieuw over gegeven. De behoefte, met andere sociale bewegingen te praten bleek niet zo groot, en het is vanuit een specifieke beweging ook mogelijk, een totaal analyse te maken. De ervaringen met het Platform naar een Ander Europa hebben mij geleerd, dat zeker bij de kaderleden van verschillende groeprringen geen behoefte bestaat aan langdurige coalities. Men komt alleen tot gelegenheidscoalities, naar aanleiding van gebeurtenissen, die zich voordoen. (De Europese Top)

 PvdL

donderdag 1 januari 1998

De organisatie van de arbeidsbemiddeling in Nederland in 1998

In Nederland is de organisatie van de arbeidsbemiddeling een onoverzichtelijke lappendeken van allerlei organisaties. Arbeidsbureaus, gemeen­telijke instellingen, zorgverzekeraars, uitzendbureaus etc. Al die instellingen houden zich bezig met de uitvoering van allerlei regelingen, maar ook met arbeidsbemiddeling, omscholing, trajectbegeleiding, sollicitatiecursussen, etc. Allemaal ac­tiviteiten om de werkzoekende klaar te stomen voor de kennis en vaardigheden die de werkgever eist. Het is een erg onoverzichte­lijk geheel van instel­lingen, die langs elkaar heen werken of elkaar beconcurreren.
Toch zal ik proberen, in het volgende enige lijnen van de arbeidsbemiddeling in Nederland aan te geven.
In het poldermodel zijn er globaal 4 methoden, om de deelname van de beroepsbevolking aan betaalde arbeid te bevorderen. Ten eerste de algehele loonkostenverlagingen voor werkgevers op basis van belastingverlagingen en loonmatiging. In dit artikel komt dat verder niet ter sprake; het is een macro-ekonomisch verhaal, dat een beetje buiten de organisatie van de arbeidsbemiddeling valt. Ten tweede door een systeem van arbeidsbemiddeling, waarbij getracht wordt vraag en aanbod op de arbeidsmarkt zo goed mogelijk op elkaar af te stemmen. Ten derde door gerichte subsidiëring van werkgevers, om bepaalde groepen, bijvoorbeeld langdurig werklozen- weer aan werk te helpen.
En tenslotte door de opzet van de zogenaamde additionele arbeid, de creatie van door de overheid betaalde ? banen.
Ik ga eerst in op de organisatie van de arbeidsbemiddeling. 

arbeidsvoorziening

Op landelijk niveau is er de Arbeidsvoorziening Nederland. Daaronder ressorteren Regionale Besturen Arbeidsvoorziening. (RBA's), die voor de arbeidsbemiddeling in een bepaalde regio zorgen. In het bestuur van Arbeidsvoorziening Nederland en de RBA's zitten vertegenwoordigers van de overheid, de werkgevers en de werknemers. De arbeidsvoorzieningsorganisaties zijn verantwoordelijk voor de volgende taken:
registratie van werkzoekenden en van vacatures, beroeps keuzevoorlichting in samenwerking met de Adviesbureaus voor Opleiding en Beroep, waarvan er een is in iedere regio, arbeids -medische advisering, arbeidsbemiddeling, scholing, behandeling ontslagaanvragen en uitvoering van de Wet Arbeid Vreemdelingen (WAV).
De uitvoering van al deze taken van arbeidsvoorziening is in handen van arbeidsbureau's en de centra voor vakopleiding (CVV's)
Mensen met een WW of bijstandsuitkering moeten zich bij het arbeidsbureau als werkzoekende laten inschrijven. Maar in principe kan iedereen zich laten inschrijven. Men kan gebruik maken van de vacaturebank. Verder kan men bij het arbeidsbureau terecht voor omscholing, sollicitatiecursussen, beroepskeuzetests, de Wiw, diverse projekten, enz.

