d.d. 29-06-1998
Aanwezig: Anke, Paul Verhey en ik. (Dit
verslag is een weergave uit m'n hoofd na afloop van het gesprek, de diskussie
is uit elkaar gehaald, eerst volgt een weergave van de standpunten van Verhey,
dan onze standpunten)
Verhey
begon met uit te leggen, dat er in de bijstand een groep is van ongeveer 20.000
fase 4 clienten die eventueel wel weer aan het werk zou kunnen. Hij heeft alle
oplossingen niet voorhanden en wil daarom een gesprek om samen naar oplossingen
te zoeken. Het gaat nadrukkelijk niet om het Wisconsinmodel, dit is niet de
bedoeling en schept verwarring. Hij heeft tijdens zijn verblijf in amerika
samen met anderen die hij had meegenomen gekonstateerd, dat er veel kritiek is,
oa op de kinderopvang, van mensen die het betrof. (De kinderopvang werkt van
geen kant). De praktijk is in de verschillende landen steeds weer anders, en je
kunt niet zomaar elkaars modellen overnemen. Enerzijds zou je in de Melkert 1
regeling de selectiecriteria lager moeten stellen. Nu is het zo, dat daar
voornamelijk kansrijke mensen in terechtkomen, die anders ook wel zouden zijn
doorgestroomd. Dit zou anders moeten. Je zou dsan met die mensen tweejaars
contracten kunnen afsluiten, waarbij je na anderhalf jaar gaat kijken, nou, die
komt nooit meer aan het reguliere betaalde werk, dus daar creeren we een
aangepaste arbeidsplaats voor in een voortgezette melkertregeling, of die kan
doorstromen naar betaald werk, of die is in feite arbeidsongeschikt en moet in
het zorgtraject. Anderszijds, als je het zo doet, en je laat zien, dat je met
die groep iets doet, dan ontstaat ook meer een maaschappelijk draagvlak in de
politiek om de andere groep fase 4 clienten vrij te stellen van de
socillicitatieplicht en anderszinds voor deze groep facilitair bezig te
zijn, en om de uitkeringen iets te
verhogen.
Het
gaat Verhey nav opmerkingen van ons hierover in eerste instantie echter om die
groep van 20.000. Daarnaast is het zo, dat er sprake moet zijn van een
geintegreerde aanpak en een strikt individuele aanpak. Dus mensen zouden
terecht moeten kunnen in een soort buurtwinkel of buurtservice punt, waar je
huursubsidie formulieren kunt invullen, je schulden sameren, een uitkering
aanvragen, werk zoeken, etc. Dit buurtservice punt moet dicht bij de mensen
staan, een soort inloopwinkel waar je met een diversiteit aan problemen terecht
kunt. Daarbij is samenwerking met bv schuldhulpverlening, sociaal raadslieden,
maatschappelijk werk e.d. noodzakelijk. Overigens heeft hij ruzie gehad met Ben
Bugter, die verkeerde informatie verstrekt over de plannen. Zo zou er volgens
het parool een intern rapport over een experiment in zuid-oost zijn. Er is nog
helemaal niet besloten over een experiment in zuid-oost en een intern rapport bestaat
niet. Verhey werd al gebeld uit zuid-oost met de opmerking: waarom weten wij
hier niets van. Maar er is nog niets besloten. Alle gesprekken zijn nog in een
orienterende fase. Het gaat ook helemaal niet om het overnemen van het
wisconsinmodel. Naast samenwerking met sociaal raadslienden en maatschappelijk
werk is belangrijk in het hele model dat Verhey voor ogen staat, wel de
samenwerking met maatschappelijke (buurt) organisaties. In dit verband liet hij
in de loop van het gesprek een rapport van de Werkmaatschappij Zuid-Oost zien,
waarin een statistiekje stond over 189 fase 4 clienten, die door de
werkmaatschappij aan een melkert 1 baan waren geholpen. Van deze 189 was ik
geloof 60% binnengekomen via de kerken en belangenorganisaties. Slechts 20% via
het arbeidsbureau.
