woensdag 4 december 1996

Bijstandsbond Amsterdam jubileert.

In gewijzigde vorm gepubliceerd in: De Arme Krant van Neder­land jaargang 2 nummer 4 december 1996

Op 18 oktober organiseerde de Bijstandsbond Amsterdam een feest bij haar twintigjarig bestaan. De Bijstandsbond is een belangenorgani­satie van uitkeringsgerechtigden in Amsterdam. iedere dinsdag, woensdag en donderdag is er een spreekuur voor uitkeringsge­rechtigden. De strukturele problemen die de mede­werkers van de Bijstandsbond op dit spreekuur tegenkomen worden gebruikt bij het voeren van akties en bij lobbywerk om de positie van mensen met een minimuminkomen te verbeteren. Zo is er op aandringen van de Bij­stands­bond een clientenraad gekomen, die iedere twee maan­den vergadert met vertegenwoordi­gers van de sociale dienst. Op de agenda van de vergaderingen staan oa knelpunten in het functi­oneren van de dienst. Daar­naast komen beleidsnota's van de sociale dienst ter sprake, nog voor die door de gemeente­raad worden beoordeeld, zodat in een vroeg stadium invloed kan worden uitgeoefend op het beleid dat de dienst formuleert.

geschiedenis

In Amsterdam was de Bijstandsbond al in de zeventiger jaren actief. In de eerste helft van de zeventiger jaren werd door de VARA het televisieprogramma "De Ombudsman" uitgezonden. Het programma werd in die tijd gepresenteerd door Johan van Min­nen. In dit programma werden oa klachten behandeld over het functioneren van sociale diensten, bedrijfsverenigingen en andere uitvoerende instanties. Men kwam op het idee deze klach­ten te bundelen en een belangenvereniging op te richten om acties tegen de bovengenoemde instanties te ondernemen. Dit leidde tot de oprichting van de Landelijke vereniging Bij­standsbond op 26 mei 1976 in Hilversum. Al spoedig werden er ook plaatselijke afdelingen opgezet, oa in Amsterdam en Alk­maar. Op 23 oktober 1978 werd de amsterdamse afdeling als zelfstandige vereniging ingeschreven bij de kamer van Koophan­del. En er kwam ook een eigen ruimte, nl in het Bols­huis op de Rozengracht. De landelijke Bijstands­bond, die eind zeventiger jaren zo'n 1300 leden telde, is na enkele jaren ter ziele gegaan door interne conflicten. De twee verenigingen in Alk­maar en Amsterdam bestaan echter nog stee­ds. De Amsterdamse Bijstandsbond is momenteel gevestigd op de Da Costakade 158 in het woon-werk pand Tetterode. 

Feest

Ongeveer 80 mensen bezochten het feest, dat de Bijstandsbond n.a.v. haar twintigjarig bestaan had georganiseerd. Er waren veel sociale dienst-ambtenaren aanwezig en ook veel uitke­ringsgerechtigden. Twee medewerksters van de Bijstandsbond hadden hindoestaanse hapjes gemaakt die goed smaakten.
Er waren ook veel oud-medewerkers van de bond aanwezig; vele oude bekenden ontmoetten elkaar weer voor het eerst sinds jaren. Er ontstonden tijdens de borrel levendige discussies tussen uitkeringsgerechtigden onderling en met de sociale dienst-ambte­naren. Verschillende aanwezigen benadrukten het belang van een organisatie als de Bijstandsbond. Het is voor veel uitkerings­gerechtigden een mogelijkheid, om hun stem te laten horen en er kunnen tijdens het spreekuur veel misver­standen met de sociale dienst recht worden gezet. Want er gaat nogal eens wat mis bij de sociale dienst in amsterdam. Uitke­ringen worden zonder duidelijke reden stopgezet, bijverdien­sten verkeerd berekend, etc. Al met al een geslaagd feest.


Piet van der Lende

dinsdag 3 december 1996

Burgemeester Patijn op bezoek bij Bijstandsbond d.d 4 december 1996


1. Welkomstwoord met inleiding door Piet.

Het gaat al jaren bergafwaarts met de inkomensposi­tie van de minima. De meningen zijn verdeeld over de mate, waarin de armoede toeneemt. Alle onderzoekingen tonen echter aan, dat de mensen die langdurig op een minimum zijn aangewezen steeds armer worden. Nader onderzoek naar de positie van de minima is noodzakelijk. Onbegrijpelijk, dat het onderzoek, dat op de armoe­decon­ferentie is toegezegd, en waarvoor ook probleem­stellingen in het verslag van de armoedeconferentie zijn geformuleerd, nog niet plaatsvindt. Derge­lijke onder­zoekingen zouden in feite de basis van het beleid moeten zijn. Er wordt te weinig aan minimabeleid gedaan. Het gaat zowel op rijks-als gemeenteniveau om beperkte lapmiddelen, die geen structurele oplossing betekenen. Een voorbeeld is de uitbetaling van fl 50,- voor mensen met huursubsidie. De regeling is voor een beperkte groep en wat gebeurt hiermee volgend jaar?
Ook op het spreekuur van de Bijstandsbond wordt het steeds druk­ker; er komen steeds meer mensen in noodsituaties, die soms niet meer bij ons weg willen gaan voor er een oplossing is bereikt. De vrijwilligers bij de Bijstandsbond komen zo steeds meer onder druk te staan. Als dat zo doorgaat, komt er een tijd, dat we dit werk niet meer kunnen doen.
Veel mensen raken in een stress, omdat ze voelen, dat de basis van hun bestaan: eten, een bed en een dak boven je hoofd- begint te schuiven. Onze ervaring is, dat hulpverleningsin­stellingen in het algemeen en de sociale dienst in het bijzon­der totaal niet zijn gericht op het tijdig opvangen van men­sen, zodat ze niet terecht komen in een fatale spiraal naar beneden. Stopzetting van de uitkering in het kader van de nieuwe bijstandswet, omdat er is bijverdient of omdat de computer de nieuwe gegevens niet kan verwerken, of om andere redenen kan vaak moeilijk ongedaan worden gemaakt. Dit neemt vaak vele weken in beslag. Ook de tijd tussen het tijdstip van aanvraag van een uitkering en de defintieve beschikking neemt veel te veel tijd in beslag. Mensen met dreigende schulden, die hun huis kwijt dreigen te raken, worden niet op tijd gehol­pen. Een schrijnend voorbeeld is de brief, die wij u aan het eind van de discussie zullen aanbieden, van een meneer uit Amsterdam-Noord, die al een half jaar zonder gas en licht zit.
Hulpverleningsinstellingen zijn vaak moeilijk toegankelijk, of beperken zich alleen tot de afhandeling van een bepaald aspect van het probleem. Wat betreft het energiebedrijf en de woning­bouwverenigingen en andere huisbazen kan worden gesteld, dat zij zich zeer strak opstellen en dat zij vaak nauwelijks willen meewerken aan een oplossing. In Zuid-Oost proberen louche particuliere schuldbemiddelingsburo's de mensen hele­maal uit te kleden. Een voorbeeld daarvan is Crecencia.

Uiteindelijk komen mensen in onoplosbare situaties terecht en kan huisuitzetting en dakloosheid volgen. Het gaat echter om het opolssen van problemen in een voorgaande fase, het pre­ventieve beleid. De gemeente moet in de eerste plaats bij het rijk sterker aandringen op maatrege­len, ook in de openbaar­heid, om verbeteringen tot stand te brengen. Meer reageren, bijvoorbeeld met de wet boeten en maatregelen. Protest laten horen. Vaak gaat het uitoefenen van invloed langs omwegen, bijvoorbeeld de VNG of DIVOSA. Dit neemt vaak veel tijd in beslag. Deze burokratische besluitvor­mingsprocedures moeten worden doorbro­ken. De gemeente moet meer aan de weg timmeren om de uitzichtloze positie van mensen op het minimum aan de orde te stellen.
Ook door de gemeente wordt gesteld, dat werk uiteindelijk de beste oplossing is om uit de armoede te komen. De werkloosheid blijft echter hoog, ondanks de invoering van de additionele arbeid. Voor velen is betaalde arbeid nooit meer weggelegd, zoals ouderen, arbeidsongeschikten en langdurig werklozen. De sociale dienst is hier in haar beleidsnota veel te positief over. Voor deze kategorie moet er een verbetering van het inkomen komen. Overigens geldt dit ook voor veel werkenden. Er zijn ook werkenden die langdurig aangewezen zijn op een mini­muminkomen. Een voorbeeld is de melkertregeling. Velen komen daardoor niet uit de financiële problemen, terwijl er geen kans op doorstroming bestaat. Daarnaast moeten er meer faciliteiten komen om zonder burokratische procedures vrijwilligerswerk te doen met een premie. De gemeente heeft in haar beleidsnota sociale zekerheid een eerste aanzet toe gemaakt, maar alles dreigt weer te verzanden in incidentele projekten die burok­ratisch zijn opgezet.

- een goed minimabeleid moet nu echt van de grond komen op basis van een gedegen onderzoek. Zie verslag armoedeconferen­tie en beleidsnota is verschillend.
- meer mogelijkheden om een HBO-opleiding te volgen
- automatische kwijtschelding gemeentelijke heffingen
- verbetering bijverdiensteregeling (herstel van de oude regeling)
- verruiming bijzondere bijstand naast de Amsterdam plus voor­ziening. Zie beleidsnota sociale zekerheid
- meer mogelijkheden voor uitkeringsgerechtigden om met vrij­stelling van sollicitatieplicht en een premie vrijwilligers­werk te doen (zie voorwaarden reaktie beleidsnota)
- Verbetering van de organisatie van de sociale dienst, waar­bij ambtenaren tijd hebben voor hun cliënten en uitkeringen niet te pas en te onpas worden stopgezet.
- Uitbreiding van de steun aan het noodfonds.
- Verbetering van de schuldhulpverlening; in zijn algemeenheid geldt, dat de samenwerking tussen instellingen moet verbete­ren.
- Arbeidsbemiddeling meer afstemmen op de wensen en mogelijk­heden van de cliënten. Mensen, die graag betaald werk willen, helpen en anderen die tijdelijk tevreden zijn met een uitke­ring en vrijwilligerswerk doen daartoe de mogelijkheden geven.



dinsdag 29 oktober 1996

Commentaar op de concept nota 'Beleidsplan Sociale Zekerheid 1997'. Hoofdlijnen van het beleid van 29 oktober 1996.

In de concept-beleidsnota 'sociale activering' van de Utrechtse Dienst Welzijn staat de volgende formulering: 'Bin­nen de hedendaagse verzorgingsstaat is sprake van een over­waardering van betaalde arbeid en een onderwaardering van onbetaalde arbeid. In het verlengde daarvan is er een over­waardering van materiele waarden en consumptie tegenover een onderwaardering van kwalitatieve aspecten van het leven van burgers. In die context krijgen mensen aan de onderkant van de samenleving een lage maatschappelijke status toegekend. Socia­le activering beoogt evenwicht te brengen in de verhouding tussen betaalde en onbetaalde arbeid en slaagt wanneer de onmisbare zorg voor leefomgeving, sociale verbanden in de stad Utrecht en mantelzorg een gelijkwaardige status als betaalde arbeid verwerven'.