andere organisaties

Naast het arbeidsbureau houden verschillende organisaties zich bezig met de arbeidsbemiddeling voor specifieke groepen, zoals de Stichting Inzet (middelbaar en hoger personeel), de AVO en de HSA (voor mensen met een handicap), Emplooi (voor Vluchtelingen), RPD advies (voor een baan bij de rijksoverheid), uitzendbureau Start (oa voor langdurig werklozen).
Daarnaast zijn er nog organisaties die zich met toeleiding naar de additionele arbeid en de zogenaamde trajectbegeleiding bezig houden. Ik kom daar nog op terug.
Het regionaal bestuur arbeidsvoorziening is betrekkelijk autonoom in het te voeren beleid. Ze kijken vooral naar de verhouding tussen vraag en aanbod in de betreffende regio. In de ene regio kan er een tekort zijn aan arbeidskrachten voor een bepaald beroep, en in een andere regio weer niet. Dit kan er toe leiden, dat je de scholingskos­ten voor een bepaalde opleiding in de ene regio wel vergoed krijgt (het is nood­zakelijke scholing) en in een andere regio weer niet.
Maar uitgangspunt zijn eigenlijk altijd de wensen van de werkgeve­rs. Die zijn auton­oom in hun personeelsbeleid, en zij beslissen of ze iemand wel of niet aannemen. Vervolgens wordt gezocht naar (langdurig) werklozen die moeten worden klaar ges­toomd voor die werkgevers-eisen. In dit kader kunnen de consulenten gesprekken voeren met werklozen om bijvoorbeeld een omscholingsc­ursus, of een sollicitatietraining te volgen. Ook zijn er 'Melkert consulenten' die mensen moeten selecteren voor de additionele arbeid.

regelingen

We komen nu op de tweede methode om de werkgelegenheid te bevorderen en mensen aan het betaalde werk te helpen, nl de loonkostensubsidies voor specifieke groepen, meestal regelingen, die ook door het arbeidsbureau worden uitgevoerd.  Het zijn loonkostensubsidies voor werkgevers. Consulenten van het arbeidsbureau kunnen deze regelingen gebruiken, om een werkgever ertoe te bewegen een werkloze of een andere werkzoekende in dienst te nemen. Er zijn veel van die regelingen. Er is bijvoorbeeld gerichte subsidiëring om in bepaalde sectoren meer laag­ betaalde, ongeschoolde arbeid te scheppen. Een voorbeeld van dat laatste zijn de wettelijke maatregelen van afdrachtsver­minde­ring op loonkosten.
Werkgevers kunnen een afdrachtskor­ting van fl 3660,- gulden krijgen wanneer ze iemand voltijds in dienst nemen op het niveau van maximaal 115% van het Wettelijk minimumloon. Dit geldt dus niet alleen voor langdurig werklozen.
Dan is er nog de premievrijstelling bij kortdurende arbeid door uitkeringsgerechtigden. Voor kortdurende arbeid door personen die een WW, WAO of Ziektewet uitkering ontvangen, kan een werkgever vrijstelling van premies voor de werknemers verzekeringen krijgen. Bijvoorbeeld bij seizoenwerk, zoals werk in de aspergeteelt.
Er zijn nog veel meer regelingen, zoals de kaderregeling uitzen­darbeid, subsidies van de Europese Unie en de regeling marktverruiming schoonmaakbranche. Verder de bijdrage regeling bedrijfstakgewijze scholing werklozen. Maar het zou hier te ver voeren alle regelingen op te sommen en uit te leggen.

