In de discussies naar aanleiding van de kredietcrisis hebben
vertegenwoordigers van politieke partijen in Nederland het steeds meer over
varianten van het Rijnlandse model, die een antwoord zouden moeten geven op de
economische problemen. De SP heeft een rapport gepubliceerd over dit model,
Paul Kalma van de Partij van de Arbeid pleit er ook voor en premier Balkenende
heeft een artikel geschreven in het Financieel Dagblad waarin hij nader op dit model
ingaat. Ook een vertegenwoordiger van het wetenschappelijk bureau van het CDA
schreef over dit onderwerp een artikel in NRC-Handelsblad. Daarnaast waren er
ingezonden brieven en opiniestukken van CDA-ers in enkele regionale kranten
waarbij op de ins en outs van dit model wordt ingegaan. Is dit Rijnlandse model
een oplossing voor de problemen en welke variant van het model is men
voorstander van?
Eerst iets over wat het Rijnlandse model inhoudt. Er is een
website geheel aan het model gewijd. Eigenlijk zou je het Rijnlandse model een
meer omvattende benaming kunnen noemen van de verzorgingsstaten, die in de
zestiger en zeventiger jaren in Noord en West europa werden opgebouwd. Men
hanteert de term in tegenstelling tot het zogenaamde Angelsaksische model dat
vooral in Engeland en Amerika zou zijn opgebouwd. Dat laatste model legt de
nadruk op een beleid, waarbij de korte termijn winsten, het geeft niet op welke
manier, en de rendementsbelangen van de aandeelhouders voorop staan. Bij dit
model hoort een zich terugtrekkende staat, die zoveel mogelijk overlaat aan de
vrije markt en de staat grijpt zo weinig mogelijk in in de economie.
Geredeneerd vanuit dit model was er een scherpe kritiek op de verzorgingsstaten
van het Rijnlandse model, waarbij op betrekkelijk grote schaal uitkeringen
werden verstrekt aan mensen, die door arbeidsongeschiktheid of werkloosheid
niet via betaalde arbeid in hun onderhoud konden voorzien. Het stelsel van
uitkeringen zou mensen inactief maken en leiden tot een rigide arbeidsmarkt, waarbij
naast structurele werkloosheid tekorten op de arbeidsmarkt ontstonden. Het
grote aantal uitkeringen en het ingrijpen van de staat in de economie zou
geleid hebben tot grote overheidstekorten, hetgeen leidde tot grote lasten voor
het bedrijfsleven die tezamen met de rigide arbeidsmarkt de concurrentiekracht
van de ondernemingen aantastte waardoor een spiraal naar beneden dreigde te
ontstaan. Dit zou de belangrijkste
oorzaak zijn van het feit, dat halverwege de zeventiger jaren dalende
bedrijfswinsten, een lagere economische groei en een toenemende
massa-werkloosheid opgeld deden. Het Angelsaksiche model is als antwoord op
deze analyse overal in de Westerse staten ingevoerd. Men spreekt daarbij ook
wel van een neoliberaal model. Dit is behalve een bepaald economisch beleid
ook een politiek project, een manier om vanuit de politiek de groeiende
verarming, het ontstaan van een onderklasse en toenemende maatschappelijke
tegenstellingen te managen. Om de
werkloosheid te bestrijden en een flexibele arbeidsmarkt na te streven werden
de oorzaken van werkloosheid en de daarbij te nemen maatregelen eenzijdig bij
het individu gelegd. Grootschalige werkgelegenheidsprogramma's zijn uit den
boze, je moet alleen vraag en aanbod op de arbeidsmarkt op elkaar afstemmen door
arbeidsbemiddelingsprogramma's en de 'inactiviteit' van uitkeringsgerechtigden
bestrijden door hen met sancties op hun uitkering of andere strenge maatregelen
te confronteren wanneer ze geen baantje op de flexibeler arbeidsmarkt
accepteren. Dit stelsel van maatregelen werd uitgebreid naar iedereen die op de
onderste treden van de maatschappelijke ladder verkeert. Huisbezoeken,
intensief volgen van gezinnen en hen controleren werd op vele terreinen
ingevoerd, in het onderwijs, de gezondheidszorg, het welzijnswerk, etc.