Over bovenstaande tekst valt veel te zeggen. Zo mag de zinsnede over de onderwaardering van het kwalitatieve aspect van het leven geen alibi zijn om te zeggen: 'jullie hebben een zeer lage uitkering, maar de kwalitatieve aspecten van het leven worden ondergewaardeerd, dus richt je daar maar vooral op en laat de lage uitkering maar zo'. Van belang is echter de formulering 'sociale activering beoogt een evenwicht te bren­gen tussen betaalde en onbetaalde arbeid'. Over de verhouding tussen die twee is in de maatschappij uitgebreid gediscus­sieerd, waarbij vooral een technische uitwerking ter discussie staat. Allerwegen is men het er echter over eens, dat onbe­taalde arbeid wordt ondergewaardeerd en dat een nieuw even­wicht tussen betaalde en onbetaalde arbeid tot stand moet worden gebracht, voor zowel mannen als vrouwen. Het besef dat onbetaalde arbeid wordt ondergewaardeerd zal men in de be­leidsnota 'sociale zekerheid' van de gemeente Amsterdam ver­geefs aantreffen, zoals verderop nog zal blijken.

Wanneer de Utrechtse beleidsnota spreekt over de 'blijvers in de bijstand' wordt gesteld: Ook voor hen gaat het om activiteiten, die aantrekkelijk uitdagend en stimulerend zijn en voor de samenleving in een behoefte voorzien of om andere redenen positief worden gewaardeerd. We hebben daarbij te
maken met geemancipeerde, mondige burgers en dat vraagt om tweerichtingsverkeer bij het maken van afspraken over individuele arrangementen.'
In de nota worden concrete voorstellen gedaan voor een voorwaardenscheppend beleid, waar clienten op kunnen bouwen en rechten aan kunnen ontlenen. In het licht van deze uitgangs­punten zoekt de gemeente Utrecht een uitbouw van het minimabe­leid langs vier sporen: participatie, kwijtschelding, schuld­hulpverlening en intensivering van het gebruik van bijzondere bijstand. In de nota worden de grenzen van de gemeentelijke beleidsvrijheid verkent en worden op open wijze de eisen genoemd die het rijk aan experimenten stelt. De moeilijkheid daarbij is, dat het Rijk bij de uitvoering van experimenten met vrijwilligerswerk in principe een uitgebreide controle verlangt, waarbij aan een groot aantal administratieve eisen moet worden voldaan. Bovendien verplicht het Rijk de gemeente
te voorzien in een intensieve trajectbegeleiding. Maar in de onderhandelingspositie die de gemeente Utrecht inneemt worden verschillende onorthodoxe voorstellen gedaan, gebaseerd op de visie die hiervoor ter sprake kwam, daarvoor wil men zich sterk wil maken.

Vergelijk dat eens met de beleidsnota van de gemeente Amsterdam! Nadat is benadrukt, dat betaald werk de absolute prioriteit heeft, wordt slechts eenmaal gesteld: 'maar ook het doen van onbetaald werk is voor onze clienten en voor de stad van maatschappelijk belang'. Verder worden in de nota 'werk' en betaalde arbeid voortdurend aan elkaar gelijk gesteld. 'Wie aan het werk kan wordt daarbij gestimuleerd. Voor wie een betaalde baan nog wat verder weg is, zijn er andere mogelijkheden voor maatschappelijke deelname.' Wanneer het om zorgar­beid van bijstandsvrouwen of vrijwilligerswerk gaat wordt niet gesproken over werk. Zo weerspiegelt de nota 'sociale zeker­heid' de onderwaardering van onbetaald werk en vrijwilligers­werk. Het is eigenlijk geen werk. Voor de schrijvers van de nota zijn er maar twee mogelijk­heden: betaald werk of 'zorg' waarbij ook weer 'werk' en 'betaalde arbeid' aan elkaar gelijk worden gesteld. 'Clienten waarvoor werk nog niet (direct) bereikbaar is, krijgen zorg
aangeboden. Voor wie een betaalde baan nog even op zich laat wachten, geeft een uitkering op grond van de bijstandswet als tijdelijk inkomen een ondersteuning' (blz 1)
De beleidsnota spreekt steeds over zorgtrajecten, poortwach­tersfunctie, handhaving, repressie, etc. Allemaal begrippen, waarbij de client eenzijdig als een te sturen object wordt gezien en niet als een mondige burger, waarmee een tweerich­tingsverkeer mogelijk is. Niet eenmaal wordt aan de orde gesteld, in hoeverre kan worden aangesloten bij positieve eigenschappen van uitkeringgerechtigden, bij de initiatieven die zij vaak vanuit zichzelf ondernemen om weer een perspectief te krijgen, zoals in de Utrechtse nota wel gebeurt. Niet eenmaal wordt in de beleids­nota de suggestie gewekt, dat vele uitkeringsgerechtigden verantwoordelijkheid tonen voor de maatschappij, dat velen van hen zonder de sociale dienst allerlei werk doen, en hoe wellicht bij deze activiteiten kan worden aangesloten. Uitke­ringsgerechtigden worden eenzijdig gezien als mensen met een handicap, waaraan gesleuteld moet worden om hen weer bij de maatschappij te betrekken. Zij behoeven alleen maar zorg en
controle.
In hoofdstuk 3 veronderstelt de sociale dienst, dat zij een grote kennis heeft opgebouwd over de clienten. Maar is dat wel zo?. Geheel in het verlengde van 'alles of niets', dus zorg of betaald werk, wordt veronderstelt, dat voor maar liefst 70% van de clienten uit de D categorie een 'uitstroomperspectief op lange termijn' bestaat. Deze boute bewering wordt op geen enkele wijze onderbouwd. Tegenover de optimistische prognoses staan geen konkrete cijfers over de resultaten van het beleid tot nu toe. De beleidsnota is in dit opzicht behoorlijk vaag.
Er worden daarvoor verschillende redenen genoemd. Het is een beetje de redenering: 'ons beleid van positieve en negatieve prikkels en de grote nadruk op het belang van betaald werk heeft effect, maar we kunnen het helaas niet aantonen. Het moet logisch gesproken wel zo zijn'.

De eenzijdige, gesloten bureaucratische benadering van boven af zoals die in de beleidsnota van de gemeente Amsterdam tot uiting komt roept weerstanden op in de Amsterdamse samen­leving bij individuele clienten maar ook bij organisaties van uitkeringsgerechtigden en andere organisaties die op enigerlei wijze betrokken zijn bij het (preventieve) anti-armoede be­leid.
De schrijvers van de beleidsnota zijn zich van deze weerstanden oproepende eenzijdigheid niet bewust. 'Daarnaast blijkt uit het onderzoek dat de animo bij de clienten voor het toepassen van verschillende instrumenten voor zorg en herintreding niet heel groot is. In 1997 zullen daarom grote
inspanningen moeten worden verricht om het draagvlak bij de clienten te vergroten. In eerste instantie gebeurt dit door positieve prikkels, uiteraard in planmatig overleg met de clienten. Daarbij kan het verstrekken van premies een rol spelen. Maar voor mensen die wel kunnen maar niet willen, zal het sanctiebeleid stringent worden toegepast. Van belang is daarbij de nieuwe wet boeten. Wie niet kan, zal uiteraard worden geholpen binnen de zorginstelling' (blz 16). Er wordt wel gesproken over een 'planmatig overleg met clienten', maar verder wordt alles geinterpreteerd in termen van positieve en negatieve prikkels. Je moet ze prikkelen, anders doen ze niks. Wie kan en niet kan, dat bepaalt uiteraard de sociale dienst in samenwerking met het arbeidsbureau, op basis van een door de sociale dienst uit te voeren 'individuele diagnose'. (blz 17).
Omdat een visie op de verhouding tussen betaalde en onbetaalde arbeid in de Amsterdamse nota ontbreekt, en niet wordt nage­gaan hoe vanuit deze visie voorwaardescheppend kan worden
opgetreden, staan de verschillende soms positief te waarderen voorstellen in de Amsterdamse nota los van elkaar, waarbij ze zonder onderlinge samenhang worden gepresenteerd, of het moest het voortdurend benadrukken van de prioriteit van de betaalde arbeid en de poortwachtersfunctie van de dienst zijn.
In plaats van het ontwikkelen van een visie wordt in de beleidsnota verder veel aandacht besteed aan de technisch bureaucratische problemen van samenwerking met anderen, waarbij een projektmatige aanpak wordt gehanteerd die aansluit op de visie van een client als te sturen object en niet als een
persoon, die vaak zelf allerlei oplossingen zoekt om uit de armoede te komen. Voor de opzet van allerlei projekten wordt een nieuwe uitvoeringsorganisatie in het leven geroepen die controlerend en sturend moet optreden of wordt samenwerking gezocht met andere grote organisaties, waartussen afspraken en convenanten worden gemaakt op basis van contracten. Naar onze mening leidt dit in sommige opzichten tot een grote mate van inefficiency. Het kost veel geld (overheadkosten) en er worden slechts kleine groepen bereikt. Het projekt in Zuid-Oost, opgezet door de BZO en de thuiszorg voor de creatie van Mel­kert 3 banen bereikt in het eerste jaar slechts een 120 tal
mensen, althans dat is de door een van de medewerkers optimis­tisch ingeschatte prognose. Het 'vrijwilligers' project in De Baarsjes kon in het kader van vrijwilligerswerk voor uitkeringsgerechtigden slechts 12 allochtonen aan een vrijwilli­gersbaan helpen. Ook het aantal clienten, dat van een premie­regeling gebruik zal kunnen maken is minimaal. Vernieuwende
ideeen om voorwaarden te scheppen voor grote groepen van uitke­ringsgerechtigden die hen weer perspectief en een toekomst geven ontbreken.

De eenzijdige visie van de client als te sturen object, het zoeken van bureaucratisch-technische oplossingen, de projectmatige hap snap aanpak en de grote nadruk op individuele beoordeling zonder een voorwaarden scheppend beleid waaraan clienten rechten kunnen ontlenen weerspiegelt zich in de dage­lijkse contacten van de clienten met medewerkers van de dien­st.
In de eerste plaats kan worden gesteld, dat op het spree­kuur van verschillende belangenorganisaties dagelijks clienten komen, die vertellen over de negatieve manier waarop ze door sociale dienst ambtenaren zijn benaderd. (De goede ambtenaren niet te na gesproken). "Je wordt behandeld als oud vuil', 'ik had het gevoel, bij voorbaat in het verdachtenbankje te zit­ten', 'als je niet van je afbijt lopen ze over je heen' en: 'ik zat te huilen. Toen hebben ze zonder mij te raadplegen een keuringsarts ingeschakeld en mij daarvoor een oproep gestuurd. Maar ik ben niet ziek'. Vaak is er een onontwarbare kluwen ontstaan van administratieve procedures die misgelopen zijn en een negatieve opstelling van ambtenaren. Het Komitee Amsterdam Tegen Verarming schreef het rapport 'Schrijf het van je af' waarin vele voorbeelden in dit verband worden genoemd. Dit voorjaar zal een nieuw rapport verschijnen over deze 'conti­nuing story'.
In de tweede plaats kan worden gesteld, dat de arbeidsbemidde­ling hopeloos verstopt zit, wat niet alleen aan de sociale dienst is te wijten. Er wordt in de beleidsnota van de gemeente Amsterdam verder niets over gezegd, behalve de zin: 'Wij willen in Amsterdam geen situatie dat een deel van de clienten met premies of straffen worden geprikkeld om te gaan werken, terwijl andere clienten aan hun lot worden overgelaten' Wij zouden het iets anders willen stellen als het om de effecten van het huidige beleid gaat en om wat de beleidsnota 'integra­le activering' noemt:  veel clienten, die zinvol vrijwilli­gerswerk doen, en die (tijdelijk) genoegen nemen met een karige uitkering, worden onder druk gezet betaalde arbeid te aanvaarden en krijgen vaak te maken met sancties die zinloos zijn, veel clienten die graag betaald werk willen krijgen een stempel opgedrukt van D of C categorie waarbij hun kansloos zijn door de bemiddelingsinstanties wordt gereproduceerd. Voorbeelden zijn er in dit verband te over.