Fasering van werklozen

Werklozen die zich aandienen, worden eerst op hun kansen op werk beoordeeld en in vier categoriën ingedeeld. Dit wordt aanbodanalyse genoemd. De indeling wordt gemaakt door een Ar­beidsbureau-consulent. Hierbij wordt tijdens een mondeling gesprek met de cliënt een inschatting van de mate van bemiddelbaarheid gemaakt.
Hierbij worden vier categorieën gehanteerd: fase een goed bemiddelbaar, fase twee bemiddelbaar na inzet van instrumentarium arbeidsbureau, fase drie pas bemiddelbaar na intensief traject waarbij het arbeidsbureau en anderen (sociale diensten, gemeenten) samenwerken en fase vier zijn mensen, die niet bemiddelbaar zijn.
Het Arbeidsbureau verzorgt in beginsel bij alle gevallen de bemid­deling naar betaalde arbeid op de reguliere arbeidsmarkt, al dan niet na enig traject.
De mensen die in fase 4 vallen worden door de GSD begeleid. Hierbij heeft de GSD drie mogelijkheden, namelijk een uitstroomtraject, zorg/inkomenstraject en (uitsluite­nd) inkomenstraject. Wordt van je de inschatting gemaakt dat je nog kansen hebt op de arbeidsmarkt of een gesubsidieerde baan na enige scholing/begeleiding, dan wordt je overgeheveld naar 3 of hoger. Zijn je arbeidskansen klein dan val je in het zorg/inko­menstraject, waarbij je te kennen kunt geven dat je zorg nodig hebt, en waarbij je doorverwezen wordt naar een zorginstelling. Heb je geen hulp nodig, val je in het inkomenstraject, waarbij je met rust gelaten wordt. Zonodig worden je kenmerken geregistreerd, zoals "arbeidso­ngeschikt, lichamelijk, of gees­telijk gehandicapt". In totaal zijn de mensen in de zogenaamde fase 4 weer ingedeeld in 15 verschillende kategorien.
Met name de gemeenten subsidiëren wel of niet met gelden van de rijksoverheid of van het Europees sociaal fonds projekten, In Amsterdam zijn daarvoor bijvoorbeeld zogenaamde toeleidingscentra opgericht. Deze toeleidingscentra houden zich bezig met sociale activering en toeleiding naar allerlei ook vaak weer door de overheid gesubsidieerde zelfstandige projekten, die mensen weer klaar moeten stomen voor de arbeidsmarkt.
In de toeleidingscentra worden cliënten op zogenaamde vóór-trajecten worden geplaatst. Je volgt allerlei cursussen of gesprekken en je wordt soms doorverwezen. Is een voor-traject met goed gevolg doorlopen, dan volgt verwijzing naar een consulent van het Arbeidsbureau, die dan voor bemiddeling naar de arbeidsmarkt zorgt. Eigenlijk mogen de 'bemiddelaars' van de 'toeleidingscentra' die de voor-trajecten uitvoeren niet aan arbeidsbemiddeling doen. Cliënten worden naar die toeleidingscentra verwezen door Ar­beidsbureau en Sociale Dienst. Voorbeelden zijn het C.O.P in Zuid-Oost, het Brugproject, Centrum Oost Vooruit, Werkwinkel Plus, Instapcentrum Nieuw West. In totaal zijn er zeven van zulke 'toel­eidingscentra' in Amsterdam.

een loket

Bedrijfsverenigingen, Sociale Diensten en Arbeidsbureaus zijn al jaren bezig te proberen de een-loket gedachte in praktijk te brengen. De werkzoekende krijgt dan slechts een intakegesprek voor meerdere organisaties, en hij/zij hoeft niet iedere keer opnieuw zijn/haar doopceel op tafel te leggen. Bovendien kunnen de versch­illende deelnemers aan het een loketsysteem hun werkzaamheden beter op elkaar afstem­men, zodat de kansen voor de werkzoekende worden vergroot. Dat is tenminste de bedoeling.
Uiterlijk op 1 januari 2001 moeten alle arbeidsbureau's sociale diensten en uitvoeringsinstellingen opgegaan zijn in een 'front-office' in ongeveer 219 Centra's voor Werk en Inkomen. De werkzoekende komt binnen langs een haag van vacatures en helemaal aan het einde van de gang zit een mannetje voor de aanvraag van de uitkering. Voordat een uitkering sowieso in zicht komt, wordt eerst pogingen in het werk gesteld iemand aan werk te helpen. De druk op de werkzoekenden wordt groter. Dit proces van de een loket ­benadering kent veel moeilijkhe­den, teveel om op te noemen. Com­petentiestrijd, computers die niet op elkaar aangesloten kunnen worden, gebruik van verschillende termen voor hetzelfde, etc.
Ik noem hier kort ook de uitzendbureau's. Wat doen zij? 5% van de totale werkgelegenheid gaat via uitzendburoos.
Via een uitzendbureau is het mogelijk tijdelijk werk te krijgen. Uitzendbureau's zijn geen arbeidsbemiddelaars zoals arbeidsbureaus. Uitzendbureau's stellen arbeidskrachten ter beschikking. Men is in dienst van het uitzendbureau. Uitzendbureau's mogen uitzendkrachten gedurende een periode van maximaal zes maanden uitlenen aan hetzelfde bedrijf. Overschrijding van deze termijn met ten hoogste een half jaar wordt gedoogd door de Arbeidsinspectie.