Belangrijk
is, een maatschappelijke steun voor het plan op te bouwen. Het moet niet zo
gaan als bij het mislukte experiment in de staatsliendenbuurt voor het een
loketsysteem, waarbij de grote drie-arbeidsvoorziening, de UVI's en de sociale
dienst om de tafel gingen ztten, het grote probleem midden op tafel legden en
vervolgens ging men de leuke dingen naar zichzelf toeschuiven en werden de
vervelende dingen naar de ander geschoven. (Dit nav mijn opmerking, dat de
bedrijfsvernigingen niet bij het plan betrokken waren). De bedrijfsverenigingen
vallen in eerste instantie buiten het plan. Wel heeft Verhey over deze plannen
overleg met de schuldhulpverlening en de vakbonden. Gezien de competentiestrijd
tussen de vele organisaties probeert de NV Werk het initatief voorlopig onder
zich te houden. We moeten een goed overleg hebben en praktisch beginnen. Niet
allerlei teoretische stellingen laten bedenken door de grote instellingen.
Vanuit zo;n praktsiche beginsituatie- hij noemde het een soort super CWI,
waarvoor je wel uitgangspunten moet formuleren, al zoiekenden laten zien hoe
het kan, en dan gaan anderen vanzelf wel die kant op kijken, en kun je altijd
nog gesprekken aanknopen. In het gesprek kwam ook nog ter sprake, dat zo'n
buurtservice punt eiegenlijk voor alle buurtbewoners zou moeten gelden. Daar
was hij het wel mee eens, maar het bleef in het vage, of de 'super CWI"
die hij in zijn hoofd heeft in eerste instantie ook die kant op gaat.
Wij
hebben de volgende punten naar voren gebracht.
1.
Het is zeer de vraag, of het gaat om 20.000 clienten. Volgens ons zijn het er
minder. (Tenzij je natuurlijk, maar dit is in het gesprek niet expliciet aan de
orde gekomen, mensen die in feite arbeidsongeschikt zijn in de melkert 1
regeling wilt duwen)
2.
Er is in het kader van de participatiemonitor die in het kader van het te maken
sociaal struktuurplan is aangekondigd, een onderzoek nodig naar wie die fase 4
clienten nou eigenlijk zijn en wat ze zelf willen. Daarnaast is er een grote
groep, die niet permanent in de bijstand zit maar wel af en toe. Die verdwijnt
buiten beeld. Wat zijn daar de knelpunten? In dit kader zou geinvenatriseerd
moeten worden, wat de knelpunten zijn in het aansluiten van sociale zekerheid
op betaald werk en wat de gemeente daar aan kan doen. Een recent rapport wijst
uit, dat een derde van de mensen met flexibele kontrakten recht heeft op ww of
ziekengeld, maar dit niet aanvraagt.
Verhey
zei hier echter van, dat onderzoek mooi is, en dat we dit moeten doen, maar het
gaat nu erom, op korte termijn al een plan te maken, waarmee je kunt gaan
werken.
3.
Een centraal aanspreekpunt voor werkzoekenden en belangenorganisaties, waar je
over de aansluiting van sociale zekrerheid en betaald werk dingen te weten kunt
komen en waar men op de hoogte is van de vele projekten en regelingen. Dit
verbond Verhey met een verhaal over hoge dremples, die je juist moet slechten.
4.
In het najaar, wanneer de nieuwe armoedekonferentie wordt gehouden, zou dit
plan onderdeel moeten uitmaken van discussie, want daar zijn bijvoorbeeld
behalve de belanbgenorganisaties ook maatschappelijk werk en sociaal
raadslienden aanwezig. Hier reageerde hij niet op.
5.
Tijdens de diskussie hebben wij het volgende naar voren gebracht. Er is niets
op tegen, als buurtbewoners naar een buurtservicepunt kunnen, dat dicht bij de
mensen staat, waar je zo binnen kunt lopen en waar je met een breed scala aan
problemen kunt worden geholpen. Maar zo eenvoudig is het niet. Dre client is afhankelijk van de sociale
dienst en heeft ten opzichte van die dienst geen onderhandelingsruimte. En het
is zo, dat de staat cq de sociale dienst vertegenwoordigd wat de bestuurders
willen, die zeggen het algemeen belang te vertegenwoordigen (dus het ekonomisch
belang van een bepaalde groep) en anderzijds is er de client, die zich graag
wil ontplooien en voor zijn eigen belang opkomen. Die twee kunnen
overeenstemmen, maar soms niet. Mensen zijn geen robots, en het is belangrijk,
dat er een maatschappelijk werk en sociaal raadslieden zijn, die vanuit een onafhankelijke
postie vertrouwelijke gesprekken kunnen voeren met de clienten, zodat hun
onderhandelingspositie ten opzichte van de staat wordt versterkt en een goede
oplossing uit de bus komt. Het maatschappelijk werk en de schuldhulpverlening
zal die onafhankelijke positie willen behouden, dat past in hun
hulpbverleningsmethodiek, dat je op die manier de mensen het beste kunt helpen.