De afgelopen maanden organiseerden de W.B.V.A. en de Bijstandsbond acht buurtbijeenkomsten over het functioneren van bemiddelingsin­stanties en de sociale dienst. Op deze bijeenkomsten waren in totaal 150 mensen aanwezig. Wat opviel, was dat clienten die zeer gemotiveerd waren om betaald werk te aanvaarden en die er ook veel naar zochten, in hun dossiers bij de diverse instan­ties allerlei negatieve formuleringen terugvonden, zoals 'weinig flexibel', gestresst' etc. Wanneer je dan probeert te solliciteren op een bepaalde vacature, of een bepaalde scho­ling wilt volgen, wordt je in de voorselectie van het arbeids­bureau al afgewezen, omdat je niet een de gestelde criteria zou voldoen.

Geheel in het verlengde van de eenzijdige visie wordt nergens gesproken over de zeggenschap van de belangenorganisa­ties die opkomen voor de rechten van de minima. In hoeverre is bijvoorbeeld het overleg met de clientenraad, het komitee amsterdam tegen verarming en het stedelijk signaleringsoverleg van belang voor de sociale dienst en hoe wil zij dit verder ontwikkelen?.

Het beleidsplan sociale zekerheid 1997 heeft een dubbele doelstelling: 'de gemeente Amsterdam beschrijft in dit plan de beleidslijnen voor het begrotingsjaar 1997' Daarnaast heeft het plan de bedoeling, het kader aan te geven waarbinnen de sociale dienst als uitvoeringsorganisatie haar kerntaken in 1997 verricht. De armoedeconferentie van een half jaar geleden wordt daar niet bij betrokken. Er is een conferentie geweest over armoede in Amsterdam, waarover een rapport ver­scheen en waarin door maatschappelijke organisaties vele con­crete voorstellen werden gedaan die op korte termijn uitvoer­baar zijn. In de beleidsnota wordt gesteld dat 'de output van de minimaconferentie en de voorstellen uit de 'andere kant van Nederland' zullen meegenomen worden in de concrete uitwerking van de beleidslijnen zorg voor 1997'. (blz 12) In de beleids­nota sociale zekerheid wordt hier verder geen aandacht aan besteed. Had een half jaar na de conferentie nu in dit be­leidsplan niet meer aandacht kunnen worden besteed aan de vele voorstellen die daar zijn gedaan? Malen de bureacratische molens zo langzaam?.

In de beleidsnota staat geen duidelijke omschrijving van de doelgroep, waarop de lokale sociale zekerheid in Amsterdam zich richt. Min of meer stilzwijgend wordt er echter van uitgegaan, dat het hier de clienten van de sociale dienst betreft. Met name deze categorie wordt in de beleidsnota tenminste uitgebreid geanalyseerd. Heeft de lokale sociale zekerheid geen betrekking op andere groepen?. Bijzondere bijstand is toch voor alle minima, zoals ouderen?. Op de minimakonferentie is oa gevraagd om een minima-effect rappor­tage en een onderzoek naar de omvang en karakter van armoede in Amsterdam. Wij vinden dat dergelijke voorstellen thuishoren in een beleidsnota over lokale sociale zekerheid. Op de minimakonferentie zijn vele andere voorstellen gedaan voor een beleid op het gebied van lokale sociale zekerheid.

dinsdag 15 oktober 1996

Uitleg van Jacq Wijnen van buro voor rechtshulp oost over de nieuwste maaregelen in de sociale onzekerheid dd 15-10-1996


Bijeenkomst bij komitee amsterdam tegen verarming

Enige tijd geleden is de oude ziektewet in principe afgeschaft en ervoor in de plaats komt de WULPS. Wel blijft voor mensen die vanuit tijdelijke kontrakten of de WW ziek worden de oude ziektewet bestaan. De Wulps is eigenlijk loon, dat door de werkgever uitbetaald moet worden gedurende een jaar maximaal. Hij moet 70% van het laatstverdiende loon uitbetalen en minimaal het wettelijk minimumloon (dus 70% daarvan). In de cao kunnen nadere afspraken over de hoogte van de ziektewetuitkering zijn gemaakt. Sommige werkgevers lezen de wet, en veronderstellen dan, dat ze alleen 70% van het WML moeten uitbetalen, maar dat is lang niet altijd zo. Het begrip passende arbeid in de ziektewet is afgeschaft. Dus als een jurist bij het buro voor rechtshulp ziek wordt, en de werkgever zegt: ik heb nog een koffiejuffrouw nodig, dat kun jij mooi doen, dan kan de jurist niet zeggen, dat past niet bij mijn opleiding en talenten/mogelijkheden. Dan ben je gedwongen dat te gaan doen. Omgekeerd betekent het, dat als een werknemer of de bedrijfsvereniging tegen de werkgever zegt: er is passend werk, en de werkgever doet het niet, dan krijgt ie problemen met de bedrijfsvereniging.

De beroepsprocedures bij meningsverschillen over wel of niet ziek zijn gewijzigd. Er is nu altijd een deskundigenrapport nodig. Dit mag ook van de eigen huisarts zijn, maar of men daar veel waarde aan hecht is de vraag. Daarnaast, als iemand ziek wordt, moet de werkgever een begeleidingstraject opstellen dat moet terugleiden naar het werk of ander werk. Als een werkgever dat niet doet, kan hij problemen krijgen wanneer de werknemer in de wao terecht komt. De bedrijfsvereniging kan dan besluiten dat de werknemer omdat er geen traject was gedurende langere tijd na een jaar door de werkgever betaald moet worden. De WULPS wordt dan verlengd omdat er geen begeleiding was.

Wijnen konstateert, dat we hard op weg zijn naar het beruchte ministelsel. De rest moet je dan maar bijverzekeren. De werkgevers doen dat soms collectief, omdat dit goedkoper is dan individueel. De werknemer krijgt dan bv 45,- minder loon per maand.

Nemen werkgevers mensen niet meer aan, omdat het risico bestaat dat iemand ziek wordt? Daarover is bij het Buro voor Rechtshulp niets bekend, daarvoor is de maatregel nog maar te kort van kracht. Wel is het zo, dat aan de andere kant het voor een werkgever aantrekkelijk kan zijn een wao-er in dienst te nemen; de eerste drie jaar krijgt hij forse subsidies, plus dat de werknemer als hij in die periode weer ziek wordt, kan terugvallen in de wao en de werkgever dus niets hoeft te betalen. Dat is de andere kant van de medaille.
Bij iemand in de WULPs moet na drie maanden afspraken worden gemaakt over het herintredingstraject met de werkgever. Dan volgt na een half jaar de wao-keuring. In de wao is het begrip gangbare arbeid ingevoerd, dwz er wordt gekeken wat je met gangbare arbeid nog kunt verdienen, en dit wordt vergeleken met je laatstverdiende loon in de functie die je had. Het verschil is dan de wao-uitkering of zo, qua percentage.

Sommige wao-ers weten het niet, maar vaak is hun betrekking niet opgezegd en bestaat het arbeidscontract nog steeds, dus ze hebben officieel nog steeds de status van werknemer. Eerst zei de Hoge Raad, dat de werknemer uit zichzelf naar de werkgever moest gaan om te vragen om passende(?) arbeid, maar nu zegt de Hoge Raad, dat de werkgever uit zichzelf deze arbeid moet aanbieden. Zo kun je op basis van het bestaande arbeidscontract weer aan het werk komen, dat is makkelijker dan eerst ontslag en dan via de wao proberen werk te vinden. De werkgever mag na twee jaar wao ontslagvergunning vragen bij het arbeidsburo. Maar de werkgever kan naar de kantonrechter stappen, die door de besluiten van het arbeidsburo heen kan fietsen. Het WAO-gat (dat ik niet helemaal heb begrepen) wordt aangevuld via cao's.

Als je naast de wao gaat werken wordt in tegenstelling tot vroeger je percentage arbeidsongeschiktheid verlaagd. Tenzij de bedrijfsarts zegt: nou, ik weet niet of ie het wel redt. Je moet in principe al je verdinede geld inleveren. je houdt er niet s aano ver. De maximum duur van de WAO is vijf jaar. Daarna moet je op eigen initiatief de uitkering opnieuw aanvragen. De invoering van de koppelingswet betekent, dat illegalen met een wao-uitkering in nederland geen uitkering meer krijgen, dwz de uitkering wordt stopgezet, en wanneer de illegaal zich in het land van herkomst op een bepaalde plaats meldt, kan de uitkering weer gaan lopen. De bedrijfsverenigingen zoeken die illegale wao-ers op op basis van de koppelingswet.

De Toeslagenwet kan zowel bij ziektewet als wao en ww worden toegekend. Aanvulling tot wettelijk minimumloon maar nooit meer dan wat je bij je oude werkgever verdiende. De toeslagenwet kent een partnertoets. Sommige bedrijfsverenigingen kennen hem automatisch toe, maar anderen hanteren het bekende piepprincipe. Sommige mensen hebben dus drie uitkeringen: ww, tw en bijstand.

Een nieuwe ontwikkeling is de WAGW van toepassing verklaren voor bijstandsgerechtigden. De WAGW regelt, dat de bedrijfsvereniging je moet begeleiden naar werk. De bv kan ook loonkostensubsidies voor de werkgever regelen. Vroeger kon voor mensen uit de bijstand geen beroep op de wagw worden gedaan. Maar nu zijn door de sociale dienst in amsterdam afspraken met het gak gemaakt. Met ingang van 1-10-1996 worden de nieuwe gevallen van mensen die zich ziek melden niet meer naar de GG en GD gestuurd, maar naar het GAK voor een keuring. Er wordt vanaf die datum mee gewerkt in de rayonkantoren centrum en drie in oost. Met ingang van 1 januari zal dit gaan gelden voor alle rayonkantoren. Iedereen wordt dan gekeurd door het GAK. Doel van de sociale dienst is, dat ze zeggen: we zijn niet zozeer geinteresseerd in wat mensen niet kunnen maar wat ze wel kunnen, en we willen de groep onbemiddelbaren zo klein mogelijk houden.
In de wagw zit een percentage, dat werkgevers aan arbeidsongeschikten in diesnt moeten hebben. Daar staan geen sancties op.