Additionele arbeid

De vierde methode om de werkgelegenheid te bevorderen en mensen aan betaald werk te helpen is de invoering van de additionele arbeid. Nederland kende tot 1januari 1998 verschillende regelingen, om langdurig werklozen weer aan het werk te helpen. In de eerste plaats de banenpool en de Jeugd Werk Garantiewet, In de tweede plaats de Melkertregelingen, 1 en 2. In de derde plaats de sociale activering op grond van artikel 144 van de bijstandswet. Tenslotte is er nog de Wet Sociale Werkvoorziening om lichamelijk of geestelijk gehandicapten aan het werk te helpen.
Deze regelingen zijn per 1 januari afgeschaft, en vervangen door de Wet Inschakeling Werkzoekenden (W.I.W), die een integratie van al die regelingen beoogt.
Doelgroepen zijn alle bijstandsgerechtigden, alle werkloze jongeren, andere werklozen die langer dan een jaar bij het arbeidsbureau staan ingeschreven.
De instrumenten die gehanteerd kunnen worden zijn sociale activering (bijvoorbeeld vrijwilligerswerk), scholing, detachering en werkervaringsplaatsen.
Voor elke jongere die zich aanmeldt voor een uitkering of zich inschrijft als werkloze, wordt door de gemeente en het arbeidsbureau een trajectplan gericht op werk opgesteld. Binnen uiterlijk een jaar moet de gemeente met de jongere een dienstverband aangaan. Deze 'sluitende aanpak' is in het algemeen beperkt tot jongeren jonger dan 23 jaar.
Gemeenten kunnen bovendien personen uit de doelgroep bij wijze van opstap naar een reguliere baan tijdelijk werkervaring laten opdoen door een werkervaringsplaats bij een werkgever in de markt‑ of collectieve sector. De bemiddeling daarvoor loopt via het arbeidsbureau. De deelnemers hebben een dienstverband van meestal een jaar met de werkgever, die hiervoor subsidie krijgt van de gemeente.
Dan is er nog het W.I.W. dienstverband. Werknemers hebben een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht met de gemeente, of een daartoe aangewezen uitvoeringsorganisatie. In Amsterdam bijvoorbeeld zijn de werknemers in dienst van de organisatie Maatwerk. De werknemers worden gedetacheerd bij (inlenende) werkgevers in de collectieve en marktsector. Een detacheringsperiode van een jaar heeft de voorkeur. De arbeidsduur is in beginsel 32 uur. 
De duur van de arbeidsovereenkomst is in eerste instantie beperkt tot maximaal twee jaar met een beloning op het niveau van het wettelijk minimumloon. 
Ik heb nu verschillende maatregelen genoemd om de werkgelegen­heid te bevorderen, nl gerichte en ongerichte lastenverlichting en additionele arbeid, de derde sector, die ontstaat door een deel van de bezuinigingen in te zetten en door het terugploegen van uitkeringsgelden. Daarnaast zijn er nog andere maatregelen om bepaalde groepen die nu buiten de boot vallen omdat ze niet vol­doen aan de eisen van de werkgevers toch aan werk te helpen. Dat zijn oa de Wet gelijke Behandeling van mannen en vrouwen bij de Arbeid (WBA), en de nieuwe wet REA (Reintegratie Arbeidsgehandicapten).

Piet van der Lende