Het is de vraag, hoe die onafhankelijkheid kan worden gerealiseerd in een
projekt, ewaarbij alles in elkaar wordt geschoven. De sociale dienst deelt
sancties uit, de afgelopen drie jaar is het aantal sancties ieder jaar
verdubbeld. Mensen worden onder druk gezet, bepaalde dingen te aanvaarden. Dit
schept wantrouwen en een niet-gebruik van de voorzieningen. Verhey antwoordde
hierop, dat een evenwichtige oplossing moest worden gevonden, en dat we maar
moesten beginnen. Maatschappelijk werk en sociaal raadslienden- en ook andere
instanties op het gebied van arbeidsbemiddeling en de vele projketen en
uitvoeringsorganisaties zien wij niet zo snel opgaan in een organisatie.
Tijdens
het gesprek maakte ik de opmerking, dat de drie criteria voor vrijwilligerswerk
en additionele arbeid (dat moest ik niet zo nomen) een probleem waren. En dat
het helemaal niet zo erg zou zijn, als langdurig werklozen met een duwtje in de
rug iemand anders tijdelijk zonder betaald werk laten zitten. In dit verband
zei hij, dat in de melkert 1 regeling in feite ook is afgesproken, dat het
verdringingscriterium niet meer zal gelden, ze hebben nog wel wat crietria, en
voorlopoig voor een jaar als eerste opzet. We zitten nu in een periode van
hoogconjunctuur,e n die mensen die vast werk hebben houden dit toch wel, of
vinden snel weer ander werk. Wel wordt streng vastgehouden aan het criterium
van de concurrentievervalsing. Dit omdat anders een sector van zwaar
gesubsidieerde bedrijven ontstaat, die anderen uit de markt prijst die wel
volledig op zichzelf kunnen werken.
Hoewel
de konkrete uitwerking in het vage blijft, wil Verhey lobbyen bij iedereen die
voor het model belangrijk is, voor de volgende punten, die gemeenschappelijk
zijn met de amerikaanse aanpak.
1.
Een integrale totaal aanpak. Er worden buurtservicepunten opgericht, die tot
doerl hebben, de totaalsituatie van de client in ogenschouw te nemen en een totaalpakket
aan te bieden. Sanering van schulden, eventuele oplossing van gezinsporblemen,
en daarna een melkertbaan. Hoe de koppeling wordt tussen die twee is
onduidelijk.
2.
Noodzakelijk voor die totaal aanpak is een individuele benadering van de
client, waarbij de medewerking wordt gevraagd van schuldhulpverlening zoals die
nu ind e regio bureau's wordt opgezet, en op wat langere termijn instituten als
sociaal raadslienden en maatschappelijk werk, die de professionele
hulpverlening aan verschillende groepen bieden.
3.
In Amerika wordt samengewerkt met partikuliere organisaties, zoals de kerken,
belangenorganisaties en buurtorganisaties. Zij leveren de clienten aan, en
zorgen voor het maatschappelijk draagvlak in de buurten, zodat de mensen niet
te wantrouwend zijn om binnen te lopen. Deze aanpak wil verhey ook in
amsterdam. Nu al is er een samenwerking tussen de kerken en de werkmaatschappij
zuid-oost. Dit zou moeten worden uitgebreid.
4.
In principe is er voor iedereen werk, ook voor mensen, die nu als arbeidsongeschikt
te boek staan. Daarom wil verhey de toelatingscriteria voor de melkert een
banen fors verlagen, eventueel met aangepaste arbeidsplaatsen. Dan wordt na
anderhalf jaar gekeken, wat er verder moet gebeuren.
5.
Het gaat nu om een experiment, dat hopelijk succesvol is, zodat op wat langere
termijn 20.000 fase 4 clienten via deze regeling kunnen instromen. Eenb
gedeelte zal ind e regeling blijven. Uitiendelijk gaat het om een groep van
40.000 clienten, waarvan 15.000 zal doorstromen naar regulier betaald werk.