Een volgende maatregel is de wet boeten en maatregelen die op 1 augustus is ingevoerd (?)Niet bij de sociale dienst???
De wet kent een onderscheid tussen maatregelen en boeten. De eerste hebben betrekking over een overtreding van de voorschriften enzovoorts. Dus een sanctie wegens niet solliciteren betekent een maatregel. Daarnaast kun je een boete krijgen, als je niet aan de informatieverplichtingen voldoet. Het TICo speelt hierin een belangrijke rol. Zij hebben het maatregelbesluit en boetebesluit genomen. Vroeger hadden de bedrijfsverenigingen een grote beleidsvrijheid. Er was in de wet sprake van kan bepalingen en nu is er in de wet sprake van moeten bepalingen. In principe hoort bij een bepaalde overtreding een bepaalde boete. Men kan het in principe ook niet meer individueel beoordelen. Men kan alleen in zeer dringende gevallen van de wet afwijken. De maximale boete bedraagt 5000 gulden. Maar het tica heeft 1800 gulden vastgesteld. De boete is een strafrechtelijke maatregel. Dit betekent, dat je cautie hebt. Als iemand je wil gaan vervolgen, moet hij je waarschuwen. Dit kan mondeling, en hoeft niet schriftelijk. De gsd heeft momenteel een boetebesluit in voorbereiding.

Bij 6000 gulden moet het openbaar ministerie beslissen, of ze gaan vervolgen. Dan moet de bv wachten.
Bij verwijtbaar ontslag is men verplicht te korten op grond van de nieuwe wet boeten. Heel verhaal over toneelstuk voor de rechter. Vroeger was het zo, als de werknemer het zat was, en beslist niet terug wilde, dan konden de advokaten voor de kantonrechter een stukje opvoeren, waarbij ze het in feite eens waren, en waarna men ervoor zorgde, dat door de uitspraak van de kantonrechter de betrokkene recht had op ww, ook al was er in feite sprake van vrijwillig ontslag. Nu moet de bv een korting opleggen, dus men moet voor de rechter een heel toneelstuk opvoeren, alsof het niet zo is. Wat het ontslag op medische gronden betreft, wordt het ook moeilijker. Vroeger, als je absoluut niet met je werkgever kon opschieten, en je werd er ziek van, en het was duidelijk, dat je na ontslag na drie maanden weer beter was, dan kon je ondanks het feit, dat je zelf ontslag had genomen toch ww krijgen en vandaaruit weer nieuw werk. Hoe de rechters in de nieuwe situatie gaan oordelen is onbekend, daarvoor is de maatregel nog te vers.

Dan volgt uitleg van de nieuwe algemene nabestaanden wet. Inkomen van arbeid en inkomen uit arbeid. 1 kind jonger dan 18 jaar, voor 1-1-1950 geboeren en oarbeidsongeschikt. Overgangsrecht. Het ANW-gat. Geen vermogenstoets, wel een inkomenstoets.
Tenslotte: de VO 18 plus. Geldt voor mensen ouder dan 18 die voortgezet onderwijs volgen zoals havo, mavo en vwo voor uitwonenenden was de uitkering vroeger 1000,- per maand. Deze kategorie van uitwonenden gaat naar de wet tegemoetkoming studiekosten. Dan gaat de helft eraf. Het betreft ruim 10.000 leerlingen. De kinderbijslag voor 18 plus wordt ook afgeschaft in principe.

De wet is in 1995 aangenomen. Vanuit SSO brief gestuurd naar vaste kamercie voor onderwijs. Gebeld om met ze te praten. De wet wordt per 1 januari ingevoerd. Divosa heeft al gezegd, dat ze het niet via de gsd gaan aanvullen, omdat het een bezuiniging op een voorliggende voorziening is. De afdeling bios heeft wel een brief gestuurd of zij bijzondere bijstand kunnen verlenen, maar eigenlijk kan dat niet in de nieuwe bijstandswet. Projekten in de stad voor begeleid wonen.
Er is een nieuw werkvoorschrift voor mensen die een opleiding volgen, bijvoorbeeld een beperkt aantal uren per week, en die niet voor studiefinanciering in aanmerking komen en die een arbeidsmarktrelevante opleiding volgen. Geldt per definitie niet voor hogere beroepsopleidingen en academische studies. Die zijn per definitie niet arbeidsmarktrelevant. Want met een middelbare opleiding kun je altijd wel aan de slag.

PvdL

maandag 14 oktober 1996

Creatieve beleidsvorming


Sinds kort ben ik namens de Bijstandsbond betrokken bij een proces van 'creatieve beleidsvorming' in Amsterdam Oost. Doel van deze 'creatieve beleidsvorming' is voor het stadsdeel een beleid ter bestrijding van de verarming te bedenken. Hiervoor werden hulpverleners uit het stadsdeel en vertegenwoordigers van stedelijke organisaties van uitkeringsgerechtigden uitgenodigd. Dus niet eerst een beleidsnota, waar vervolgens commentaar op gegeven kan worden, nee, eerst wordt aan ons, vertegenwoordigers, gevraagd wat wij belangrijk vinden en via het ‘creatieve beleidsproces’ komen er dan voorstellen voor een nieuw beleid.
Op de eerste dag van het ‘creatieve proces’ werden 'aandachtspunten'genoteerd. Ieder van de vijftien aanwezigen mocht roepen wat hij of zij belangrijk vond. Dit werd op grote flap-overs geschreven, en aan het eind van de dag werden al deze aandachtspunten verwerkt tot 'beslispunten', 'randvoorwaarden' e.d. De bedoeling was dat bij het noemen van aandachtspunten niemand die van een ander zou afkraken. De rayonmanager beleid en communikatie van het rayon Oost van de Sociale Dienst stelde echter voortdurend aandachtspunten ter discussie. Ik konstateer bijvoorbeeld, dat veel gedetineerden  bij detentie hun huis kwijtraken, omdat ze de huur niet meer kunnen betalen omdat hun uitkering stopgezet wordt. De wijkagent die naast mij zit, bevestigt dit verhaal. De sociale dienst ambtenaar werpt tegen: ‘maar we hebben een regeling, waarbij het eerste half jaar de huur door de sociale dienst betaald wordt. Als ze een langere gevangenisstraf krijgen, niet, maar als ze dan uit de gevangenis komen, hebben ze binnen drie maanden een woning.’ Weg is de signalering van het knelpunt van de dakloze gedetineerden. Achteraf blijkt zijn verhaal echter niet te kloppen. Er zijn wel degelijk lange wachttijden voor woningzoekenden die uit de gevangenis komen!
Het tweede discussiepunt gaat erover dat niet kunnen lezen en schrijven een vorm van armoede is. De sociale dienst ambtenaar: ‘Er zijn mensen, die dat niet kunnen, en toch gelukkig zijn. Dit hoort dus niet bij het armoede beleid, je moet het beperken tot inkomensvoorzieningen.’
Ook werd gesteld dat als allochtonen die geld sturen naar het land van herkomst, in armoede leven, dat dit hun eigen schuld is. Dus de bijstandswet hoeft op dat punt niet te worden aangepast. Dan wordt de redenering opgezet dat allochtonen soms  een Mercedes kopen van fl 5000,- om naar het land van herkomst te gaan, en dat je dan de vraag moet stellen, of je ze nog wel inkomensondersteuning moet geven. Het is toch hun eigen keuze.
En als mensen arbeidsongeschikt zijn, en ze willen niet meewerken aan een psycho-sociale therapie, waarbij ze vervolgens weer arbeidsgeschikt zouden worden, dan is dat ook hun eigen keuze. ‘Een keuze om in de armoede te blijven, en in het beleid hoeven we daar dus geen prioriteit aan te geven.’
Tenslotte vertelt de sociale dienst ambtenaar trots over een projekt dat enige tijd geleden in Oost is opgezet. “Mensen voelen zich prettiger, als ze in een nette, opgeruimde buurt wonen, en in een huis dat netjes opgeruimd is en goed in de verf zit. Daarom hebben wij als sociale dienst een  klein projektje gestart, waarbij we mensen fl 110,- bijzondere bijstand gaven, om potten verf te kopen. Nou, het liep storm. Dat is ook weer een voorbeeld van hoe je mensen kunt stimuleren.”
De bijdragen van de andere mensen in het creatieve beleidsproces waren gelukkig heel wat positiever, anders zou ik er acuut mee ophouden.

Piet van der Lende




zondag 13 oktober 1996

De werkgelegenheidsmaffia en het Wisconsin model

De arbeidsbemiddelaars van allerlei diensten en instanties die de gelden voor de bevordering van de werkgelegenheid verdelen (door Ben Bugter, direkteur van Maatwerk-banenpool wel de 'werkgelegenheidsmaffia genoemd) hebben een nieuw speeltje ontdekt: het Wisconsinmodel. De notoire werklozenhater Eduard Bomhoff, professor in de ekonomie en columnist van NRC-handelsblad is het eerst met het Wisconsin model gekomen. Al die klaplopende uitvreters in de bijstand moeten streng aangepakt worden. Privatisering van de arbeidsbemiddeling en de sociale zekerheid is de slogan. Kort gezegd houdt het Amerikaanse model in, dat een partikulier bedrijf twee jaar werkloosheidsuitkering van een client krijgt. Die mogen ze sowieso houden. Als ze binnen die twee jaar de werkzoekende aan werk helpen, maken ze dus winst. Hoe eerder de werkzoekende werkt, hoe groter de winst. Het Wisconsinmodel zal binnnenkort ingevoerd worden in de Bijlmermeer, waar men 1000 langdurig werklozen binnen korte tijd aan "werk" hoopt te helpen.

privatisering

Er gaat het gerucht, dat er een besloten overleg tussen Ben Bugter, directeur van Maatwerk, en minister Melkert heeft plaatsgevonden bij de Wiardi Beckman stichting, het wetenschappelijk bureau van de partij van de Arbeid, en dat daarbij de mogelijkheden van het Amerikaanse model ‑als experiment in Amsterdam‑ aan de orde zijn gekomen. Ook op het DiVOSA-congres- het congres van direkteuren van sociale diensten was er een workshop, die aan het Wisconsin model was gewijd. Vooraanstaande ambtenaren uit Amsterdam zijn door werklozenhater Bomhoff voorgelicht over het Wisconsin model. Ze waren enthousiast. Binnenkort start een experiment in de Bijlmermeer. Je krijgt in Wiscinsin een gesprek van enkele uren. Eerst worden je problemen besproken. Dan worden je schulden gesaneerd. En drie uur later ga je de deur weer uit met een baan. Wat voor werk? Hoe wordt het betaald? Dat komt nauwelijks aan de orde. Werk is werk. Passende arbeid? Nooit van gehoord. Het blijkt verder, dat er bij dit enthousiast verdedigde model niet alles zo mooi is als het wordt voorgesteld. Mensen, die voor 20 uur tewerk worden gesteld, halen het sociale minimum niet, maar soms weigert in de Verenigde Staten het partikuliere bedrijf dat de bemiddeling doet dan een aanvullende bijstandsuitkering te verstrekken. De Amerikaanse overheid controleert dit niet. Minister Melkert heeft in het overleg bij de Wiardi Beckmanstichting gezegd, dat alleen de 'poortwachtersfunctie' van de sociale dienst, dus de eerste intakegesprekken, niet geprivatiseerd mogen worden, evenals de feitelijke beoordeling of iemand voor een uitkering in aanmerking komt. Dit is ook het standpunt dat de minister heeft ingenomen in onderhandelingen met Frank de Grave, staatssecretaris van sociale zaken van de VVD. Samen hebben ze een nota over de privatisering van de arbeidsbemiddeling en de sociale zekerheid gemaakt. Ondanks het standpunt van de minister gaan veel gemeenten al veel verder bij de privatisering. Zeker gezien het experiment in de Bijlmer. In dit verband is het ook interessant, dat de sociale diensten worden geprivatiseerd. Met name in Assen wordt niet alleen de uitkeringsadministratie, maar ook de beoordelings‑ en bemiddelingsgesprekken gevoerd door partikuliere organisaties.