Antwoord
In feite zijn zowel het Rijnlandse model als het
Angelsaksische model antwoorden op economische crises: het Rijnlandse model werd
na de Tweede Wereldoorlog ingevoerd als antwoord op oorlog, massawerkloosheid
en een neergaande economie in de dertiger en veertiger jaren, het
Angelsaksische model werd vanaf halverwege de zeventiger jaren van de vorige
eeuw ingevoerd als antwoord op de economische neergang die zich toen
ontwikkelde. Nu -na enkele decennia van lagere economische groei dan in de
periode daarvoor en de komst van de economische recessie en het ineenstorten
van de financiele sector het neoliberale model ook niet het definitieve
antwoord op de problemen blijkt te zijn zoekt men naar nieuwe wegen. En daarbij
komt het aloude Rijnlandse model weer in beeld.
Want dit model heeft niet alleen als kenmerk een uitgebreid
sociaal zekerheidsstelsel, maar wordt ook gekenmerkt door intensief overleg
tussen belangengroepen in de maatschappij, met name de 'sociale partners',
vakbonden, werkgeversorganisaties en overheid. En de staat ontwikkelt een
beleid waarbij intensiever dan in het neo-liberale model wordt ingegrepen in
het functioneren van de economie. Meer in zijn algemeenheid wordt grote waarde
toegekend aan het 'maatschappelijk middenveld', het geheel van kerken,
belangenorganisaties en andere particuliere organisaties op wetenschappelijk,
milieu en andere gebieden waarbij voor het functioneren van bedrijven althans
in woorden meer naar een evenwicht wordt gestreefd tussen de bedrijfsbelangen
en die van andere groeperingen. In dit kader passen begrippen als 'duurzaam
ondernemen' en in het stuk van Balkenende wordt genoemd, dat er een 'moraal'
moet worden ingebracht in het ondernemen. De 'graaicultuur' van de managers en
het korte termijn rendementsbelang van ondernemingen moeten ondergeschikt
worden gemaakt aan een 'evenwicht' tussen staat en markt.
Wat Balkenende in zijn essay naar voren brengt noemt hij het
‘activerende Rijnlandse model’. Daarbij moeten normen en waarden (de moraal)
ingebracht worden in de economie. Deze benadering voldoet aan de ‘omkering van Polyani’. De economie maakt geen deel uit van de samenleving, waarbij de
eerste zich moet aanpassen aan de tweede, nee, de werkelijke situatie wordt op
zijn kop gezet: de samenleving moet worden ingebracht in en aangepast aan de
economie, waarbij de kapitalistische economische verhoudingen stilzwijgend als
‘normaal’ en niet ter discussie staand worden gepostuleerd. Hernieuwde
aanpassing dus van de samenleving aan de economie, oftewel de creatie van nieuwe
voorwaarden voor de accumulatie van het kapitaal. Aangezien ik wantrouwend ben over de goede bedoelingen
van de leiders, kun je het ook anders zeggen|: het activerende Rijnlandse model
houdt in, dat er een sterke middenklasse wordt geschapen. De vaklieden,
deskundigen, mensen die voor de markt essentiele kennis en vaardigheden hebben
die noodzakelijk zijn bij de productie van goederen en diensten krijgen nieuwe
carriere mogelijkheden en om op te klimmen in de kernbedrijven. Terugkeer van
middenkader in bedrijven ook, dat middels allerlei overlegstructuren een
(beperkte) zeggenschap als zogenaamd gelijkwaardige partner krijgt in de
beslissingen over wat waar onder welke voorwaarden wordt geproduceerd. Koppeling van deze mensen aan de tucht van de markt
op een nieuwe manier.
Maar Balkenende spreekt niet over het Rijnlandse model
maar over een ‘activerend’ Rijnlands model. Werknemers moeten gestimuleerd
worden lees: gedisciplineerd, om mee te draaien in het nieuwe model. En wat
dit activerend arbeidsmarktbeleid betekent voor grote groepen aan de onderkant
van de samenleving en de projectiemechanismen die daarbij een rol spelen hebben we gezien in het artikel over de creatie van een onderklasse.