Piet van der Lende

dinsdag 8 oktober 1996

Discussie in de Rode Hoed over de participatiewet van de Partij van de Arbeid d.d. 08-10-1996

De participatiewet is een wet tussen de bijstand en de werkne­mersverzekeringen in. Het is de bedoeling, dat deze wet geen partnertoets kent en geen vermogenstoets en ruime mogelijkhe­den voor scholingsverlof en bijverdiensten. Op die manier worden mensen middels een traject geactiveerd, overeenkomstig de manier waarop ze nu hun leven afwijkend van de maatman inrichten, bezig te zijn. De participatiewet kan zowel toe­stroom krijgen van bovenaf als van benedenaf. Dit vanwege het strategisch bewustzijn, dat je niet alleen een sociale zeker­heid voor de armen moet ontwikkelen, maar dat je de sociale zekerheid breed moet zien. Je moet ook een sociale zekerheid maken voor de middengroepen, zodat ze bereid zullen zijn ook de premies op te brengen voor de onderkant. De Partij van de Arbeid als coalitie tussen midden en arm. In de participatie­wet kunnen oa worden ondergebracht de WIK en ook volgens mij de melkertregelingen, maar ook scholingsverlof. 

Er zijn nu drie problemen in de samenleving gezien vanuit de sociale zekerheid. De zekerheid verlamt mensen nu. Zie de bijstands­wet. De problemen zijn: flexibilisering, armoede en verande­rende betekenis van zorgarbeid. Met de mensen uit de partici­patiewet, die tijdelijk is, wordt een activeringstraject afgesproken, dat in principe weer moet toeleiden naar de arbeidsmarkt, maar tijdelijke ontheffing van de sollicitatie­plicht zit er ook bij.

Door Derksen van de W.R.R. werd de volgende kritiek naar voren gebracht.
1. Er wordt geen rekening gehouden met de globalisering, de internationalisering van de economie, waardoor deze sociale zekerheid niet betaalbaar is en achterhaald voor zij is inge­voerd.
2. De sociale zekerheid en het wettelijk minimumloon verhinde­ren het ontstaan van goedkope banen aan de onderkant van de arbeidsmarkt. Die banen zijn er nu niet. De PvdA kan beter focussen op een basisuitkering via de negatieve inkomstenbe­las­ting, waarbij faciliteiten bestaan om bij te verdienen via de flexibele arbeid en alleen voor de mensen die echt niet kunnen een aanvulling.
3. Er wordt geen rekening gehouden met de mondigheid van de burgers. De participatiewet is weer een vorm van verregaande bureaucratische betutteling. Je bent weer afhankelijk van de verzorgingsstaat en de overheid en daar wil de mondige burger nu juist vanaf.

Het rapport is tweeslachtig op dit punt en met zichzelf in discussie gebleven. Enerzijds activering, en zelfinitiatief bevorderen, anderzijds verregaande betutteling. De mensen moeten zelf maar invullen wat ze willen aan zekerheid naast inkomen. En zorg dan als overheid voor een garantie dat er voldoende werk is.

Adelmund: de internationalisering van de economie is een punt. Ik had tussen de twee rapporten die er nu liggen graag een derde gezien, namelijk de globalisering en alles wat daarmee samenhangt, zodat dit als scharnierpunt zou kunnen fungeren tussen de andere twee. Dit rapport gaat over de aanbod kant; wat gebeurt er als we niets doen, en wat moeten we anders met mensen die anders onherroepelijk buiten de boot vallen. Maar er is natuurlijk ook een vraagkant. Ik zou niet alle sociale zekerheid op een bepaald niveau willen; je moet niet capitule­ren voor de tijd­geest, die een scheiding aangeeft tussen de mid­denklasse en de onderkant. Beide groepen moet je bedienen, dus niet alleen een sociale zekerheid garanderen voor mensen op het minimum.
Er is ook geen tegenstelling tussen solidariteit en eigen initiatief. De solidariteit in de samenleving neemt juist toe.

Wat de werkgelegenheid betreft: we hebben aan verschillende groepen drie scenario's voorgelegd: wat willen jullie. Men kon kiezen uit: niets doen, met 1 miljoen mensen in de bijstand, melkert als minister president en 1 miljoen melkertbanen en geloof ik een soort basisinkomen scenario, waarbij toch mensen worden uitgesloten van werk. Men wilde dan toch het liefst het tweede. Je moet de redenering van volledige werkge­legenheid niet opgeven. Men wil vasthouden aan de herverde­lingsoperatie, via atv en deeltijdwerk. Niet opgeven. Als je dat opgeeft, leg je je neer bij de tweedeling in de samenle­ving.

Na de pauze was een punt van kritiek dat werd gezegd: er komt een gigantische bureaucratisering als je al die trajectplannen moet gaan opstellen en bovendien een wet schuift tussen de werknemersverzekeringen en de bijstand.
Bovendien worden de armen door deze wet niet geholpen. De wao en de ww worden afgebroken, al die mensen zitten al op het minimum. De bijstand is veel te laag. Wat wordt daarvoor gedaan?

Antwoord Adelmund: dit is nu eens niet een nota die streeft naar bezuinigingen, maar naar anders, beter. De pvda maakt zich sterk tegen aantasting van hoogte en duur van de uitke­ringen en er moet meer poen komen voor de mensen op het mini­mum. We willen verbeteringen. De participatiewet biedt moge­lijkheden om jezelf door eigen initiatief te verbeteren en doorstroming leidt tot vermindering van armoede.

Daarna wordt er gediscussieerd over het 'stabiliteitspact'. Dit houdt in, dat er informele afspraken zijn gemaakt over de hoogte van het financieringstekort in de verschillende landen, dit zijn echter informele afspraken die geheel verschillend worden uitgelegd. Men zegt dat de afspraken in dit pact zo stringent zijn, dat er geen ruimte overblijft voor een sociale paragraaf, waarbij een goede sociale zekerheid kan worden opgebouwd.
In Belgie schijnt een wet op de loononderbreking te zijn, waarbij iemand gedurende zijn leven maximaal vijf jaar verlof mag opnemen.
De directeur van de openbare bibliotheek treedt naar voren. Hij heeft vele honderden werknemer sin dienst, waarvan 70% flexibel werkt. Men is daar zeer tevreden over. Er wordt te gemakkelijk gepraat over om nu maar de lasten bij de werkge­vers te leggen voor een goede sociale zekerheid op basis van flexwerk. (Premies betalen en rechten opbouwen per uur.)
Als ik meer moet gaan betalen voor dit flexwerk waar iedereen tevreden over is, kon ik het wel eens gaan veranderen.

Antwoord Adelmund: werkgevers en werknemersorganisaties waren over de flexwerkers waarover het kabinet het moeilijk eens konden worden veel sneller akkoord, ook de werkgevers. Men beseft wel, dat verbetering van de arbeidsvoorwaarden van de flexwerkers noodzakelijk is. Met name in deze sector bestaat een groot tekort. Als de voorwaarden niet verbeteren, kunnen ze geen mensen krijgen en werkgevers willen graag flexibilise­ren. Dus een sociale zekerheid eraan koppelen, die dit moge­lijk maakt. Het lijkt wg waardevol, om meer flexwerkers te hebben. Het kan op verschillende manieren gefinancierd worden, statiegeld op arbeid, premiedifferentiatie in de ww.

Tenslotte: de participatiewet is juist een gigantische vereen­voudiging.
Adelmund merkte tenslotte op, dat de werkgelegenheidsdiscussie telkens weer terugkwam, maar dat dit niet de probleemstelling was. Aan de ene kant zijn er mensen, die zeggen: volledige werkgelegenheid is onhaalbaar geworden, aan de andere kant zeggen mensen: pvda, eis veel meer banen in de collectieve sector. Dit rapport zit er als ik het goed begrijp tussenin. De discussie over de volledige werkgelegenheid is een sudder­lapje.
De pvda zou in haar vorige verkiezingsprogramma het boete­kleed hebben aangetrokken over de wao. Hoeveel as enzovoort. Maar nu moeten we iets nieuws.


Ine: wat is de participatiewet anders dan de bijstand, qua hoogte van uitkering en zo, minus de bijverdienste, de part­nertoets en de vermogenstoets?.

maandag 9 september 1996

Diskussie in De Balie op 9 september 1996.

Voorzitter is Jan Tromp. Deelnemers aan de discussie zijn Deetman, Ben Knapen, Guikje Roethof, H van Gunsteren en G. vd Brink. De voorzitter zegt, dat de Volkskrant en De Balie dit model vaker willen gaan toepassen. Eerst een serie artikelen in de krant en daarna een discussieavond. De volgende discus­sie is over de vakbeweging.

G vd Brink houdt een klein toespraakje. Hij zegt oa dat de huidige ontwikkeling in de politiek het eindpunt is van een ontwikkeling, die al in de vijftiger jaren is ingezet. Er is een grotere invloed van de ambtelijke bureaukratie en van de massamedia, dan vroeger.
Van den Brink heeft twee stellingen voor de discussie.

1. De globalisering wordt door de politici te gemakkelijk aangegrepen om te betogen, dat ze niets kunnen doen. Zij maskeren daarmee hun eigen onmacht. Hij wil het nu eens niet over de globalisering hebben.
2. De demokratische besluitvorming is niet gebaat bij profes­sionele politici. Professionals hebben de neiging, zich steeds meer in de eigen wereld terug te trekken. Er is op basis van de intervieuws die vd Brink voor zijn boek heeft gehouden de conclusie mogelijk, dat burgers en politici steeds minder een
gemeenschappelijke definitie hebben van de werkelijkheid. Ze gaan van verschillende ervaringswerelden uit. De politicus moet opereren in een soort luchtledig.

vd B trekt uit deze twee stellingen de conclusie, dat een herstel van politieke idealen noodzakelijk is. Hij wil niet terug naar de maakbaarheid van de samenleving, maar dit bete­kent niet, dat beginselen er als ijkpunt niet meer toe doen.
Er is een vruchtbaar evenwicht noodzakelijk tussen de begin­selen vrijheid, gelijkheid en broederschap. Met de eerste gaat het wel, met de tweede gaat het moeilijker en over de derde
hoeven we al niet meer te praten. De laatste twee grote idea­len staan in toenemende mate onder druk.

Er wordt verder gediscussieerd over de betekenis van de grote opkomst cq belangstelling deze avond. Is er wel een onbehagen in de politiek, en wat voor conclusie kan daar uit worden getrokken?. Is er wel een kloof tussen de burgers en de poli­tiek?
Ben Knapen: de kloof is een fictie. Kijk maar naar de opkomst bij de verkiezingen en naar de vele demonstraties die worden gehouden zoals van de WAO en de boeren. (Knapen: wanneer heb
ik ook al weer voor het laatst met mijn auto vastgezeten in een file? Bij de demonstratie van de boeren geloof ik).
Deetman gelooft ook niet in een kloof, maar er is wel afstand tussen de burgers en de politiek. Mensen hebben tegengestelde belangen, en de politiek moet een afweging maken. Dan kan het
besluit wel eens sommige burgers onwelgevallig zijn. Nu kun je zeggen: dat is van alle tijden, maar je kunt ook zeggen ik maak me wel druk over die afstand, de kloof/afstand tussen de burgers en de
poltiek moet zo klein mogelijk zijn.
Vervolgens volgt weer een niet interessante discussie over de mogelijke invulling van desinteresse en onbehagen.
Ben Knapen heeft in zijn artikel de 'staatsverlaters' van Hofland aangehaald. Typeert dat onze tijd?. Mensen die zich­zelf financieel en anderszins wel redden, die zich afwenden van de staat, die ook niet nodig hebben en die geen boodschap hebben aan de gemeenschap/de staat.
Ben Knapen zegt dat het om een betrekkelijk nieuwe groep gaat, de staatsverlaters in de middenklasse. Dat die nieuwe groep die geen boodschap heeft aan de gemeenschap er is, is veront­rustend, het betekent dat er iets aan de hand is, iets fout is.

De voorzitter wil naar de rol van politici. Daar kun je con­creet wat aan doen. Wat heeft het gedrag van de staatsverlaters tot gevolg?
Ten eerste stapt men uit de politieke partijen. Ten tweede worden de traditionele kaders van de politieke partijen, de Kamer en nationale overheid minder belangrijk. De politieke belangenbehartiging zoekt andere kanalen. Men organiseert zich op single issues. Guikje Roethof: dat bete­kent, dat politici een probleem hebben. Aan de ene kant is er weinig belangstelling om deel te hebben aan de discussies in politieke partijen, waar afwegingen plaatsvinden. Aan de andere kant is er veel belangstelling deel te nemen aan dis­cussies over single issues, die vaak tegenstrijdig zijn.
Mensen zien het verband niet tussen al die issues, dat verband moeten politici wel zien, en op basis daarvan keuzen maken, die de mensen dan weer niet begrijpen. Guikje zegt, dat ze er niet in slaagt, mensen enthousiaster te maken voor politieke partijen en om de 4% Nederlanders die lid is van zo'n partij groter te maken. De partijen recruteren uit die 4%. Dit bete­kent, dat wij in besturen lijden aan een tekort aan bekwaamhe­den en talenten en daarbij moeten wij de opmerkingen van de burgers "het is een bende" vertalen naar de politiek toe en omgekeerd de politiek vertalen naar de mensen die zeggen het is een bende. Dat laatste is moeilijk. Het dagelijks werk met zijn technische ingewikkelde regels en wetten is moeilijk te vertalen naar de passagiers van tram negen.

Vd B zegt, dat de politici daardoor in een luchtledig zitten, tussen de technische discussies en de passagiers van tram negen in. (of zo)
Deetman: een deel van de burgers kan het zich veroorloven de staat en de politiek te laten voor wat het is, ook financieel. Men wordt van daaruit kritisch en hangt een beeld op van die klungels daar in Den Haag. De politiek zou zich beter moeten presenteren naar de kiezer toe, maar dat is een probleem.
In Den Haag is sprake van een verkokering, een toenemende specialisatie waarbij men de grote verbanden niet meer ziet. In Den Haag is de waan van de dag aan de orde en niet de visie
en de samenhang die zo noodzakelijk is om de politiek over het voetlicht te brengen. Het is echt een probleem dat de politiek in beslag wordt genomen door dagelijkse problemen.
De lange termijn visie komt in de pers ook niet voor het voetlicht, dat heeft geen nieuwswaarde. Er is geen forum voor die visie. De aandacht is sterk gericht op de incidenten en het spectaculaire. De politici spelen daarop in, doen daaraan mee. De lange termijn visdie komt niet in de krant. Wie praat
er nu over de Enquetecomissie van Zeil (?).
G vdb merkt naar aanleiding van het betoog van Deetman het volgende op. De media zijn belangrijke kanelen voor de opinie­vorming geworden voor de politici. Vroeger waren de kanalen vertikaal georganiseerd op basis van het zuilen systeem.
Opdrachten van boven die naar beneden toe vertaald werden en omgekeerd. Daar is niks meer van over. Nu:
1. De rol is overgenomen door de media, die het incident zoe­ken. Al is er wel een onderscheid tussen de diverse media. De krant biedt meer mogelijkheden op de dingen in te gaan.
2. De rol van de ambtenaren. Er is een enorme abstraktie en rationalisatie, vertechnisering van de problemen en afwegin­gen, die worden vertaald naar de politici die daarmee werken.

De voorzitter stelt de vraag: als het allemaal zo belabberd is, waarom grijpt de politieke elite dan niet in?.
G vd B: het vermogen om intuitief en op basis van idealen besluiten af te wegen en te nemen is afgenomen. Dit komt door de invloed van de media die geconcentreerd is op incidenten.
Ben Knapen vindt de vergelijking met het zuilensysteem en nu onzin. Er is reeds vijftig jaar geen zuilen systeem meer. Dat is geen realistische vergelijking. De politici moeten de kiezers zien te verzamelen, ze hebben een legitimatie nodig. Dat is realistisch. Europa heeft een grote invloed, de kiezers via achterdeur laten weten dat je de dingen niet kunt verande­ren, dat je niets kunt doen. Eerst moet je aangeven, wat de mogelijkheden zijn. En als het contrast tussen wat je kunt en
wilt groot is daarover spreken op een realistische basis. De politiek is niet alleen een spel.

H v Gunsteren doet ook een duit in het zakje. Dat niet over principes wordt gediscussieerd is onzin. Juist in incidenten worden principes uitgevochten, juist daar moeten politici zoeken naar het verleggen van de grenzen van het mogelijke. Dat is iets anders dan wat Ben Knapen wil, een realistische politiek. Politici moeten ook nieuwe dingen durven te onder­nemen.

donderdag 22 augustus 1996

Kanttekeningen bij Van Berkel c.s. 'uitkeringsgerechtigden en vakbeweging in een moderniserend arbeidsbestel'.

Het grappige vind ik, dat ik bij het lezen van het boek de­zelfde thema's analyses en kritiek op arbeid tegenkwam als in de uittreksels van Johan en Ton.
Alle drie de boeken hebben kritiek op het arbeidsbegrip van Gorz, dat blijkbaar een dankbaar aangrijpingspunt is om het verschijnsel arbeid te analyseren. Gorz maakt een onderscheid tussen autonome en heteronome arbeid. Autonoom is, dat mensen in zelfontplooiing zonder al te veel formele verplcihtingen een verband leggen tussen arbeid en vrije tijd, produceren en consumeren, etc. Heteronome arbeid is arbeid in loondienst in fabrieken of voor een werkgever. Gorz wil de bevrijding van de arbeid vervangen door een bevrijding uit de arbeid.
Deze optie van Gorz wordt in het uittreksel van Johan bekriti­seerd met: " daarom is bevrijding van de arbeid (bedoeld wordt neem ik aan uit de arbeid) in absolute zin een illusie. Arbeid kan bovendien ook vervulling en vreugde zijn". En bij Ton: "Volgens C is juist overleven de zin van het bestaan, terwijl bij Gorz het opkomen voor het eigen bestaan, geld verdienen telt als verslaving, het tegendeel van autonomie".
Deze kritiek op Goprz komen we ook tegen in het boek van van Berkel. Het grote voordeel van dit boek is, dat een poging wordt ondernomen een onderling verband te analyseren tussen:
1. het arbeidsbegrip. Dit wordt geanalyseerd adhv de begrippen van Gorz en een kritiek erop.
2. Het functioneren van sociale systemen. Dit gebeurt adhv de structuratieteorie (er is geen dualiteit tussen systeem en indidvidu maar een dualiteit binnen sociale systemen). De vakbeweging is ook een sociaal systeem.
3. De positie van uitkeringsgerechtigden en werkenden in de maatschappij en hun relaties met belangenorganisaties en vakbonden.
Je opvattingen van het begrip arbeid hebben kort gezegd gevol­gen voor het sociale systeem (werklozen bevestigen door voort­durend te solliciteren het baanstelsel). Ook in de vakbeweging hebben opvattingen over arbeid gevolgen voor de organisatie­structuur van de organisatie (hoeveel zeggenschap geef je aan welke groepen) en voor het beleid dat gevoerd wordt. (Wat breng je aan eisen in bij welke onderhandelaars).
Het nauwe verband tussen die drie dingen wordt in het boek onderzocht adhv de methode van het exemplarisch handelingson­derzoek. Daarbij zijn onderzochte en onderzoeker gelijkwaar­dig, en hebben zij beiden zowel invloed op het onderzoekspro­ces als op het beleid van de organisatie van de onderzochten. (ic de vakbonden). Doelstelling is het zichtbaar maken en ter discussie stellen van routinematige zingeving. (handelingen van individuen hebben onbedoelde gevolgen en de doelstellingen zijn vaak niet bewust).Door het leggen van verbanden tussen de drie bovengenoemde punten ontstaan mogelijkheden voor concrete veranderingen.
Enerzijds blijft de analyse filosofisch, zoals Coolsaet en Zwart doen, anderzijds wordt dit verbonden met het concrete handelen van mensen.

woensdag 24 april 1996

Werkconferentie over de problematiek van minima en armoede in Amsterdam

Werkconferentie over de problematiek van minima en armoede in Amsterdam d.d. 24 april 1996 in het stadhuis van Amsterdam.

Aanvullingen op de verslagen die zijn gemaakt en gepubliceerd in het rapport 'Amsterdamse Cahiers' onder red. van Els de Boer en Jeroen Slot.

De toespraak van E. J. Goosen, wnd directeur Crediam is niet goed verslagen. Hij somde de diverse knelpunten mooi op die in de schuldhulpverlening zitten, maar daarvan kwam weinig terug in het verslag. Er is een cie afstemmingsoverleg, die een signaleringsfunctie heeft. De verschillende organisaties die zich met schuldhulpverlening bezig houden zitten op eilanden, de communikatie tussen de organisaties moet beter worden. De cie afstemmingsoverleg zal voortgangsrapportages maken. Daarin staan bevindingen met aanbevelingen. De uitvoering van het noodfonds gaat naar de kredietbank. Er is ook nog een schuldhulpfonds. Gemiddeld wordt er 2300,- aam krediet verstrekt in totaal 2,3 miljoen. De voorwaarden om voor zo'n schuldhulpfonds in aanmerking te komen zijn onvoldoende bekend. Er zijn vele andere knelpunten.
1. Er is geen geintegreerde schuldhulpverlening. De verschillende organisaties werken langs elkaar heen.
2. Er is een diversiteit van normen bv bij het vaststellen van de aflossingscapaciteit bij de verschillende instanties. De Kredietbank gaat uit van 94% van het minimum. Alles wat daarboven zit kan gebruikt worden voor schuldaflossing. Er zijn ook normen vatsgelegd door het overleg van crediteuren en volkskredietbanken. Daar is een soort gedragscode uitgerold De crediteuren spelen de verschillende organisaties die zich met schuldhulpverlening bezig houden tegen elkaar uit. De gedragscode schuldenregeling zou bij alle organisaties van toepassing moeten zijn.
3. het komen en gaan van commerciele bemiddelingsbureau's is ook een belangrijk knelpunt. (zie de juwelier op de Albert Cuypmarkt). Bureau's die zich rechtstreeks tot de clienten wenden zijn over het algemeen onbetrouwbaar. Vaak worden er hoge bedragen voor de bemiddeling gevraagd. Deze gevallen zijn aangemeld bij de Economische Controle Dienst (ECD)
Er zijn ook commerciele bureau's die iets betrouwbaarder zijn (?) en die zich op de bestaande instellingen richten. Zij hebben een soort bemiddelingsrol. Ten aanzien van deze bureau's wil het afstemmingsoverleg geen kwalitatief oordeel uitspreken.
4. Een volgende knelpunt is het wel of niet adequate inkomensbeheer. Er zijn veel organisaties, maar veel mensen komen niet voor bemiddeling in aanmerking. Sommigen werken met een budgetregeling, anderen met een zakgeldregeling en weer anderen met een doorbetalingsregeling. Dit zijn primair taken die door een gemeentelijke instelling uitgevoerd zouden moeten worden.
De cie afstemmingsoverleg wil:
- trajecten met integrale schuldhulpverlening op poten zetten.
- De bekendheid van het schuldhulpfonds moet groter worden.
-inkomensbeheer moet voor iedereen toegankelijk worden. Ook kijken naar participatie en nut. De cie afstemmingsoverleg heeft een verzoek gericht aan de gemeente om tot een stedelijk bureau voor schuldhulpverlening te komen.


verslag diskussie in de werkgroep uitsluiting activering en maatschappelijke participatie

Officiele verslag gemaakt door jens Roep

Er is een sector maatschappelijke opvang en zorg van de afdeling MGZ. (Kan inmiddels veranderd zijn met de reorganisaties van MGZ). Deze afdeling houdt zich bezig met de "uitvallers"
Er is opvang voor vrouwen in onhoudbare gezinssituaties, opvang van psychiatrische patienten en van daklozen. Door de gemeente wordt 23 miljoen uitgegeven voor maatschappelijke opvang van deze groepen. maar een groot gedeelte van de opvang wordt gefinancierd door de AWBZ en de psychiatrie. Er is een overlap tussen maatschappelijke opvang en psychiatrie. Tussen de 2 en de 50% van de daklozen heeft psychische problemen. De aantallen daklozen in Amsterdam is onbekend. Er zijn wel steeds schattingen. In de loop van een jaar komen er vele duizenden daklozen aanwaaien en verdwijnen weer. Er zijn op zeker moment 2000 verschillende mannen in de opvangcentra. Het zijn vele nationaliteiten, het is een mondiaal probleem. Iedere nacht slapen 250 mensen buiten. Er zijn 160 plaatsen in het passantencircuit en 1000 (2000?) plaatsen in de sociale pensions. Daarnaast is er een uitgebreid circuit van begeleid wonen. Voor de vrouwenopvang zijn 300 plaatsen beschikbaar terwijl het aantal aanmeldingen vorig jaar 3800 was. Daarvan zijn er 1400 gehonoreerd. De helft is afgewezen omdat er geen plaats is. Die zijn elders ondergebracht (?)
2000 mensen per jaar worden opgenomen in de psychiatrie waarvan de helft meerdere opnamen heeft. Er zijn ook veel mensen die met strafontslag uit de gevangenis worden gestuurd. Dit is een grote groep potentiele daklozen.
Vervolgens doet zich de vraag voor, hoe dakloosheid en psychiatrische problemen kunnen worden voorkomen door de overheid.
Er zijn drie nivoos.
1. de primaire preventie. Hoe kun je als overheid voorwaarden creeeren dat de problemen niet ontstaan. Goed onderwijs/betaalbare woningen inkomenspolitiek. Het effect van deze maatregelen is niet te meten.
2. Secondaire preventie. Risicogroepen via een gerichte aanpak benaderen en maatregelen nemen dat ze niet uit de boot vallen.
3. tertiaire preventie. Zosnel mogelijk mensen laten terugkeren in de hoofdstroom van de samenleving en voorkomen dat het nog erger wordt. De literatuur over dit onderwerp belicht twee kanten, nl het persoonlijk onvermogen van de betrokkene en de strukturele en maatschappelijke redenen. Beide moeten bij een preventief beleid aan de orde komen.
Wethouder van der Geissen zal in dit verband een actieplan preventie produceren waarbij vooral de problematiek van dak-en thuislozen en vrouwen aan de orde zal komen. We moeten niet alleen denken aan het creeeren van voorzieningen, we moeten het breder zien, verhuurders van woningen en stedelijke diensten moeten op hun beleid worden aangesproken. Binnenkort komt de nota uit.
Er zijn dus drie belangrijke dingen:
1) huisvesting 2) inkomenspositie 3) samenhang in het circuit van de hulpverlening. Hierbij kan een les worden getrokken uit het incident in de Vrolikstraat.
Daarover wordt in de werkgroep uitgebreid gediskussieerd.
Er is eigenlijk in de stad een enorme hulpverleningsdichtheid, maar de mensen werken langs elkaar heen, wat ook al bij de schuldhulpverlening ter sprake kwam. De dader was al diverse malen door buurtbewoners bij diverse instellingen gesignaleerd, maar die deden niets. Eigelijk bestond er een systeem van gespreide verantwoordelijkheid, waardoor niemand zich verantwoordelijk voelde. De verschillende instellingen zijn er alleen maar op gespitst, hun terrein af te bakenen. Er was in dit geval een te late en en een te weinig op elkaar afgestemde interventie.
Een van de discussianten haalt het verhaal van Jos van der Lans aan - het nieuwe paternalisme. Die kant moeten we op. We moeten voorkomen, dat mensen uit hun huis gezet worden. Er moet voor de diverse instellingen een draaiboek komen hoe om te gaan met huurschulden. Netwerkbenadering met alle instellingen van belang. Proberen alle signalen op een plek te krijgen=op elkaar afgestemde hulpverlening. De vrouwenhulpverlening moet beter worden aangepakt. Daders plus weerbaarheidstraining. Meer crisisachtige voorzieningen = passantenvoorzieningen. Snel en kort en intensief intervenieren. Risicogroepen vroegtijdig opsporen en een op elkaar afgestemnde aanpak. In het Westerpark is een netwerk burenoverlast. Vroegtijdige interventie/ uitval voorkomen en integratie bevorderen. Er worden 1100 mensen per jaar uit hun huis gezet.


P vd Lende

woensdag 10 april 1996

Gesprek van Komitee Amsterdam tegen Verarming met Cees Huls­man, gemeenteraadslid voor Groen Links, 10-04-1996 op het stadhuis

Wij stellen de vraag, of het waar is dat op de voorzieningen in de buurten zoals het sociaal-cultureel werk, de buurthuizen en de wijkopbouworganen in het nabije verleden drastisch bezuinigd is en of wij op de minimaconferentie aan de orde kunnen stellen, dat dit teruggedraaid moet worden, omdat de voorzieningen niet op peil blijven.

Cees antwoordt, dat de bevoegdheden van de centrale gemeente voor de uitgaven ten behoeve van welzijnsinstellingen tot nul zijn teruggebracht. Bij de instelling van de stadsdeelraden is destijds een eenmalig bedrag vastgesteld. Later is nog een poging gedaan, vast te stellen of dit bedrag wel juist was, door een poging te doen, de uitgaven van de stadsdeelraden te vergelijken met de uitgaven voor dit beleidsonderdeel bij zelfstandige gemeenten. Dit was moeilijk, omdat zelfstandige gemeenten meer zelfstandige taken hebben. Maar je kunt toch zeggen, dat gepoogd is, de verschillende taken zodanig uit te splitsen, dat een vergelijkbaar beeld ontstond. Het ging bij deze discussie overigens niet zozeer om het totale bedrag dat van de centrale gemeente komt, maar om de verdeling tussen de stadsdelen. Daarvoor zijn toen criteria bedacht. Er wonen zoveel allochtonen, zoveel minima, zoveel werklozen, zoveel ouderen, en daar zijn die en die voorzieningen voor nodig. Op basis van die criteria is een sleutel bedacht voor de verde­ling over de stadsdelen. Dat was in totaal dus niet een lager bedrag dan de gemeente uitgaf. Maar, zeiden de stadsdelen, jullie geven ons schoolgebouwen en zwembaden met achterstallig onderhoud, daar moet geld bij. Toen is het bedrag tijdelijk verhoogd met wat wel genoemd werd de "Etty-gelden".

Er is eigenlijk vanuit de centrale stad niet rechtstreeks op welzijnsvoorzieningen bezuinigd wat het bedrag betreft, maar er is op twee andere fronten wel fors bezuinigd:
1. Tijdens het proces van decentralisatie zijn de bijdrage van de gemeente aan het onderwijs boven de rijksgelden die in totaal 80 miljoen bedroegen, drastisch teruggeschroefd. Er is 60 miljoen vanaf gegaan. De bijdrage is nu dus 20 miljoen. Het argument daarvoor was, dat het de bedoeling was, dat met die gelden iets extra's gedaan werd, naast het gewone schoolpro­gramma, maar dat gebeurde nauwelijks, de scholen beschouwden het gewoon als een vaste inkomstenbron naast alle andere voor het reguliere schoolprogramma. De bestuurders vroegen zich af wat dan het effect van zo'n bijdrage zou zijn naast de gigan­tische rijksbijdragen die misschien wel in de miljarden loopt. In dit opzicht hebben de stadsdelen dus een bezuinigingstaak opgelegd gekregen. Maar ze waren/zijn vrij, om die bezuinigin­gen naar eigen goeddunken uit te voeren. Ze hoeven niet perse op onderwijs te bezuinigen. Sommige stadsdelen hebben de bezuinigingen gevonden door efficiency en effectiviteitsmaat­regelen. Andere stadsdelen zijn in diverse posten gaan snij­den: welzijnsvoorzieningen, straten, onderwijs.
2. Het decentralisatieproces naar de stadsdelen toe was ook een gigantische bezuinigingsoperatie op het ambtenarenapparaat naar de stadsdelen toe in de apparaatssfeer. Ook hier was het probleem, dat als de stadsdelen er niet in slaagden, te bezui­nigen op het apparaat, dat het dan bijvoorbeeld uit de vuil­nisophaal moest komen.
In het begin wilden de stadsdelen de buurtbewoners niet voor het hoofd stoten en is er relatief weinig bezuinigd op wel­zijnsvoorzieningen. Zo zijn er in het begin bijvoorbeeld kinderopvangvoorzieningen gerealiseerd. later werd dit minder omdat er bezuinigingstaakstellingen op de stadsdelen afkwamen. Een derde van het totale budget van de gemeente gaat naar de stadsdelen, dus als de gemeente een bezuinigingstaak­stelling vaststelt, moeten de stadsdelen die ook voor een derde dragen. In sommige stadsdelen is dus wel bezuinigd op sociaal-cultu­reel werk, in andere weer niet.
3. De stadsdelen zijn ook verantwoordelijk voor het maatschap­pelijk werk. Er is daar niet echt bezuinigd, maar aan de andere kant zijn allerlei noodzakelijke uitbreidingen ook niet uitgevoerd. Sommige stadsdelen zijn erin geslaagd de kwaliteit van de dienstverlening toch te verbeteren, door bijvoorbeeld ouderenzorg, maatschappelijk werk, sociaal raadslieden etc. onder te brengen in een voorziening. Dan kun je besparen op de overheadkosten, omdat al die clubs niet volledig zelfstandig zijn maar bij elkaar in een gebouw zitten.

Groen Links gaat een armoedenota uitbrengen, waarin wordt gevraagd, het maatschappelijk werk weer op peil te brengen. Het maatschappelijk werk, dus de stadsdelen, hebben een be­langrijke taak in de budgettering en de schuldhulpverlening, waarbij contracten zijn afgesloten met Crediam, dat zij de onderhandelingen met de schuldeisers doen, en het maatschappe­lijk werk de verdere hulpverlening, in samenwerking met het STIB.

Wij stellen de vraag, of niet kan worden gezegd, dat allerlei grootschalige projekten, zoals de Noord-Zuid lijn van de metro betekenen, dat er minder geld is voor de minima, of dat de gemeentelijke lasten omhoog moeten. Uit de nota "Amsterdam naar 2000" dat de basis was voor de onderhandelingen over de VINEX-akkoorden bleek, dat de financieringsstruktuur voor die grote projecten gebrekkig was, en dat er bezuinigd moest worden in de reguliere begroting om alles rond te krijgen. Naast de grote rijksbijdragen werd immers ook een substantiële bijdrage van de gemeente Amsterdam gevraagd. Er is, luidt dan de conclusie, geen geld voor de minima, er komen nieuwe bezui­nigingen op ons af.
Cees is het niet eens met deze redenering. Bij de planning van de aanleg van Nieuw-Oost is een afweging gemaakt van de kosten en baten. Dit project wordt geheel gefinancierd uit de verkoop van de kabel. De woningbouwverenigingen waren aandeelhouder van de kabel, en zij gebruiken het geld om te bouwen in Nieuw Oost. Dit heeft verschillende voordelen. Er ontstaat een wijk, waar mensen willen wonen, die anders zouden wegtrekken uit de stad. Deze rijkeren kunnen ook een bijdrage leveren aan de gemeentefinanciën, en bovendien is het zo, dat daardoor het inwonertal van de gemeente weer wat groter wordt en dus de bijdrage uit het gemeentefonds. Zo is een afweging gemaakt van wat levert het op en wat kost het. Er zijn nog andere voorde­len. Als de mensen die in Amsterdam werken hier ook blijven wonen, heeft dat consequenties voor de reisafstanden, het gebruik van de auto. Mensen wonen dan niet buiten de stad.
Wat betreft de Noord-Zuid lijn wordt een 5 procentsbijdrage gevraagd van de gemeente Amsterdam. Dat betekent op een begro­ting van een miljard ongeveer 50 miljoen. Daarvoor is in de gemeentebegroting wel ruimte te vinden door geld te lenen, waarbij je aan rente en aflossing jaarlijks 6 of 7 miljoen moet betalen, gespreid over een groot aantal jaren. Je kunt op dit moment zeggen, dat door de drastische bezuinigingen met name op het ambtenarenapparaat, die hiervoor werden genoemd, de gemeente aardig financieel rond komt en dat er voor nieuw beleid jaarlijks toch wel zo'n 10 tot 20 miljoen beschikbaar komt, het ene jaar wat meer, het andere jaar wat minder.

Wij brengen naar voren, dat de rijksbijdrage aan het gemeente­fonds toch drastisch wordt teruggeschroefd. Ook dit heeft volgens Cees voor Amsterdam weinig consequenties, want er vindt tegelijkertijd een verschuiving in de verdeling van de gelden plaats, waardoor Amsterdam veel meer geld krijgt en andere gemeenten minder, zoals Amstelveen. Het rijk zegt, als jullie die bezuinigingen willen opvangen, dan moeten jullie de onroerend goed belasting maar verhogen op de duurdere huizen van de mensen met hogere inkomens.

Wij zeggen dat dan hierop doorredenerend onze bijdrage aan het minimadebat niet zou moeten zijn, er wordt ontzettend veel bezuinigd, er is nergens geld voor, alles wordt minder, we zijn tegen al die bezuinigingen, maar er is nu ruimte in de gemeentelijke begroting voor een anti-armoedebeleid, Amsterdam doe er wat mee. Cees is het daarmee eens. We moeten erop letten dat we niet links gepasseerd worden door De Grave. Die heeft al gezegd, dat er meer mogelijkheden komen voor kwijt­schelding van gemeentelijke heffingen. Groen Links is ten eerste voorstander van een daluren kaart op de tram, die je kunt kopen met de stadspas. Dan zou je pas wat aan die pas heb­ben. Bovendien zou de maatregel kunnen worden genomen, dat mensen in de bijstand automatisch kwijtschelding krijgen van gemeentelijke heffingen.
Verder zouden wij op de conferentie aan de orde kunnen stel­len: de stadsdelen moeten voor goede voorzieningen zorgen, en voor een goede schuldhulpverlening. Loopt dat wel goed? We zouden kritiek daarop naar voren kunnen brengen en daarmee de relatie stadsdelen-centrale stad, of er wel genoeg geld voor komt. Bovendien wat die voorzieningen op bijvoorbeeld sociaal-cultureel terrein betreft: de gemeentelijke sociale dienst en de wethouder zitten op de lijn van de sociale activering mensen moeten gestimuleerd worden om betaald dan wel onbetaald werk te doen, cursussen te volgen, etc. Wat je daar verder ook van vindt, zijn er in de buurten wel genoeg voorzieningen, om voor en door al die mensen activiteiten op touw te zetten? Over dit thema gaat Matrix binnenkort een conferentie organi­seren.

Wij stellen de vrijstelling van de sollicitatieplicht en de onkostenvergoedingen voor vrijwilligers aan de orde. De ge­meen­teraad heeft uitdrukkelijk vastgesteld, dat deze vergoe­dingen voor veel vrijwilligers zoals langdurig werklozen moeten gelden, dit is door het CDA en Groen Links in de dis­cussie aan de orde gesteld, maar niet verder in de officiële stukken vastgelegd; het mag dus niet alleen gelden voor vrij­willigers, die dit werk doen in het kader van een traject dat toeleidt naar de arbeidsmarkt. Als dit door de sociale dienst te eng wordt geïnterpreteerd zouden we dit in de vorm van een raads­adres aan de orde kunnen stellen. Dan volgt er een dis­cussie over in de gemeenteraad.

We stellen aan de orde, dat vergoeding van duurzame gebruiks­goederen uit de bijzondere bijstand nu niet mogelijk is, Cees vraagt, of wij dan een vergoeding willen of leenbijstand, waarvoor geen rente hoeft te worden betaald. Wij zeggen, dat bijvoorbeeld iemand op een minimum wier wasmachine na 5 jaar versleten is, een vergoeding moet krijgen uit de bijzondere bijstand om een nieuwe aan te schaffen. We discussiëren verder over het declaratiefonds, zoals dat in Dordrecht is ingevoerd. Zien wij iets in een dergelijk fonds voor vergoeding van kosten van het maatschap­pelijk verkeer ten bedrage van 100 tot 200 gulden per jaar bijvoor­beeld naast de stadspas? Wij wel.

Verder onderzoekt Groen Links of er categoriale toepassingen van de bijzondere bijstand mogelijk zijn, dat mag nu, Groen Links denkt aan ouders met middelbare scholieren. Weten wij nog andere groepen?
Een maatregel, om mensen die langer dan een bepaalde periode in de bijstand zitten categoriaal een extra bijdrage te geven wordt niet overwo­gen. Ine zegt, dat de balansuitkering in Rotterdam ook mislukt is, omdat de criteria zo streng waren, dat slechts drie mensen ervoor in aanmerking kwamen.
Wel overweegt Groen Links om de draagkrachtberekeningen voor de bijzondere bijstand aan de orde te stellen, en dan bijvoor­beeld dit voor mensen die langer in de bijstand zitten soepe­ler uit te voeren. Of bijvoorbeeld ook voor mensen, die iets boven het minimum zitten. Dit verlaagt de armoedeval.

We discussiëren verder over de koudetoeslag. Cees zegt, dat daarover pas iets aan het eind van het jaar bekend is, als de rekeningen van het energiebedrijf komen. Wij zeggen, dat die rekeningen bij iedereen op een verschillend moment komen. Het hangt er maar vanaf, wanneer je in de woning bent gekomen, de datum waarop het energiebedrijf begint te tellen met 12 ter­mijnen. Dat is bij iedereen verschillend en niet altijd aan het einde van het jaar, er zijn nu al mensen die hoge rekenin­gen krijgen. Cees zegt, dat hij graag voorbeelden van rekenin­gen van mensen zou zien, er zijn wel allerlei gemiddelden en schattingen daarvan gemaakt, maar concrete voorbeelden zijn belangrijk.

In de MUG heeft een artikel gestaan over het Dordrechtse model bij tandartskosten. Cees overweegt, dit in Amsterdam ook voor te stellen.

Natuurlijk komt de bijverdienregeling weer aan de orde. Wij hebben daarover gezegd, dat men bij de helpdesk nABW ook ten aan­zien van de categoriale groepen, dus bijstandsvrouwen met kinderen jonger dan 12 jaar, en gedeeltelijk arbeidsongeschik­ten zegt, dat het individueel beoordeeld wordt, en dat er geen generieke regeling is waarop je een beroep kunt doen. Cees is het met deze regeling eigenlijk helemaal niet eens, maar als hij er toch is, moet het uitdrukkelijk alleen beoordeeld worden ten aanzien van: is iemand wel geheel of gedeeltelijk arbeidsongeschikt, en heeft een bijstandsvrouw wel zoveel zorgen aan de kinderen, dat ze er niet volledig bij kan wer­ken. Als het antwoord ja luidt, moet de premieregeling zonder meer worden toegepast. Als dit toch niet zo is, zouden we dit in de vorm van een raadsadres aan de orde kunnen stellen.
Het is een beetje mistig, omdat Bea Erik in de gemeenteraad op de valreep van de discussie nog een motie heeft ingediend, waarbij de bijverdienregeling werd uitgebreid voor bijstands­vrouwen met kinderen tot 12 jaar, indien de kinderen veel verzorging vergen. Komt dat eigenlijk wel in de verordening? Verder punten zijn de uitkering aan jongeren, die omhoog moeten, de verhuiskostenregeling voor ouderen.

Wij stellen aan de orde, dat er moeilijkheden zijn met de verhuiskostenvergoeding voor gehandicapten, in het kader van de WVG, die verhuizen van een niet- aangepaste woning naar een aangepaste. Deze verhuiskosten worden soms niet vergoed, omdat men het geen vergoeding vindt voor ergonomische aanpassingen in het huis. De verhuiskosten vallen daarbuiten. Cees zal de aansluiting van bijzondere bijstand en WVG op dit punt nader onderzoeken.
Tenslotte: de kwijtscheldingsnorm moet naar 100% en dit zal ook wel gebeuren.
Wij brengen nog naar voren, dat we een wetenschappelijk onder­zoek willen naar de omvang van de armoede in Amsterdam. Cees zegt, dat dit ook door de SP aan de orde is gesteld, en dat dit ook uitstekend past binnen de armoedenota van Melkert, omdat daar wordt geconstateerd, dat er over de armoede veel onbekend is.


PvdL 10-04-1996